ECLI:NL:RBNNE:2015:940

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
18.730288-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met levensgevaar voor kinderen

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 23 februari 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 15 juli 2014 brand heeft gesticht in een caravan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De brandstichting vond plaats in een caravan die geparkeerd stond aan de Snekertrekweg te Leeuwarden, waar zich op dat moment een aantal kinderen in de nabijheid bevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk vuur in aanraking heeft gebracht met een brandbare stof, waardoor de caravan volledig is verbrand en er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de aanwezige kinderen te duchten was. De verdachte ontkende de brand te hebben gesticht, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaren geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de eigenaar van de caravan, niet ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende informatie was om de schade te beoordelen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter de leiding had over het onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730288/14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Polat, advocaat te Haarlem.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2014 te of bij [pleegplaats], (althans) in de
gemeente Leeuwarden,
opzettelijk brand heeft gesticht in een caravan, welke stond gestald in een
een parkeervak en aan het water van de [straat], aldaar,
immers heeft verdachte opzettelijk een of meer brandversnellende middel( en) in die caravan
gegooid/gesprenkeld en/of(vervolgens) die/dat brandversnellend(e) middel(en) aangestoken
en/of althans (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan die caravan geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is
ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor de in die caravan aanwezige goederen/inventaris
en/of voor een of meer naast die caravan geparkeerd staande personenauto('s)
en/of voor een in de directe nabijheid van die caravan afgemeerd schip, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor een of meer in genoemd schip aanwezig(e)
kinder(en)/perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen
en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in genoemd schip
aanwezige kinder(en)/perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen te duchten was.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Beoordeling van het bewijs

Verdachte heeft ontkend het hem tenlastegelegde feit te hebben gepleegd. De raadsman heeft - onder meer- aangevoerd dat alhoewel verdachte kort voor de brand bij de caravan is geweest, er geen brandversnellende middelen bij of op hem zijn aangetroffen. In het opsporingsonderzoek is sprake geweest van tunnelvisie en er is nagelaten onderzoek te verrichten naar ontlastend materiaal voor verdachte. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat mogelijk een brandende kaars in de caravan stond. Door het openen van de deur van de caravan is er extra zuurstof in de caravan gekomen en de brand zou daardoor kunnen zijn ontstaan. Dit alternatieve scenario is niet onderzocht. Verdachte dient derhalve, aldus de raadsman, vrijgesproken te worden van het tenlastegelegde feit.
De rechtbank is op grond van na te noemen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Voor een alternatief scenario zoals door de raadsman is aangegeven, ziet de rechtbank in het procesdossier geen aanwijzingen die daarop kunnen duiden. Bovendien heeft verdachte bij de politie ook niets over een kaars verklaard. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.De door verdachte op de terechtzitting van 9 februari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 juli 2014 was ik in [pleegplaats] op de [straat]. Ik ben bij de caravan geweest die op een parkeerplek stond. Het kan zijn dat ik de deur van de caravan heb geopend. Ik ben bij de caravan weggelopen. Heel snel daarna brandde de caravan.
Ik ben rustig weggelopen, niet weggerend. Ik ben ongeveer 1.90 m lang en draag vaak een pet. Ik droeg een zwarte jas. Ik had een Zippo aansteker en een flesje Zippo vloeistof bij me.
2.De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014076185 Z, gesloten op 4 oktober 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014075714-2, d.d. 15 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
MELDING
Op, dinsdag 15 juli 2014, omstreeks 12.30 uur, kregen wij een melding van de meldkamer Noord-Nederland om te gaan naar de [straat] in [pleegplaats]. Aldaar zou een caravan in de brand staan. Aanrijdend naar het incident hoorden wij, portofonisch, van een collega van het bureau aan het Heer Ivostraatje in Leeuwarden dat vanmorgen [verdachte] daar aan het bureau was verschenen om zijn beklag te doen over een caravan die geparkeerd stond op de [straat] in [pleegplaats]. Volgens die collega kon dit te maken hebben met onze melding. Vervolgens hoorden wij van de meldkamer dat het mogelijk ging om brandstichting en dat de dader door omstanders was aangehouden.
ONDERZOEK TER PLAATSE
Op, dinsdag 15 juli 2014, omstreeks 12.35 uur, kwamen wij ter plaatse op de [straat] in [pleegplaats]. Wij zagen dat een caravan, die geparkeerd stond langs het water in een parkeervak bijna volledig in de brand stond. Wij zagen dat de brandweer al bezig was met blussen. Toen wij uit onze auto stapten, werden wij gewenkt door een paar omstanders. Dit bleken medewerkers te zijn van het bedrijf [bedrijfsnaam]. Wij zagen dat er bij deze medewerkers een manspersoon op de grond zat. Eén van de medewerkers van het bedrijf wees naar de persoon die op de grond zat en zei dat die man de caravan in de brand had gestoken. Wij hoorden dat hij zei dat nog ongeveer zes collega's van hem hadden gezien dat die man de caravan in brand had gestoken.
