In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging betrof handelingen die plaatsvonden tussen 18 juni 2000 en 31 december 2005, waarbij het slachtoffer, geboren op een onbekende datum, op het moment van de handelingen nog geen zestien jaar oud was. De verdachte werd bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden. Tijdens de zitting op 10 februari 2015 werd het bewijs besproken, waaronder verklaringen van het slachtoffer en getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer onvoldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, waardoor de verdachte van het primair tenlastegelegde werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde, namelijk het plegen van ontuchtige handelingen met een persoon jonger dan zestien jaar, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van het slachtoffer voorop staat en dat het handelen van de verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, verwijtbaar was. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf op van 180 uren, met bijzondere voorwaarden ter ondersteuning van de verdachte in zijn strijd tegen alcoholverslaving. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.