ECLI:NL:RBNNE:2015:924

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
18.920049-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezen geachte mishandelingen en bedreigingen in het kader van een vechtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn ex-partner, [slachtoffer 1], heeft mishandeld op twee verschillende momenten en haar ouders heeft bedreigd. De feiten vonden plaats in het kader van een vechtscheiding, wat de context van de zaak beïnvloedde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging van belaging, omdat de bewezen geachte feiten niet als stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] konden worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een aantal gevallen niet correct had gedragen, maar dat deze incidenten niet voldoende waren om te spreken van belaging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 90 uren werkstraf, zonder voorwaardelijke straf, om de omgangsregeling met zijn kinderen niet te belemmeren. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat de rechtbank de feiten waarop deze vorderingen waren gebaseerd niet bewezen achtte. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandelingen en bedreigingen, vooral gezien de aanwezigheid van kinderen tijdens de incidenten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920049-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 10 februari 2015.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J. Peters, advocaat te Amersfoort.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2013 tot en met 23 oktober 2013 te [pleegplaats 1], gemeente Tynaarlo, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- zich niet aan het gebiedsverbod, opgelegd door de rechtbank Assen d.d. 19 september 2013, gehouden en/of
- meermalen, sms berichten (met beledigende en bedreigende teksten) aan die [slachtoffer 1] gezonden en/of
- meermalen (beledigende en/of bedreigende) berichten over die [slachtoffer 1] en/of een of meer perso(o)n(en) uit haar omgeving op Facebook, althans op sociale media, geplaatst en/of
- de woning van de ouders van die [slachtoffer 1] bezocht en/of - (via sociale media) contact gezocht met een of meer perso(o)n(en) uit de omgeving van die [slachtoffer 1];
2. hij op of omstreeks 17 oktober 2013 in de [pleegplaats 2], gemeente Tynaarlo, opzettelijk en wederrechtelijk een motorvoertuig ([kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3. hij op of omstreeks 18 december 2013 in de gemeente Hoogeveen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4. hij op of omstreeks 27 januari 2014 te [pleegplaats 2], gemeente Tynaarlo, (een) perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woning van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] bezocht en (vervolgens) een papier met de woorden "Hoor ik niets van jullie dan zullen jullie mijn kinderen niet zien opgroeien....", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, in de brievenbus gedaan, althans bij de woning achter gelaten;
5. hij op of omstreeks 26 augustus 2013 te [pleegplaats 1], gemeente Tynaarlo, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), in de arm(en) heeft geknepen en/of met kracht, zijn been tegen het been van die [slachtoffer 1] heeft gezet/gedrukt en/of die [slachtoffer 1] met kracht heeft vastgepakt en/of tegen een muur/schutting heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. Schuth acht hetgeen onder 1, 3, 4 en 5 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
180 uren werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis;
 122 122 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
 122 afwijzing van de vordering benadeelde partij [slachtoffer 2];
 122 toewijzing van de vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van 5282,46 euro met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte van het onder 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat het wettige bewijs dat verdachte de ruit van de auto van [slachtoffer 2] heeft vernield, ontbreekt.
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de in de tenlastelegging genoemde voorvallen niet kunnen leiden tot een veroordeling ter zake belaging.
De bezoeken aan de woning waarin [slachtoffer 1] verbleef waren in het kader van een omgangsregeling dan wel om persoonlijke spullen uit de woning te halen. Die bezoeken droegen niet het karakter van dwang of vrees aanjagen.
Aangaande de verstuurde sms-berichten heeft de raadsman opgemerkt dat deze moeten worden gezien als een uiting van frustraties gedurende anderhalf uur op 1 avond.
In feite geldt dat ook voor de plaatsing van een bericht op Facebook waarvan verdachte uiteindelijk in zag dat hij te ver was gegaan en dat bericht na twee uren heeft verwijderd.
Het bezoek aan de ouders van [slachtoffer 1] had de intentie om met hen over de vastgelopen omgangsregeling te spreken. Verdachte was niet op de hoogte dat [slachtoffer 1] daar eveneens was.
Over hetgeen bij het laatst vermelde gedachtestreepje is vermeld heeft verdachte aangegeven dat de personen die hij heeft benaderd om over de ontstane situatie te spreken gezamenlijke vrienden betroffen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De in de tenlastelegging genoemde voorvallen die aan de verweten belaging ten grondslag liggen kunnen als geheel bezien in beginsel worden opgevat als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1]. Anderzijds moeten de voorvallen worden bezien in een context waarbij twee partijen uit elkaar gaan en waarbij sprake is van strijd op bijna elk punt die het verbreken van een relatie met zich mee brengt. Debet daaraan is mede de gebrekkige communicatie tussen verdachte en [slachtoffer 1].
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier voldoende dat verdachte zich een aantal malen niet correct heeft gedragen richting [slachtoffer 1]. Met name het versturen van de sms-berichten kunnen worden opgevat als een ongeoorloofde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1].
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de verweten voorvallen dusdanig incidenteel zijn geweest dat niet gesproken kan worden van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1]. De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde feit.