AANHOUDING
De manspersoon die op de grond zat gaf ons vervolgens op te zijn: [verdachte], geboren 20-07-1970 te [geboorteplaats], zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Op, dinsdag 15 juli 2014, omstreeks 12.40 uur, hielden wij [verdachte] aan ter zake brandstichting. Wij zagen dat [verdachte] ten tijde van zijn aanhouding een pet op had en een zwarte leren jas, een spijkerbroek en zwarte schoenen droeg. Verder had [verdachte] een rugtas bij zich. Wij zagen dat de [verdachte] roetzwarte handen had. Tevens zagen wij dat de handen van verdachte zwart geblakerd waren.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014075738-1, d.d. 15 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik doe aangifte van mijn schade ontstaan na brandstichting. Ik ben eigenaar van een Volkswagen Jetta, grijs metallic van kleur, voorzien van het kenteken 38XTVV. Ik heb deze auto vandaag, 15 juli 2014 omstreeks 07.20 uur onbeschadigd geparkeerd bij mijn werk, [bedrijfsnaam], gevestigd aan de [straat] in [pleegplaats]. Ik parkeerde mijn auto op de openbare weg in de parkeerhavens aldaar. Ik parkeerde met de neus naar voren. Naast mij stond een zwarte Opel en daarnaast stond een caravan.
Vandaag omstreeks 12.25 uur hoorde ik dat de caravan, die twee plaatsen verder in de parkeerhaven stond, in brand stond. Ik heb mijn auto daarop ook weggereden. Door de hitte van de brand is er schade ontstaan aan het linker voorscherm en de motorkap van mijn auto.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014075747-1, d.d. 15 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3]:
Op dinsdag 15 juli 2014 omstreeks 12.30 uur bevond ik mij bij [bedrijfsnaam] aan de [straat] te [pleegplaats]. Ik werd door een collega geroepen met de mededeling dat ik met spoed mijn auto weg moest halen.
Toen ik buiten kwam, zag ik dat er een caravan in brand stond. Ik zag dat de vlammen metershoog uit de caravan sloegen. Ik zag dat de vlammen wel 3 meter hoog kwamen. Ik zag dat mijn auto, Opel Corsa, [kenteken], kleur zwart, pal naast de brandende caravan stond geparkeerd. Ik ben er heen gerend en heb snel de auto weggehaald. Ik zag daarna dat er plastic druppels op de auto lagen, zowel op het dak als de motorkap. Dat plastic is afkomstig van de brandende caravan. De lak van mijn auto is hierdoor beschadigd. De raamrubbers van mijn rechterportier zijn eveneens aangetast door de hitte van de brandende caravan.
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014075714-1, d.d. 15 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 4]:
Op dinsdag 15 juli 2014 lag mijn schip, een zeilboot, naam: [naam boot], zijnde een Groninger Boltjalk, in goede toestand verkerende en onbeschadigd, afgemeerd langs de kade van de [straat] te Leeuwarden bij een tweedehands winkel.
Ik was samen met twee volwassenen en drie kinderen aan wal gegaan. Twee kinderen van mijn schoonzus, leeftijd 4 jaar en 11 jaar oud, waren aan boord van het schip gebleven. Ik had wel gezien dat naast onze boot, op de kade, een caravan en ook allemaal auto's geparkeerd stonden.
Omstreeks 12:25 uur hoorde ik dat er buiten geroepen werd dat er iets in brand stond. Ik zag dat de caravan, welke naast mijn boot stond, in brand stond. De donkere zwarte rook en de vlammen kwamen recht over mijn boot heen door de wind. Ik dacht: "We moeten hier wegwezen." Ik ben hierop zo snel als ik kon naar mijn boot gerend. Toen ik bij mijn boot aankwam zag ik dat er al mensen bezig waren om mijn boot los te gooien van de wal. Ik ben aan boord gesprongen, heb de motor gestart en ben weggevaren. Dit om de kinderen in veiligheid te brengen en om meer schade aan mijn zeilboot te voorkomen.
Ik zag dat de vlammen uit de caravan sloegen en ik voelde de hitte van het vuur zelfs aan boord. Ik zag dat de hitte en het vuur van de brandende caravan mijn boot beschadigden. Ik zag namelijk dat het dekzeil van mijn boot door de hitte en de vlammen beschadigde. Ik zag namelijk dat er vele gloeiende asdeeltjes op het dekzeil terecht kwamen. Ik zag dat hierdoor meerdere gaatjes schroeiden in het dekzeil. Omdat mijn kinderen aan boord waren ben ik erg boos op degene die de brand veroorzaakt heeft. Mocht ik of de andere mensen de brand later hebben opgemerkt dan bestaat een reële kans dat mijn zeilboot ook brand had gevat. Ik moet er niet aan denken wat er dan gebeurd zou kunnen zijn met de kinderen. De kinderen waren behoorlijk in paniek door die vlammenzee zo vlak naast de boot. Ze zijn behoorlijk geschrokken.
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014076651-1, d.d. 17 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik doe aangifte van brandstichting van mijn caravan op 15 juli 2014 omstreeks 12.30 uur. Ik had mijn caravan staan op de [straat] ter hoogte van [locatie] te [pleegplaats].
Ik hoorde van medewerkers van het bedrijf [bedrijfsnaam], welke ook gevestigd zijn op voornoemde straat, dat een lange vent met een zwarte schipperspet op aangehouden was voor de brandstichting. Ik had eerder op de dag al woorden met deze man gehad. Deze man met de schipperspet zei tegen mij dat ik er voor zou zorgen dat anderen daar ook weg moeten. Met "daar" bedoel ik [locatie]. Daar sliep de man met de schipperspet op,
ook.
