ECLI:NL:RBNNE:2015:866

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2015
Publicatiedatum
27 februari 2015
Zaaknummer
18.082322-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting door verdachte wegens gebrek aan oogmerk tot wederrechtelijke bevoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting, zoals bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn verplichtingen uit verschillende overeenkomsten niet is nagekomen, wat voortkwam uit een slechte financiële situatie. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte vanaf het begin het oogmerk had om de overeenkomsten niet na te komen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte als ondernemer verkeerde keuzes had gemaakt en te lang had gehoopt op een goede afloop. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van oplichting, en de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging.

De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2015, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. J.D. Nijenhuis. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs. De officier van justitie had veroordeling geëist, maar de rechtbank oordeelde dat het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling niet kon worden vastgesteld. De benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, werden niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen werd geacht.

De rechtbank heeft in haar uitspraak benadrukt dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor oplichting, omdat er geen bewijs was voor het vereiste oogmerk. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat zij hun vorderingen alleen bij de burgerlijke rechter kunnen indienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.H.M. Dölle als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/082322-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2015.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. J.D. Nijenhuis, advocaat te Leeuwarden, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 16 augustus 2011 tot en met 19 juni 2013 te [pleegplaats],
in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of listige kunstgrepen en/of samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen en bedrijven, althans een ander(en) heeft bewogen tot het afgeven en/of verhuren van goederen en/of het verlenen van diensten,
waarbij verdachte zich (telkens) valselijk, listig en in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een betalende klant en/of huurder en/of de indruk gewekt dat hij in staat was de overeenkomst te voldoen en/of de rekeningen te betalen, waardoor de hierna te noemen personen en/of bedrijven werden bewogen tot het afgeven en/of verhuren van genoemde goederen en/of verlenen van diensten, immers heeft verdachte met voormeld oogmerk de volgende diensten en goederen gekocht/gehuurd:
- in of omstreeks de periode 16 augustus 2011 tot en met 25 augustus 2011, bij [autobedrijf], meerdere reparaties aan een Volkswagen Transporter ([kenteken]), terwijl de verschuldigde reparatiekosten (€ 465,89) niet zijn voldaan;
- in de periode van 19 augustus 2011 tot en met 15 juli 2012 bij [drankenhandel], meermalen frisdrank en bier, althans goederen, gekocht, terwijl een groot deel van de verschuldigde rekeningen (€ 519,92) niet is voldaan;
- in de periode van 15 juli 2011 tot en met 19 juni 2013, van [benadeelde partij 1], een loods (aan [adres 1]) gehuurd, terwijl een groot deel van de verschuldigde huursom (€ 5.236,00) niet is voldaan;
- in de periode 8 juni 2012 tot en met 23 mei 2013, van [benadeelde partij 2], een deel van een loods (aan [adres 2]), terwijl een groot deel van de huursom (ongeveer € 5.000,00) niet is voldaan;
- in de periode van 2 februari 2012 tot en met 26 maart 2013, van [benadeelde partij 3], een bedrijfspand en een woning (aan [adres 3]) gehuurd, terwijl een groot deel van de verschuldigde huursom (€ 6.513,93) niet is voldaan.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 5.402,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 2.955,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.

Bewijsoverweging

Aan verdachte is kort gezegd oplichting, als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, van vijf bedrijven/personen ten laste gelegd.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling voor dit feit gevorderd.
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zich niet alleen in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een bonafide koper en huurder, maar dat de gedragingen van verdachte meer omvatten dan dat, zodat een veroordeling voor het ten laste gelegde kan volgen. De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3144).
Standpunt verdediging
De raadsman heeft gemotiveerd vrijspraak bepleit, nu niet vastgesteld kan worden dat verdachte het oogmerk had om zich zonder volledige betaling de beschikking te verzekeren over de ten laste gelegde goederen en/of diensten
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Er is sprake van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht - voor zover hier van belang - wanneer iemand met het oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen een ander beweegt tot afgifte van enig goed of het verlenen van een dienst door het aannemen van een valse naam, door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels.
Verdachte heeft met de in de tenlastelegging genoemde bedrijven en personen overeenkomsten gesloten tot het uitvoeren van reparaties aan een Volkswagen Transporter, het kopen van frisdrank en bier en het huren van loodsen, een bedrijfspand en een woning.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn deel van de overeenkomsten, de betaling, steeds niet volledig is nagekomen, hetgeen een gevolg lijkt te zijn van een slechte financiële positie.
Daarmee staat echter niet vast dat verdachte van meet af aan van plan was (juridisch geformuleerd: het oogmerk had) de overeenkomsten niet na te komen, zoals de officier van justitie heeft betoogd. Hooguit kan gezegd worden dat verdachte als ondernemer verkeerde keuzes heeft gemaakt en te lang bleef vertrouwen op een goede afloop. Het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling op het moment van het aangaan van de overeenkomsten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet uit de bewijsmiddelen volgen. Dat verdachte er - achteraf bezien – wellicht beter aan had gedaan deze overeenkomsten niet te sluiten kan niet leiden tot het oordeel dat hij aangevers heeft opgelicht.
Van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, zodat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.

Benadeelde partijen

[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van de voorgeschreven formulieren bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kunnen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2015.
Mr. de Wit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Sikkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
de Vries-Haitsma
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/082322-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 30 januari 2015
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. W.S. Sikkema en mr. M.B. de Wit, rechters, en
mr. E. de Vries-Haitsma, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. J.F. Severs.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, genaamd:

[verdachte]

geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
is niet ter terechtzitting verschenen.
De ter terechtzitting aanwezige raadsman van verdachte, mr. J.D. Nijenhuis, advocaat te Leeuwarden, verklaart uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank laat de advocaat tot de verdediging toe, zodat de zaak op tegenspraak wordt behandeld.
Ter terechtzitting zijn tevens verschenen de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1].
……
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 13 februari 2015 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.