ECLI:NL:RBNNE:2015:931

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
18.930123-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige: bewijsvoering en vrijspraak van primair tenlastegelegde

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging betrof handelingen die plaatsvonden tussen 18 juni 2000 en 31 december 2005, waarbij het slachtoffer, geboren op een onbekende datum, op het moment van de handelingen nog geen zestien jaar oud was. De verdachte werd bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden. Tijdens de zitting op 10 februari 2015 werd het bewijs besproken, waaronder verklaringen van het slachtoffer en getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer onvoldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, waardoor de verdachte van het primair tenlastegelegde werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde, namelijk het plegen van ontuchtige handelingen met een persoon jonger dan zestien jaar, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van het slachtoffer voorop staat en dat het handelen van de verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, verwijtbaar was. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf op van 180 uren, met bijzondere voorwaarden ter ondersteuning van de verdachte in zijn strijd tegen alcoholverslaving. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930123-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats],
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 10 februari 2015.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2000 tot en met 31 december 2005 te [pleegplaats], gemeente Emmen, althans in Nederland, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- de penis van die [slachtoffer] vastgepakt/betast en/of
- de penis van die [slachtoffer] in zijn mond genomen en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken, althans verdachtes penis door die [slachtoffer] laten vastpakken/betasten, en/of
- verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2000 tot en met 31 december 2005 te [pleegplaats], gemeente Emmen, althans in Nederland, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het
- vastpakken/betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of
- in de mond nemen, althans met de mond aanraken, van de penis van die [slachtoffer] en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken, althans het door die [slachtoffer] laten vastpakken/betasten van verdachtes penis, en/of
- duwen/brengen van verdachtes penis in, althans tegen, de mond van die [slachtoffer];
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. J.F. Severs acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
180 uren werkstraf, subsidiair 90 dagen hechtenis;
3 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde omdat de rechtbank met name niet bewezen acht dat verdachte handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer].
Deze handelingen worden alleen door [slachtoffer] genoemd als hij op 16 januari 2014 door de politie wordt bevraagd over hetgeen tussen hem en verdachte is voorgevallen. De verklaring van [slachtoffer] wordt dan ook niet door andere bewijsmiddelen ondersteund.