Ik heb de caravan gekregen van [naam]. Ik heb niemand de opdracht of toestemming gegeven om enig goed wat in zijn geheel mijn eigendom is te
vernielen middels brandstichting.
2.6.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014075884-2, d.d. 15 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten[verbalisant 3] en [verbalisant 4]:
Hedenochtend is de caravan van [slachtoffer 1] afgebrand. [slachtoffer 1] verklaarde dat hij deze voor 700,- euro had gekocht en dat de daders van de brandstichting binnen in de voormalige slachterij zouden zitten. [slachtoffer 1] uitgelegd dat de dader van de brandstichting aangehouden was en op het politiebureau was ingesloten.
2.7.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014075714-4, d.d. 15 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1]:
Op dinsdag 15 juli 2014 omstreeks 12.25 uur bevond ik mij voor mijn bedrijf, genaamd [bedrijfsnaam] en gevestigd aan de [straat] te [pleegplaats]. Ik stond op genoemd tijdstip samen met ongeveer 10 van mijn werknemers voor het bedrijf. Op een gegeven moment zag ik een persoon richting een caravan lopen. Deze caravan staat sinds vanmorgen voor mijn bedrijf, in een parkeervak. Deze persoon kwam uit de richting van [locatie]. Ik zag dat deze persoon de caravan inliep, ongeveer 5 seconden binnen was en weer naar buiten liep. Ik zag dat deze persoon de deur van de caravan open liet staan. Ongeveer 5 seconden later zag ik een steekvlam uit de caravan komen. Deze persoon stond ongeveer 10 meter van de caravan af. Toen ik dit zag riep ik mijn werknemer om die persoon aan te houden, hetgeen lukte. Hierna heb ik de brandweer en de politie gebeld. Tijdens het bellen zag ik dat de caravan in brand stond. Toen de politie ter plaatse kwam hebben wij deze persoon overgedragen aan de politie.
2.8.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014075714-13, d.d. 17 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant 5]:
Ik belde op donderdag 17 juli 2014 omstreeks 12.51 uur met [getuige 1]. Ik deelde [getuige 1] mede dat ik hem nader wilde horen over die brand aan de [straat]. Ik vroeg aan [getuige 1] of hij zeker wist dat de verdachte in de caravan was geweest. Ik hoorde dat [getuige 1] zei dat hij zag dat de verdachte de deur van de caravan opende en daar bij de voordeur stond. Ik hoorde dat [getuige 1] zei dat de verdachte dus niet in de caravan was geweest.
2.9.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014075714-6, d.d. 15 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2]:
Vanmorgen 15-07-2014 om 07:00 uur heb ik de deuren geopend van het [bedrijfsnaam]. Ik ben hier medewerker van. Het [bedrijfsnaam] is gelegen aan de [straat] te [pleegplaats]. Ik zag toen ook een caravan staan tegenover het bedrijf op de parkeerplaats. Ik heb me vervolgens omgekleed. Omstreeks 07:10 uur ging ik naar buiten om een sigaret te roken. Dit deed ik voor het bedrijfspand en ik had zicht op de caravan. Terwijl ik aan het roken was, zag ik twee (2) personen bij de caravan staan. Ze schopten tegen de caravandeur. Dit deden ze vermoedelijk om persoon nummer drie(3) wakker te maken. Ik herkende één (l) van die drie (3) mannen, omdat hij wel regelmatig was aangehouden door jullie van de politie. Deze man omschrijf ik als persoon 1. Deze man bevindt zich vaak in het pand hiernaast. [locatie] dat inmiddels al 9 jaar leeg staat en er komt veel gedonder vandaan.
Ik kan de personen als volgt omschrijven:
Persoon 1: man, rond de 150 cm en 160 cm lang, lang donkerbruin haar in een staartje, blank, zwerver type, petje op.
Persoon 2: man, rond de 190 cm lang, slonzig gekleed, petje op, gebruiker type, blank.
Persoon 3: Lag in de caravan te slapen, man, bos krullend haar, rond gezicht, blank.
Ik had het idee dat de personen onderling ruzie hadden, maar kon hier verder niets van maken. Ik ben vervolgens weer naar binnen gegaan om te gaan werken.
Omstreeks 12:00/12:30 uur hadden we lunch. Ik ben op een gegeven moment naar buiten gegaan om te roken.
Ik stond op dezelfde plek als vanochtend en had weer zicht op de caravan. Ik stond hier met nog ongeveer 7 werknemers waaronder mijn werkgever. Ik deed mijn verhaal aan mijn werkgever wat ik vanochtend had geconstateerd.
Mijn werkgever wilde mij eerst niet geloven. Terwijl ik met hem in gesprek ben, zie ik een man vanaf [locatie] richting de caravan lopen. Het is de zelfde persoon die ik als persoon 2 heb omschreven.