Bespreking van de tenlastegelegde feiten 3, 4 en 5.

De verdediging heeft van deze feiten vrijspraak bepleit en heeft daarbij aangevoerd dat de juistheid van de verklaringen van aangevers en getuigen in twijfel moet worden getrokken.
Met betrekking tot de verweten bedreiging heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet de intentie had de grootouders van zijn kinderen te bedreigen doch dat hij die brief alleen heeft geschreven in een laatste poging de ontstane situatie waarin hij zijn kinderen gedurende een jaar niet mocht zien, te doorbreken.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar standpunten en komt tot het oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de onder 3, 4 en 5 verweten feiten heeft begaan. De rechtbank grondt haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
Feit 3.
- een proces-verbaal van aangifte [1] d.d. 18 december 2013 rond 16.00 uur, inhoudende
-zakelijk weergegeven- de verklaring van [slachtoffer 1].
Op woensdag 18 december 2013, te 14.00 uur hadden wij een afspraak bij de [omgangshuis], te [plaats]. Ik zou daar heen gaan met [kind 1] en [kind 2] zodat [verdachte] daar de kinderen kon zien. Doordat [kind 1] griep had, heb ik in overleg, besloten om [kind 1] thuis te houden en met [kind 2] naar [omgangshuis] te gaan.
Op het moment dat ik ga zitten en mijzelf de gordel om doe, hoorde ik dat de deur van de auto werd opengetrokken.
Doordat ik [kind 2] vast had, kon [verdachte] niet bij de gordelsluiter komen van [kind 2]. Vervolgens zag ik dat [verdachte] met zijn rechtervuist in de richting van mijn gezicht kwam. Doordat ik dit zag aankomen heb ik geprobeerd mijn gezicht af te wenden. Ik voelde vervolgens dat [verdachte] mij met zijn vuist raakte op mijn linker wang ter hoogte van mijn jukbeen.
Opmerking verbalisant:
Ten tijde van het opnemen van de aangifte, zag ik dat de linkerwang, ter hoogte van het jukbeen roodgekleurd was. De linkerzijde was donkerder van kleur dan de rechterzijde. De linkerzijde ter hoogte van de jukbeen was iets meer opgezet dan de rechterzijde.
- een proces-verbaal van bevindingen [2] d.d. 31 januari 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de bevindingen van [verbalisant].
Op 31 januari 2014 heb ik gebeld met [persoon] van [omgangshuis], zij was aanwezig geweest bij het voorval van 18 december 2013.
Ik hoorde haar het volgende vertellen:
“De vrouw en haar zoon hadden een afspraak bij [omgangshuis], zodat vader zijn zoon kon zien. Vader was al in de begeleidingskamer en moeder en zoon waren nog in de gang.
Vader gaf aan dat bij de afspraak wilde afzeggen, doordat hij te veel spanning had. Hierop zijn de omgangsbegeleiders naar moeder en zoon gegaan en hebben hun dit medegedeeld. Hierna zijn moeder en zoon weggegaan.
Toen opeens hoorden wij gegil en ik zag dat moeder en zoon weer binnen kwamen. Ik zag aan moeder dat zij geschrokken was en dat haar zoontje overstuur was. Ik hoorde de moeder zeggen ‘Hij heeft mij in het gezicht geslagen’.”
De verklaring van verdachte afgelegd op de openbare terechtzitting van 10 februari 2015 inhoudende voor zover hier van belang, dat hij op 18 december 2013 het portier van de auto waarin zijn zoon en [slachtoffer 1] zich bevonden heeft geopend met de intentie zijn zoon een knuffel te geven en dat hij daartoe die auto is binnengegaan.
Feit 4.
- een proces-verbaal van aangifte [3] d.d. 28 januari 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [slachtoffer 2].
Op maandag 27 januari 2014 omstreeks 20.30 uur, kwamen mijn vrouw en ik weer thuis.
Wij zijn naar binnen gelopen waarop ik de sleutel van de brievenbus pakte, om de post op te halen.
Ik pakte de krant en, naar later bleek het briefje, uit de bus.
Ik doe u hierbij toekomen het originele briefje.
Mijn vrouw en ik herkenden het handschrift van de heer [verdachte].
Wij zijn erg geschrokken van de tekst welke met pen op het briefje is geschreven.
