ECLI:NL:RBNNE:2015:939

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
18.930133-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeerszaak wegens gebrek aan bewijs van schuld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 26 maart 2014 in Assen. De verdachte, bestuurder van een bestelauto, werd ten laste gelegd dat hij roekeloos en onvoorzichtig had gehandeld, wat leidde tot een aanrijding met een bromfietsster, die daarbij zwaar lichamelijk letsel opliep. Tijdens de zitting op 10 februari 2015 heeft de verdachte verklaard dat hij voor het afslaan naar rechts al had gekeken en geen verkeer op het fietspad had waargenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een tijdelijke onoplettendheid, wat niet automatisch leidt tot schuld. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het subsidiair tenlastegelegde werd wel bewezen verklaard. De rechtbank legde een geldboete op van € 500,--, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien niet aan de betalingsverplichting werd voldaan.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid aan te tonen om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere strafblad, waaruit bleek dat hij in de afgelopen vijf jaar niet was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930133-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 10 februari 2015.
De verdachte is verschenen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 26 maart 2014 in de gemeente Assen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto), daarmede rijdende over de weg, de [straat 1], komende uit de richting van Assen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, gekomen op of ter hoogte van de kruising of splitsing van die [straat 1] en de [straat 2], -terwijl naast de hoofdrijbaan van die [straat 1] rechts, gezien vanuit de richting Assen, een fietspad is gelegen en door het ontbreken van (een) zijra(a)m(en) in de carrosserie van het laadcompartiment van genoemd motorrijtuig het over het fietspad uit de richting van Assen naderend verkeer voor verdachte in het geheel niet dan wel onvoldoende zichtbaar was- gezien verdachtes rijrichting, naar rechts af te slaan en genoemd fietspad op te rijden en een zich op dat fietspad bevindende bromfietsster, komende uit de richting van Assen, niet voor te laten gaan en/of geen vrije doorgang te verlenen,
tengevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en die bromfietsster en/of haar bromfiets,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een open onderbeenbreuk links en/of een afgescheurde collateraal band buitenzijde linker knie en/of een wond ter plaatse van de achillespees links, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 26 maart 2014 in de gemeente Assen als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat 1], komende uit de richting van Assen, en gekomen op of ter hoogte van de kruising of splitsing van die [straat 1] en de [straat 2], -terwijl naast de hoofdrijbaan van die [straat 1] rechts, gezien vanuit de richting Assen, een fietspad is gelegen en door het ontbreken van (een) zijra(a)m(en) in de carrosserie van het laadcompartiment van genoemd voertuig het over het fietspad uit de richting van Assen naderend verkeer voor verdachte in het geheel niet dan wel onvoldoende zichtbaar was- gezien verdachtes rijrichting, naar rechts is afgeslagen en genoemd fietspad
is opgereden en een zich op dat fietspad bevindende bromfietsster, komende uit de richting van Assen, niet voor heeft laten gaan en/of geen vrije doorgang heeft verleend,
tengevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde voertuig en die bromfietsster en/of haar bromfiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. Schuth acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 een geldboete van € 750,-- subsidiair 15 dagen;
4 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte roekeloos, dan wel zeer althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest. Van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer levert niet zonder meer schuld op in de betekenis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij verdachte van een dergelijke, tijdelijke, onoplettendheid sprake geweest.
Verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven dat hij voor het moment dat hij afsloeg al naar rechts had gekeken of zich verkeer op het fietspad dat evenwijdig aan zijn rijrichting liep, bevond. Verdachte heeft toen geen verkeer waargenomen.
Verdachte heeft voorts aangegeven dat hij na het afslaan op de [straat 1] en voor het oprijden van het fietspad nagenoeg heeft stilgestaan en naar rechts heeft gekeken en de naderende bromfietsster niet heeft gezien.
Nu bovendien niet is gebleken van overige feiten of omstandigheden die schuld aan het ongeval in de zin van genoemd artikel zouden kunnen opleveren, dient verdachte van het hem primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsmiddelen.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 maart 2014 in de gemeente Assen als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat 1], komende uit de richting van Assen, en gekomen op de kruising van die [straat 1] en de [straat 2], -terwijl naast de hoofdrijbaan van die [straat 1] rechts, gezien vanuit de richting Assen, een fietspad is gelegen en door het ontbreken van (een) zijra(a)m(en) in de carrosserie van het laadcompartiment van genoemd voertuig het over het fietspad uit de richting van Assen naderend verkeer voor verdachte onvoldoende zichtbaar was- gezien verdachtes rijrichting, naar rechts is afgeslagen en genoemd fietspad is opgereden en een zich op dat fietspad bevindende bromfietsster, komende uit de richting van Assen, niet voor heeft laten gaan en/of geen vrije doorgang heeft verleend,
tengevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde voertuig en die bromfietsster en haar bromfiets, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het subsidiair bewezen geachte levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 13 januari 2015 waaruit blijkt dat verdachte gedurende de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke geldboete geboden en passend is.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de opgelegde geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate, waarin de rechtbank dat nodig heeft geacht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte, zonder dat aannemelijk is geworden dat deze daardoor in inkomen en vermogen onevenredig is getroffen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
 een geldboete ten bedrage van € 500,-- met bevel dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mr. S. Zwerwer en mr. C. Brouwer, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 februari 2015, zijnde mr. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.