Ik zie dat deze persoon een fles frisdrank in zijn handen heeft. Deze persoon loopt naar de caravan en ik zie dat hij de fles naar binnen gooit. Vervolgens zie ik een grote steekvlam uit de caravan komen en zie de persoon wegrennen in de richting van [bedrijf]. Vervolgens hoor ik mijn werkgever roepen "pak hem". Ik ben vervolgens achter hem aangerend en heb de persoon in zijn nek gepakt en hem gesommeerd te gaan zitten. Ik heb vervolgens op de politie gewacht. De man die is aangehouden is de persoon die de caravan in de brand heeft gestoken.
2.10.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014075714-14, d.d. 17 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 3]:
Op dinsdag 12 juli 2014 omstreeks 12:15 uur stond ik buiten bij het hek van het bedrijf [bedrijfsnaam]. Ik stond even mijn lunch te nuttigen samen met nog wat andere collega's. Terwijl ik hier stond kwam er een man met een junkachtige uitstraling vanaf [locatie], hiernaast gelegen, gelopen. Ik zag dat deze man blank,
+-40 a 50 jaar oud, lengte:
+-1.85 meter, mager postuur, onverzorgd uiterlijk en zwarte/vieze vingers had en een rugzak op zijn rug droeg. Ik zag dat deze man de [straat] overstak en linea recta naar de caravan, welke bij de kade geparkeerd stond, liep. Ik zag dat deze manspersoon de deur van de caravan opende, deze stond onafgesloten. Ik zag dat deze man even de caravan in keek, 'om het hoekje' zeg maar. Ik ging door met mijn lunch/pauze en heb even een andere kant opgekeken. Toen ik, hooguit tien (10) seconden later, weer in de richting van de caravan keek, zag ik de man naar buiten komen, uit de caravan. Ik zag dat de man begon te lopen, in een rustig tempo, in de richting van het [station]. Ik zag dat de man de [straat] overstak, naar de kant van de weg waar ik ook stond. Terwijl de man overstak, dus twee (2) of drie (3) seconden nadat de man uit de caravan was gekomen, zag ik dat er vanuit de caravan, uit de deur, vlammen sloegen. Ik zag dat de caravan in brand stond en dat de man de enige was welke bij/in de buurt van de caravan was geweest. De caravan stond daar waar hij nu ook nog staat. De caravan is niet verplaatst.
Vanuit mijn positie gezien stond er rechts van de caravan een zwarte sportieve auto. Deze auto stond in het parkeervak dat direct naast de caravan ligt, dus niet bij de deur van de caravan. Vanuit mijn positie gezien stond er links van de caravan ook een personenauto. Wat voor kleur en merk dit was weet ik niet meer. Tussen deze auto en de caravan zat een (1) parkeervak tussenruimte. Ik zag dat beide auto's te dicht bij de brandende caravan stonden en andere collega's hebben de eigenaren meteen geroepen. Deze hebben hun auto's meteen verplaatst. Achter de caravan lag een zeilboot, met de linker zijkant tegen de kade, afgemeerd. Ik zag dat collega's van mij deze boot losmaakten omdat deze anders ook zeer
waarschijnlijk in brand was gevlogen. Ik zag dat, toen de boot +- twee (2) meter van de kade was, de eigenaar aan komen rennen en dat deze met een sprong aan boord ging. Ik zag dat er aan boord ook nog twee kinderen en een hond zaten. Twee van mijn collega's waren ook aan boord gegaan bij het losgooien van de boot.
Ik ben achter een collega van mij aangerend welke achter de man, welke bij de caravan was geweest, aan zat. Ik zag dat mijn collega de man te pakken had en ben bij hen blijven staan.
2.11.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014075714-15, d.d. 17 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 4]:
Ik ben werkzaam bij [bedrijfsnaam] aan de [straat] te [pleegplaats]. Op dinsdag 15 juli 2014, omstreeks 12.30 uur, stond ik buiten te roken.
Ik weet dat het bijna half één was omdat ik pauze heb van 12.00 uur tot 12.30 uur. we zouden bijna weer beginnen. We stonden rechts van de ingang met een groepje collega's.
V: Wat heb je gezien met betrekking tot de brand?
A: Op een gegeven moment komt er een jongen of man vanaf [locatie]. Hij steekt de weg over en loopt linea recta naar de deur van de caravan. Hij opent de deur en die opende naar ons toe. Ik zag zijn voeten onder de deur door. Hij is er niet in geweest. Hij sloot de deur weer en hij liep in dezelfde lijn weer terug richting stad. Binnen tien seconden zag ik door het tweede zijraampje een grote vlam omhoog komen in de caravan.
V: Kwam hij van [locatie]?
A: Ik denk het wel. Hij kwam in ieder geval uit de richting van [locatie]. Er zijn vaker dat soort types op [locatie].
V: Heb je gezien of hij spullen bij zich had om brand te stichten?
A: Nee. Ik kon niet zien of hij iets in zijn handen had. Zowel op het loopje heen als terug niet. Misschien dat hij wat onder de jas had. Dat kan.
V: Wat voor signalement kun je van deze man geven?
A: Een lange man of jongen, pet op, bruine broek aan en een langachtige driekwart parka-jas.
V: Afkomst?
A: Volgens mij gewoon Nederlands.
V: Lengte?
A: Ik ben 1,98 meter. Hij zal rond de 1,90 meter zijn.
V: Postuur?
A: Junk, mager en niet fris van uiterlijk. Smerig uiterlijk.