In onze beleving kun je deze tekst op verschillende manieren interpreteren. Wij maken ons ernstige zorgen met betrekking tot onze veiligheid, die van onze dochter [slachtoffer 1] en van onze kleinkinderen, [kind 2] en [kind 1].
In overleg met de politie besloot ik een afspraak te maken voor het doen van aangifte van bedreiging.
De door aangever overgelegde tekst houdt onder meer in:
“[slachtoffer 2],
Mochten jij, je vrouw en je dochter de wens hebben om [kind 2] & [kind 1] op te zien groeien, dan kun je tot woensdag 29 januari 2014, 17.00 uur telefonisch contact met mij opnemen. Hoor ik niets van je, dan zullen jullie mijn kinderen niet zien opgroeien en adviseer ik jullie van hen te genieten zo lang het nog kan. [verdachte]”
De verklaring van verdachte afgelegd op de openbare terechtzitting van 10 februari 2015 inhoudende voor zover hier van belang, dat hij op 27 januari 2014 bij de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in [pleegplaats 2] is geweest en daar een papier in de brievenbus heeft gedaan met daarop onder andere de tekst ‘Hoor ik niets van je, dan zullen jullie mijn kinderen niet zien opgroeien”.
Feit 5.
- een proces-verbaal van aangifte [4] d.d. 27 augustus 2013, inhoudende -zakelijk weerge-geven- de verklaring van [slachtoffer 1].
Afgelopen maandag 26 augustus 2013 omstreeks 17.15 uur stapte [verdachte] geheel onverwacht via de achterdeur de woning aan de [pleegplaats 1] binnen.
Op een gegeven moment kreeg [verdachte] in de gaten dat ik spullen had gepakt en dat ik weg wilde. Ook had ik [kind 1], mijn dochter, al in mijn handen.
[verdachte] pakte mij vast met zijn rechterhand bij mijn rechter bovenarm, en zijn linkerarm sloeg hij om mij heen ter hoogte van mijn bovenarm. Toen hij mij vastpakte met zijn rechterhand deed dit pijn. Ik kon niets doen omdat ik mijn dochter in mijn handen had.
Toen hij mij vast had wilde hij mij met kracht de woning binnen duwen. Dit deed erg pijn aan mijn arm en schouder.
In het begin hield [verdachte] mij fysiek met zoveel kracht tegen dat het mij erg pijn deed.
Toen [verdachte] en mijn vader naast de woning stonden probeerde ik langs hen te vluchten. Toen ik dat probeerde duwde [verdachte] mij heel erg hard tegen de muur. Zowel de duw deed zeer en het moment dat ik de muur raakte deed zeer.
Ik draaide mij weer om en wilde het hek open doen, maar [verdachte] duwde mij toen weer hardhandig tegen het hek aan. Dit deed erg pijn.
- een proces-verbaal verhoor getuige [5] d.d. 27 augustus 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [slachtoffer 2].
[slachtoffer 1] zei [kind 1] blijft bij mij en [slachtoffer 1] wilde samen met [kind 1] door de tuindeur naar buiten. Hierop ging [verdachte] voor haar staan met beide armen om hen heen en belette ze de toegang naar buiten. Er ontstond een worsteling met duw en trekwerk.
[verdachte] was even afgeleid waarop [slachtoffer 1] kans zag naar buiten te lopen richting de zandbak en het hek om zo via de zijkant van de woning naar voren te komen. Ik zag dat [verdachte] achter [slachtoffer 1] aanliep en ik ben weer achter hem aan gelopen. Ik zag dat hij [slachtoffer 1] vastpakte en ik heb mij echter tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] in kunnen drukken. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] nog steeds vast had.
De verklaring van verdachte afgelegd op de openbare terechtzitting van 10 februari 2015 inhoudende voor zover hier van belang, dat hij op 26 augustus 2013 in [pleegplaats 1] bij de woning waar [slachtoffer 1] en haar kinderen verbleef, aanwezig was. Verdachte wilde voorkomen dat [slachtoffer 1] met haar dochter de woning zou verlaten. Verdachte heeft op het moment dat [slachtoffer 1] met haar dochter naar buiten wilde gaan, [slachtoffer 1] tegen gehouden door zijn arm om haar heen te doen. Verdachte heeft aangegeven dat hij daarvoor kracht heeft gebruikt.