Bespreking van het subsidiair tenlastegelegde

De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat het bewijs uit één bron afkomstig is namelijk de verklaring van [slachtoffer]. De raadsman heeft daarbij verwezen naar uitspraken van de Hoge Raad uit 2010 omtrent de bewijsminima in zedenzaken.
De rechtbank overweegt het volgende.
In zedenzaken als onderhavige is er doorgaans sprake van één vermeend slachtoffer en één vermeende dader. Indien de vermeende dader de verweten handelingen ontkent is alleen de verklaring van het vermeende slachtoffer als direct bewijs voor handen. Op grond van het bepaalde in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het oordeel van de rechter dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet uitsluitend worden gebaseerd op één getuigenverklaring en deze verklaring onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank acht in dit verband de volgende bewijsmiddelen van belang.
- een proces-verbaal van aangifte [1] d.d. 11 december 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [persoon 1], vader van het slachtoffer [slachtoffer].
Mijn broer [verdachte] heeft aan de piemel van [slachtoffer] gezeten en [slachtoffer] moest ook bij hem aan de piemel zitten. Dat is gebeurd in de woning van [verdachte].
[slachtoffer] heeft de dag erna thuis verteld wat er was gebeurd.
[slachtoffer] heeft daar 1 keer geslapen en toen is het gebeurd. [slachtoffer] heeft het toen aan mijn ex verteld. Mijn ex en mijn [persoon 3] hebben er meer met elkaar over gesproken.
Mijn ex heeft [verdachte] er nog naar gevraagd.
- een proces-verbaal van bevindingen [2] d.d. 23 januari 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- een uitwerking van het studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 16 januari 2014.
Ik zou een nacht bij mijn oom [verdachte] gaan slapen en toen moest ik aan zijn piemel zitten en hij bij mij.
De volgende dag toen ik thuis kwam heb ik het verteld aan mijn ouders.
Het is op 1 dag gebeurd, dus 1 keer. Allemaal op diezelfde avond. Bij hem thuis in zijn slaapkamer. Toentertijd had hij een tweepersoons waterbed, daarop is het gebeurd.
Hij raakte mij aan bij mijn piemel, met zijn hand.
Hij zei dat ik het ook bij hem moest doen. Ik moest hem nadoen wat hij bij mij deed.
Ja toen deed ik dat omdat ik bang was.
En toen zei die van: Ja dat is ons geheimpje, dag mag je nooit doorvertellen.
Ik rook dat [verdachte] bier had gehad. Hij drinkt altijd heel veel. Ik was er ’s avonds ook al omdat ik bleef logeren. [verdachte] droeg alleen een onderbroek.
Wat me bij ligt, kwam ik thuis, zei ik dat wij een geheimpje hadden en dat mag ik niet vertellen, en toen wou papa en mama weten waarom, maar dat wou ik toen eerst nog niet zeggen. Toen werden ze boos op mij en toen heb ik het wel verteld. Wat ik bij hem moest doen en hij bij mij had gedaan.
- een proces-verbaal van verhoor getuige [3] d.d. 07 januari 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [persoon 2], moeder van het [slachtoffer].
Ik weet nog dat het op een zondagochtend was. [slachtoffer] kwam toen ‘s morgens thuis. [slachtoffer] had bij [verdachte] geslapen. [slachtoffer] vertelde toen dat [verdachte] aan zijn piemeltje had gezeten. [slachtoffer] vertelde ook dat hij dat bij [verdachte] moest doen.
We hebben toen contact opgenomen met [persoon 3]. Het moest in de doofpot.
[slachtoffer] was verbouwereerd toen hij het vertelde.
[persoon 1] en [persoon 3] hebben [verdachte] er wel op aangesproken.
[verdachte] heeft tegen mij gezegd dat hij er niets meer van wist wat er die nacht gebeurd was. Hij doelde daarbij op de logeerpartij van [slachtoffer] bij hem. Hij vertelde mij dat de volgende morgen of de dagen er na.
- een proces-verbaal van verhoor getuige [4] d.d. 07 januari 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [persoon 3], tante van het [slachtoffer].
We waren bij [verdachte] op verjaardag. Ik hoorde die avond dat [slachtoffer] bij [verdachte] zou blijven slapen.
De zondag daarna stonden [persoon 1], [persoon 2] en de kinderen bij mij op de stoep. Dit was ergens in maart 2005. [persoon 2] vertelde mij toen dat [slachtoffer] wel bij [verdachte] was blijven slapen en dat [verdachte] toen met een voorstel kwam met een geheimpje. [slachtoffer] moest toen aan zijn piemel zitten en [verdachte] aan de piemel van [slachtoffer]. Toen is [persoon 1] daar aan de deur geweest en hebben ze ruzie gehad. Wat daar toen gebeurd is weet ik niet maar [slachtoffer] heeft dit de volgende morgen wel aan zijn moeder verteld.
Vanaf die tijd is het in de doofpot gestopt.
Diezelfde avond heb ik [verdachte] gebeld en gevraagd wat hij had uitgespookt. Hij zei dat hij die avond dronken was en dat hij het niet meer wist.
- een proces-verbaal van verhoor verdachte [5] d.d. 16 juni 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [verdachte].
[slachtoffer] wilde graag een nachtje slapen op mijn waterbed. [slachtoffer] bleef toen ook bij mij slapen. Dat bed stond toen in mijn slaapkamer. Ik had veel drank gehad. De volgende morgen pakte [slachtoffer] zijn kussen en verliet mijn woning en liep naar zijn ouders toe. [slachtoffer] zei niets. Toen kwam [persoon 2] bij mij en zij vroeg wat ik met [slachtoffer] had gedaan. Ik zei dat ik dat niet meer wist.
[slachtoffer] heeft 1 keer bij mij geslapen op het waterbed. Ik sliep daar toen ook op.
Toen ik door [persoon 2] er mee werd geconfronteerd zei ik tegen haar dat ik het niet meer wist.
Het klopt dat ik alleen een onderbroek droeg.
[persoon 1] is later bij mij aan de deur geweest. Hij vroeg mij wat ik had gedaan met [slachtoffer]. Ik zei dat ik het niet meer wist.
Op grond van voormelde verklaringen komt de rechtbank tot het oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] op essentiële punten ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen.
Verdachte bevestigt het feit dat hij door [persoon 2] en [persoon 1] is aangesproken over wat er met [slachtoffer] is gebeurd. Ook dat [persoon 2] bij hem kwam nadat [slachtoffer] naar huis was gegaan. Dat maakt het dat de verklaring van [persoon 2] in zekere mate onafhankelijk is van de verklaring van [slachtoffer] maar wel past binnen de geschetste context.
Getuige [persoon 1] bevestigt de verklaring van [slachtoffer] op het punt dat verdachte had gezegd dat het een geheimpje was van wat er tussen [slachtoffer] en verdachte was gebeurd.
Voorts acht de rechtbank van belang dat [persoon 2] aangeeft dat [slachtoffer] verbouwereerd was toen hij vertelde wat er was gebeurd.
Ook weegt de rechtbank mee dat in de verklaringen van de getuigen steeds wordt gesproken over het feit dat [slachtoffer] de penis van verdachte moest vastpakken en dat verdachte dat bij [slachtoffer] had gedaan. Ondanks dat de feiten lang geleden zijn voorgevallen blijft de omvang de ontuchtige handeling beperkt tot hetgeen [slachtoffer] aan zijn ouders heeft verteld.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] omdat de bewijsvoering past binnen de context van het verhaal van [slachtoffer]. Daar komt bij dat verdachte de juistheid van het steunbewijs niet heeft betwist en geen andere uitleg van die bewijsmiddelen heeft gegeven. Verdachte heeft alleen aangegeven dat hij niet meer weet wat zich heeft afgespeeld tussen hem en [slachtoffer].