V: Een pet? Wat voor pet?
A: Een zwart schipperspetje.
V: Een bruine broek?
A: Een licht of donkerbruine, oud-ijzer kleur. Het zat er wat tussen in. Geen spijkerstof. Wat overallachtig.
V: Schoenen?
A: Zwarte schoenen en de parka was ook zwart.
V: Leeftijd?
A: Tussen de veertig en de vijftig. Die lui zijn niet te schatten.
V: Was hij alleen?
A: Ja maar [getuige 2] heeft hem 's ochtends wel met zijn maat gezien. [getuige 2] heeft dat mij verteld.
V: En toen. Wat gebeurde er toen?
A: Het eerste was dat [getuige 2] de man gepakt heeft. Dat gebeurde op de hoek van de [straat] met [locatie]. Hij werd aangehouden op vijftig meter van waar ik stond. Daar is hij tegen het hek gaan zitten op verzoek van [getuige 2]. Hij is overgedragen aan de politie.
V: Weet jij zeker dat de persoon die is meegenomen door de politie ook degene is die de brand heeft gesticht?
A: Ja, honderd procent.
V: Denk je dat die persoon brand heeft gesticht bij de caravan?
A: Ja, honderd procent. Toen de caravan brandde zijn wij als de sodemieter naar de boot gegaan. Die lag direct achter de caravan in het water, stijf er tegenaan.
De rook ging over de boot. De aftimmering van de boot met linnen c.q. jute heeft schade. Hier zijn gaten in geschroeid. Ik heb zelf geen kinderen of honden gezien maar [getuige 3] heeft twee honden en twee kinderen op de boot gezien. De vader scheen even naar de kringloop even verderop geweest te zijn. We hebben de boot losgemaakt. Ik had de voorkant losgemaakt. De boot lag met de voorkant richting brug (stad uit). [getuige 3] heeft de boot van de kade afgeduwd met het touw door de ring aan de kade om schade en letsel te voorkomen. De vader van de boot is aan boord gesprongen en voer weg richting stad. Als wij de boot niet hadden losgemaakt en weg laten drijven dan had hij in de brand gegaan. Toen is de politie gekomen en later de brandweer
2.12.
een ambtsedig proces-verbaal technisch onderzoek, nummer 2014075714-7, d.d. 15 augustus 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medewerker politie]:
Op dinsdag 15 juli 2014, heb ik als senior medewerker opsporing techniek, werkzaam bij de Politie Noord-Nederland, Divisie Recherche Ondersteuning, Unit Forensisch-technische Expertise, een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een caravanbrand.
LOCATIE INCIDENT
De brand had plaats gevonden in een caravan, merk Chateau. De caravan had gestaan op een
parkeerplaats langs de openbare weg, de [straat], binnen de bebouwde kom van [pleegplaats]. De parkeerplaats bestond uit een, met klinkers verhard gedeelte, met een breedte van ongeveer 5 meter, tussen de rijbaan en de langs de weg gelegen vaart, de [straat 2].
VERDACHTE
[verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zonder vaste woon- of verblijfplaats.
ONDERZOEK AAN VERDACHTE
Op dinsdag 15 juli 2014, omstreeks 13.30 uur, heb ik, in het arrestantencomplex van de politie te Leeuwarden, de verdachte op sporen van brandversnellende middelen en/of beschadigingen ten gevolge van een brand onderzocht. Ik heb de verdachte met behulp van een PID-meter op brandversnellende middelen onderzocht. Hierbij heb ik geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een brandversnellend middel verkregen.
Ik zag dat de handen van de verdachte erg zwart en vervuild waren. Ongevraagd deelde de
verdachte mij mede, dat hij vaak vuurtjes stookte, om koffiewater te zetten. Door de plaatselijke politie was, bij de fouillering een flesje Zippo, aanstekerbenzine, in de kleding
van de verdachte aangetroffen. Dit flesje is door de plaatselijke politie in beslag genomen.
BRANDONDERZOEK
Op dinsdag 15 juli 2014 heb ik ter plaatse een onderzoek verricht en daarbij het volgende
waargenomen en verricht.
De caravan was aan de rechterzijde (rijrichting) voorzien geweest van een draaideur. De draaideur was nagenoeg geheel weggebrand. Er kon daarom niet meer worden nagegaan, of de deur op slot had gezeten en/of was opengebroken. De brand had voornamelijk in de caravan gewoed en was op diverse plaatsen naar buiten geslagen. Vlak achter de toegangsdeur was een gat in de vloer van de caravan gebrand. Op deze plaats mat ik, met behulp van een PID-meter, de vermoedelijke aanwezigheid van een brandversnellend middel. Ter plaatse heb ik een brandmonster verzameld (SIN AAG00733NL).
Het kooktoestel en de koelkast, in de caravan, waren niet aangesloten. Doordat de caravan
nagenoeg geheel was uitgebrand, kon door mijn niet worden nagegaan of in de caravan goederen hadden gestaan, welke door batterijen of een kleine accu werden gevoed.