Nadere bewijsoverweging

Met betrekking tot feit 4 kan de tekst die verdachte heeft opgeschreven als bedreigend worden opgevat. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte en [slachtoffer 1] verwikkeld waren in een echtscheiding en met name omtrent de invulling van de omgangsregeling.
Ook de ouders van [slachtoffer 1] waren daar bij betrokken. In het licht van alle gebeurtenissen konden de ouders van [slachtoffer 1] de tekst als bedreigend opvatten terwijl de bedreiging van dien aard is dat deze ook in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] op 26 augustus 2013 en op 18 december 2013 heeft mishandeld.
Op 26 augustus 2013 heeft verdachte [slachtoffer 1] willen beletten met haar dochter weg te gaan. Verdachte heeft haar daartoe hardhandig vastgepakt. Toen [slachtoffer 1] zich naast de woning bevond wilde verdachte haar opnieuw tegenhouden waardoor [slachtoffer 1] tegen de muur is aangekomen en even later tegen het hek. Het handelen van verdachte ging met kracht gepaard en daardoor heeft [slachtoffer 1] pijn ondervonden.
Op 18 december 2013 wilde verdachte zijn zoon, die zich in de auto van [slachtoffer 1] bevond een knuffel gegeven. [slachtoffer 1] hield haar zoon vast in de veronderstelling dat verdachte haar zoon mee wilde nemen. In die situatie heeft verdachte [slachtoffer 1] een stomp in haar gezicht gegeven waardoor hij haar op haar linker wang heeft geraakt.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij de slag zag aankomen en haar hoofd enigszins kon afwenden doch dat zij niet kon voorkomen dat verdachte haar raakte. Dit gedeelte van haar verklaring sluit aan bij het door verbalisant waargenomen letsel bij [slachtoffer 1].

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3. hij op 18 december 2013 in de gemeente Hoogeveen opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1], in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
4. hij op 27 januari 2014 te [pleegplaats 2], gemeente Tynaarlo, personen, genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woning van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bezocht en vervolgens een papier met de woorden "Hoor ik niets van jullie dan zullen jullie mijn kinderen niet zien opgroeien...." in de brievenbus gedaan;
5. hij op 26 augustus 2013 te [pleegplaats 1], gemeente Tynaarlo, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1], met kracht heeft vastgepakt en tegen een muur/schutting heeft geduwd, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 3 en 5, telkens: mishandeling,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschiedt,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte zijn voormalige partner op een tweetal moment heeft mishandeld en dat hij haar ouders heeft bedreigd.
De rechtbank heeft hiervoor al opgemerkt dat de feiten moeten worden gezien in het licht van een echtscheidingsprocedure. De feiten zijn daarmee niet minder ernstig te meer nu de mishandelingen in het bijzijn van de kinderen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 13 januari 2015 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat ter gelegenheid van de gehouden behandeling van de feiten is gebleken van mogelijke openingen om de omgangsregeling weer gestalte te geven.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke werkstraf geboden en passend is.
De rechtbank zal daarbij geen voorwaardelijke straf opleggen zoals de officier van justitie die heeft gevorderd. Een dergelijke voorwaardelijke straf kan belemmerend werken bij het normaliseren van de omgang van verdachte met zijn kinderen en de verhouding met zijn voormalige partner.

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

De vordering van [slachtoffer 1] heeft voornamelijk betrekking op het onder 1 tenlastegelegde feit.
De rechtbank heeft dat feit niet bewezen geacht en dat heeft tot gevolg dat de benadeelde partij niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
 een taakstraf bestaande uit
90 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
45 dagenzal worden toegepast.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. De benadeelde partijen en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mr. S. Zwerwer en mr. C. Brouwer, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 februari 2015, zijnde mr. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 180 ev van het dossier 2014010502 (dossier)
2.pag. 202 ev van het dossier
3.pag. 188 ev van het dossier
4.pag. 10 ev van het dossier PL031W 2013062351 (dossier)
5.pag. 16 ev van het dossier