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in 2005 te [pleegplaats], gemeente Emmen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het
- vastpakken/betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of
- zich door die [slachtoffer] laten vastpakken/betasten van verdachtes penis;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het subsidiair bewezen geachte levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen waarbij een persoon jonger dan 16 jaar is betrokken. Het slachtoffer [slachtoffer] was destijds 7 jaren oud.
Het handelen van verdachte zoals dat uit het dossier naar voren komt is verwijtbaar te noemen, te meer gelet op het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer.
De bescherming van het slachtoffer dient voorop te staan en verdachte had zich moeten realiseren dat zijn handelen in strijd was met de sociaal-ethische normen in zaken als onderhavige. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij zijn persoonlijke belangen heeft laten prevaleren boven de te beschermen belangen van het slachtoffer. Voorts valt verdachte te verwijten dat hij de handelingen heeft verricht onder invloed van alcoholhoudende drank en wel in die mate dat hij zich niets meer kan herinneren van wat er is voorgevallen tussen hem en het slachtoffer.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 13 januari 2015 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor zedenmisdrijven.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport. Daaruit komt naar voren dat verdachte kampt met ernstige alcohol problematiek. De reclassering heeft daaromtrent een deels klinische behandeling geadviseerd. Verdachte heeft aangegeven dat hij zeer gemotiveerd is om stappen te ondernemen met betrekking tot zijn alcoholverslaving. Verdachte heeft ingestemd met de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat het bewezen geachte ongeveer 10 jaren geleden heeft plaatsgevonden en dat er sprake is van een eenmalige gebeurtenis.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een forse voorwaardelijke taakstraf geboden is met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden om verdachte te ondersteunen bij zijn voornemen aan zijn alcoholverslaving te gaan werken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
 een taakstraf bestaande uit
180 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
90 dagenzal worden toegepast,
geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, onder het stellen van na te melden voorwaarden.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
zich binnen 14 dagen volgend op het vonnis meldt bij de reclassering van de VNN Emmen. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht. Verdachte dient zich daarbij te houden aan de voorwaarden en afspraken die zijn of worden gesteld;
zich zal laten behandelen bij de VNN, afdeling Fact/ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aan-wijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven;
zal meewerken aan een korte klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering of de hulpverlening dit noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven;
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mr. S. Zwerwer en mr. C. Brouwer, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 februari 2015, zijnde mr. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 16 ev van het dossier PL032E-2013086825 (dossier)
2.pag. 52 ev van het dossier
3.pag. 21 ev van het dossier
4.pag. 28 ev van het dossier
5.pag. 77 en 84 van het dossier