OVERZICHT SPOREN
Brandmonster:
Spoornummer PL02N3-2014075714-90815
SIN AAG00733NL
Spoortype Monster
Referentie AAG00733NL
Spooromschrijving Brandrest
Wijze veiligstellen Glas pot
Tijdstip veiligstellen 15 juli 2014 te 14:30 uur
Plaats veiligstellen Caravanvloer, in de caravan, direct achter toegangsdeur
VERVOLGONDERZOEK
Verzenden sporen naar NFI
Op 15 juli 2014 werd voormeld brandmonster voor analyse verzonden naar het NFI.
Rapportage NFI
Op 15 augustus 2014 ontving ik het, door ing. L.J.C. Peschier, werkzaam bij het NFI, opgemaakte rapport, zaaknummer: 2014.07.21.020, opgemaakt op 8 augustus 2014. Uit het door de deskundige verrichte onderzoek was komen vast te staan dat: er in het brandmonster vluchtige stoffen zijn aangetoond. Een deel van deze stoffen is afkomstig van een aardoliedestillaat. De aangetoonde combinatie wijst op een product van de subklasse kookpuntbenzine. Voor verdere inhoud van het rapport verwijs ik naar voormeld rapport, wat als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd.
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
Gelet op de informatie welke ik uit het bedrijfsprocessensysteem BVH Fryslân heb gekregen, de bevindingen welke ik bij mijn onderzoek heb opgedaan en de uitslag van het onderzoek van het NFI, ben ik van mening dat:
- de brand in de caravan niet is ontstaan door een technische oorzaak, maar is ontstaan doordat er vuur ter plaatse is gebracht en/of achter gelaten.
GEVAARZETTING
Gelet op de informatie welke ik uit het bedrijfsprocessensysteem BVH Fryslân heb verkregen, omtrent de aanwezigheid van een boot en andere auto's nabij de uitgebrande caravan is het aannemelijk dat door de brand gemeen gevaar voor goederen te duchten was geweest.
2.13.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, zaaknummer 2014.07.21.020, d.d. 8 augustus 2014, opgemaakt door ing. L.J.C. Peschier, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring:
Verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Leeuwarden op 15 juli 2014
Te onderzoeken materiaal
Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaal
SINVerzegeling Omschrijving/Plaats veiligstellen (1)
AAG00733NL AA 96025 Brandrest/Caravanvloer, in de caravan, direkt achter
toegangsdeur
Vraagstelling
Bevat het monster vluchtige stoffen die afkomstig zijn van een ontbrandbare vloeistof? Zo ja, in welke productklasse valt deze ontbrandbare vloeistof?
Conclusie
De conclusie van het uitgevoerde onderzoek is samengevat in tabel 2.

Tabel 2 Conclusie onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen

SINConclusie
AAG00733NL Er zijn vluchtige stoffen aangetoond. Een deel van deze stoffen is afkomstig van een
aardoliedestillaat; de aangetoonde combinatie wijst op een product van subklasse
kookpuntbenzine.
Daarnaast zijn onder andere de stoffen ethanol, aceton en l-butanol aangetoond. De
herkomst van deze stoffen is onduidelijk.
Toelichting: ·Ontbrandbare vloeistoffen worden geclassificeerd volgens het classificatieschema in tabel 2 van bijlage 1. Met het vluchtige stoffen onderzoek kan in het algemeen alleen de (sub)klasse vastgesteld worden. Het is meestal niet mogelijk om vast te stellen om welk specifiek product het gaat.

Tabel 2. Classificatieschema ontbrandbare vloeistoffen

klasse subklasse voorbeelden
………
aardolie- kookpuntbenzine wasbenzine, aanstekervloeistof, petroleumether,
destillaat coleman fuel
………
2.14.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014075714-11, d.d. 17 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant 6]:
Op dinsdag, 15 juli 2014, tussen 10:00 en 11:00 uur, bevond ik mij in de balieruimte van het politiebureau aan het Heer Ivostraatje 38 te Leeuwarden. Ik zag toen dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] dit politiebureau via de wijd openstaande deuren kwam binnenlopen.
Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei dat er een caravan was geplaatst op de [straat] te [pleegplaats], dit ter hoogte van panden waarin voorheen [locatie]
was gevestigd. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei dat er iemand in die caravan woonde en dat dat volgens hem niet was toegestaan.
……
Hierna ging [verdachte] in gesprek met [collega] die ook in het politiebureau aanwezig was. Vervolgens hebben [verdachte], mijn [collega] en ik nog enige tijd met elkaar staan praten voor het bureau van politie. Daarbij herhaalde [verdachte] waarom hij niet wilde dat de caravan daar stond. Omdat [verdachte] tegen mij had gezegd dat de caravan op de walkant van de [straat] stond geplaatst, heb ik hem gevraagd of dit ook gevaarlijk was omdat deze dan bij harde wind mogelijk in het water zou kunnen geraken. Ik hoorde toen dat [verdachte] tegen ons zei/aan ons vroeg: "Wat dacht je als hij in de brand zou raken, met de verffabriek daar zo dichtbij ?", dit of woorden van gelijke strekking. Hierna heeft [verdachte] lopend het politiebureau verlaten.
2.15.
een schriftelijk stuk, zijnde een proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris, nummer 14/2860, d.d. 19 december 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 3]:
Ik zou gaan lunchen die dag. Dat doen we normaal buiten het bedrijfspand, naast de oude
vleesfabriek. Daar zat ik te eten en te roken. Ik zag rechts van mij dat iemand van het terrein van de oude vleesfabriek af kwam lopen. Hij liep richting de caravan die daar stond.
Ik dacht in eerste instantie dat hij de bewoner was. Deze man trok de deur van de caravan open. Wij hadden toen nog niets in de gaten. Ik heb zelf niet gezien of hij iets in de
caravan gooide. Maar 5 seconden na het opentrekken van die deur, stond de boel in lichterlaaie. We waren eerst een aantal seconden heel verbaasd. Een collega van mij sprintte
daarna achter deze man aan en hield hem staande. Ik ben daar ook achteraan gegaan. Die man ging op de grond zitten en ik bleef erbij staan.
De afstand tussen mijn oorspronkelijke standpunt en die caravan was 5 a 6 meter. De man bij de caravan liep eerst op ongeveer op diezelfde afstand langs ons. U vraagt naar bijzondere kenmerken. Deze man leek op een junk. Hij had een onverzorgd uiterlijk en lang haar. Ik weet niet meer welke kleding deze man droeg. Mijn collega's van de administratie op de eerste etage hadden eerst niet door dat er brand was. Toen zij dit door hadden, hebben zij snel de auto's verplaatst zodat deze niet zouden beschadigen. Op het moment dat de verdachte ging zitten, bleef ik bij hem staan.
Wij stonden toen op een afstand van ongeveer 10 meter van ons bedrijfspand. Ik heb nog
gekeken terwijl de caravan in de brand stond. Ik had daar dus zicht op. De auto's die naast
de caravan stonden, heb ik later niet meer van dichtbij gezien. De raadsman vraagt hoe lang
het duurde voordat de brandweer arriveerde. Ik weet niet meer exact hoe lang het duurde
voordat de brandweer er was, ik schat dit op 10 minuten nadat wij hadden gezien dat de
caravan brandde. De raadsman houdt mij voor dat ik op 17 juli bij de politie verklaarde dat
verdachte in de caravan was en naar buiten kwam. Dat weet ik niet zeker, ik heb kennelijk
wel gezien dat hij een voet in de caravan heeft gezet. Ik zag dat hij de deur open trok en iets
in de caravan gooide. Hij maakte in ieder geval een beweging naar binnen toe. Ik kan niet
letterlijk zeggen wat hij gooide. Ik nam aan dat hij iets naar binnen gooide. Daarna stond de
caravan in de brand, dus ik nam aan dat deze man er iets mee te maken had. Dat hij 'naar
buiten is gekomen', klopt dus niet. Mijn verklaring bij de politie is ook allang geleden. U
houdt mij voor dat ik mij dus kan herinneren dat hij iets naar binnen gooide. Ja, zo kunt u
dat samenvatten.
2.16.
een schriftelijk stuk, zijnde een proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris, nummer 14/2860, d.d. 19 december 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 4]:
U vraagt mij wat ik nog weet van de zaak. Van 12:00 tot 12:30 hebben wij schaft. Er stond daar aan de [straat] een caravan, dat viel ons 's ochtends al op. We staan daar altijd bij het stroomhokje om even te roken. Wij zagen toen dat er een man van [locatie] af kwam lopen. Hij stak de weg over, richting de caravan. Hij deed de deur open en binnen 5 minuten daarna stond dat ding in brand. Er lag ook een klein skûtsje achter de caravan gemeerd. Dat skûtsje lag daar nog maar net.
Daarna is collega [getuige 2] achter hem aangelopen en heeft tegen de man gezegd dat hij tegen het hek moest gaan zitten. Mijn collega [getuige 5] en ik zijn naar het skûtsje gegaan dat daar aangemeerd lag. We hebben dit skûtsje losgemaakt zodat het geen vlam zou vatten. Hier zaten ook kinderen op. Dit wist ik omdat ik er kinderen op zag zitten, nadat ik op het skûtsje gesprongen was. Ik had niet eerder gezien dat er kinderen op het skûtsje zaten. Er zaten volgens mij ook 2 honden op. Het skûtsje had het zeil op het helmhout liggen. Het zeil was opgedoekt.
Wij wilden dat skûtsje daar meteen weg hebben want het was allemaal jute en zeil. Dat er kinderen aanwezig waren, was van buitenaf niet te zien. Er zat jute over de luikenkap. Daar zat ook schade aan.
De afstand tussen mijn standpunt en de caravan was ongeveer 10 meter. Er zat een stoep tussen, en een weg van ongeveer 5 meter breed. Ik zag de caravan op de kant waar de deur ook zit.
De deur sloeg naar ons toe open, dus ik kon niet goed zien wat de man deed nadat de deur geopend was. Hij stond als het ware achter de deur, zodat wij niet konden zien wat er in de caravan werd gegooid. U vraagt hoeveel tijd er zat tussen het weglopen van de caravan en het ontstaan van vuur. Binnen een minuut was het 'woef en stond de caravan in brand. Ik weet dus niet wat de man daar gedaan heeft, maar binnen een minuut daarna was het een grote vlammenzee.
Op vragen van de raadsman antwoord ik als volgt: De man is ons vanaf [locatie] op een afstand van ongeveer 10 meter gepasseerd. Hij liep recht op de caravan af. De raadsman houdt mij voor dat ik bij de politie verklaard heb dat verdachte 'misschien iets onder de jas had'. Ik heb dat niet zelf geconstateerd. De man had namelijk een driekwart parkajas aan. Ik zag hem van zijn linkerkant en ik kon dus niet constateren of hij iets onder zijn jas had. Ik kan mij nu niet meer herinneren wat de politie mij hierover gevraagd heeft. Buiten stonden wij met de volgende collega's: [slachtoffer 3], [getuige 2], ikzelf, en de heer [getuige 1] stonden buiten. [slachtoffer 3] heeft maar een week bij ons gewerkt. Hij had schade aan zijn auto want die stond naast de caravan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 juli 2014 te [pleegplaats], in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk brand heeft gesticht in een caravan, welke stond gestald in een parkeervak en aan het water van de [straat], aldaar, immers heeft verdachte opzettelijk vuur in aanraking gebracht met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die caravan geheel is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de in die caravan aanwezige goederen/inventaris en voor naast die caravan geparkeerd staande personenauto's en voor een in de directe nabijheid van die caravan afgemeerd schip en levensgevaar voor in genoemd schip aanwezige kinderen te duchten was.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages door het Leger des Heils d.d. 13 augustus 2014 en de rapportage van het Pieter Baan Centrum d.d. 26 januari 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft brand gesticht in een caravan. Dit heeft geleid tot gevaar voor goederen maar ook tot levensgevaar voor personen die zich in een achter de caravan liggende boot bevonden. Dit delict is een gevaarzettend delict en alleen daarom al als ernstig aan te merken. Volgens het uitgebreide uittreksel van de justitiële documentatie is verdachte in het verleden niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
De reclassering heeft geconstateerd dat verdachte weigert in gesprek te gaan met de rapporteur van de reclassering of met de rapporteur van het NIFP. De reclassering conformeert zich aan het advies van het NIPF, hetgeen een klinische observatie inhoudt.
Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum blijkt dat verdachte zijn medewerking aan het klinisch onderzoek grotendeels heeft geweigerd. De deskundigen menen wel enkele uitspraken te kunnen doen over het al dan niet bestaan van een ziekelijke stoornis en/of de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte. De relatief uitgebreide klinische observaties wijzen sterk in de richting van een bij verdachte bestaande gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Op grond van de bevindingen in het onderzoek zijn duidelijke aanwijzingen voor een bij verdachte bestaande persoonlijkheidsstoornis (cluster-B: antisociaal, narcistisch, borderline, theatraal), maar moet omwille van beperkingen in met name het in beeld krijgen van verdachtes levensloop, een dergelijke persoonlijkheidsstoornis in classificerende zin worden uitgesteld. Een bij verdachte bestaande psychiatrische stoornis in engere zin kan worden uitgesloten. Bij verdachte zijn geen evident psychopathologische symptomen waargenomen die in die richting wijzen. De deskundigen hebben voorts geconstateerd dat bij verdachte tot voor zijn huidige aanhouding, sprake is geweest van middelengebruik in de vorm van ten minste dagelijks cannabis- en alcoholgebruik.
De bij verdachte naar alle waarschijnlijkheid bestaande persoonlijkheidsstoornis, was vanuit
de duurzame aard van de aandoening per definitie ook aanwezig ten tijde van het verdachte
thans ten laste gelegde.
Verdachte heeft in het onderzoek niet met de deskundigen willen spreken over het hem thans ten laste gelegde. De deskundigen hebben geen zicht gekregen op een eventuele doorwerking van de bij verdachte waarschijnlijk bestaande gebrekkige ontwikkeling ten tijde van het hem thans ten laste gelegde, indien bewezen, noch op eventuele keuzes en inschattingen die verdachte in de aanloop hiertoe zou hebben gemaakt. De deskundigen kunnen een eventueel advies omtrent de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte voor de hem ten laste gelegde brandstichting om deze redenen niet onderbouwen. Verder kunnen de deskundigen in het verlengde daarvan evenmin een inschatting maken van het gevaar voor herhaling.
De rechtbank heeft, gelet op het bovenstaande, geen compleet beeld kunnen krijgen van de persoonlijkheid van verdachte en mogelijke stoornissen. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. De rechtbank kan geen rekening houden met mogelijke strafmatigende omstandigheden gelegen in de persoonlijkheid van verdachte. Daarnaast weet de rechtbank niet of er mogelijk sprake is van gevaar voor herhaling van strafbare feiten.
Gelet op het vorenstaande rest de rechtbank niets anders dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur op te leggen. De ernst van de feiten en beveiliging van de samenleving rechtvaardigen een forse vrijheidsstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor na te noemen duur passend.
Benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. In samenhang met het procesdossier zijn er teveel vragen gerezen. Voorts acht de rechtbank het schadebedrag onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2015.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Postma-Westerhof
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730288/14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 9 februari 2015
Tegenwoordig:
mr. M. Brinksma, voorzitter,
mr. M. Jansen en mr. J.N.M. Blom, rechters, en
D.P. Postma-Westerhof, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. R.G. de Graaf.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats]
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. H. Polat, advocaat te Haarlem.
……………
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 23 februari 2015 te 13:00 uur.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.