ECLI:NL:RBNNE:2015:952

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
18.720278-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en belediging van politieambtenaren

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van bedreiging van een winkelier en belediging van politieambtenaren. De verdachte, die op 3 november 2014 de woorden "Ik schiet je dood" en "Ik rijg je aan mijn mes" tegen een winkelier had geuit, werd ook beschuldigd van belediging van twee politieambtenaren op 24 oktober 2014. Tijdens de zitting op 10 februari 2015 verklaarde de verdachte dat hij deze woorden uit onmacht en frustratie had geuit. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen voldoende reden tot vrees bij de slachtoffers hadden kunnen veroorzaken, en verwierp het verweer van de raadsman dat de verdachte handelde uit noodweer. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, waarbij de ISD-maatregel niet werd opgelegd omdat de rechtbank de verdachte nog een kans wilde geven om zijn leven te beteren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, maar besloot dat de omstandigheden niet zodanig waren dat een ISD-maatregel op dat moment gerechtvaardigd was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720278-14
ter berechting gevoegd parketnummer 18/720283-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven op het adres [adres],
thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 november 2014 te Leeuwarden, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je dood" en/of "Ik rijg je aan mijn mes", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 3 november 2014 te Leeuwarden, in een besloten lokaal/besloten erf, gelegen aan het [straat] en in gebruik bij het winkelbedrijf C1000, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
3. (18/720283-14)
hij op of omstreeks 24 oktober 2014 te Leeuwarden opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], surveillant van politie Eenheid Noord-Nederland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te weten, belast met het houden van toezicht in het centrum van Leeuwarden, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jij bent een homo en een klootzak", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
4. (18/720283-14)
hij op of omstreeks 24 oktober 2014 te Leeuwarden opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten, belast met het toezicht op de openbare orde, in tegenwoordigheid van die [slachtoffer 3] mondeling, haar collega Hekalo heeft toegevoegd de woorden "Ik wil jouw vrouwelijke collega in haar kleine kutje neuken", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor de onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde feiten;
- oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft ter terechtzitting primair aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit, nu hij de tenlastegelegde woorden heeft geuit uit onmacht en frustratie. Om die reden zouden deze woorden geen redelijke vrees hebben kunnen opwekken bij de aangever.
De rechtbank overweegt het volgende. Van een strafbare bedreiging is sprake wanneer door de bedreiging, gelet op de aard en de omstandigheden waaronder deze werd geuit, de redelijke vrees kon ontstaan bij de bedreigde dat het dreigement ten uitvoer zou worden gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de tenlastegelegde uitingen tot redelijke vrees kunnen leiden bij de aangever. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat aangever, door zijn beroep als winkelier, makkelijk te vinden en daardoor extra kwetsbaar is.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsman betoogd dat verdachte uit noodweer handelde omdat hij wederrechtelijk in zijn bewegingsvrijheid werd beperkt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wederrechtelijk in zijn bewegingsvrijheid werd beperkt door dat hij tegen zijn wil werd meegenomen naar de kantine voor het uitreiken van een winkelverbod. Dit kan geen aanleiding zijn voor een zogenaamd burgerarrest. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit een aanranding op in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht. Echter, niet elke aanranding is aan te merken als een noodsituatie. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval de wederrechtelijke aanranding niet zodanig heftig was dat van een noodsituatie die noopte tot verzet in de vorm van het uiten van bedreigingen gesproken kan worden. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Ten slotte heeft de raadsman een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld wegens verontschuldigbare onmacht. De raadsman heeft dit beroep niet nader onderbouwd. De rechtbank acht afwezigheid van alle schuld niet aannemelijk geworden en verwerpt dit verweer.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte wordt blijkens de tenlastelegging verweten dat hij zich niet op vordering van de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd uit de winkel. Voor een bewezenverklaring van lokaalvredebreuk is in dit geval vereist dat aan verdachte behoorlijk de gelegenheid is gegeven het pand te verlaten. Uit de beschrijving van de camerabeelden maakt de rechtbank op dat verdachte, kort nadat hij door aangever werd aangesproken, vast werd gepakt en naar de kantine is gebracht. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat aan verdachte, die zelf ter terechtzitting heeft verklaard dat hij graag had willen vertrekken, die mogelijkheid ook voldoende is geboden.
Ten aanzien van feit 3:
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak van dit feit bepleit, nu de verklaring van de verbalisant geen of onvoldoende steun zou vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank stelt voorop dat, gelet op het bepaalde in artikel 344 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, een door een opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal volstaat als wettig bewijs. De rechtbank heeft tevens de overtuiging bekomen dat verdachte de beledigende woorden heeft geuit. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij geïrriteerd was toen hij door de agent werd aangesproken. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het feit dat verdachte, blijkens een door andere verbalisanten opgemaakt proces-verbaal, zich later die dag opnieuw in dezelfde bewoordingen heeft uitgelaten.
De rechtbank past bij de beoordeling van de onder 1. en 3. ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 10 februari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 november 2014 bevond ik mij in het pand van C1000 aan het [straat] te Leeuwarden. Ik heb toen dingen gezegd tegen de eigenaar van de winkel.
Op 24 oktober 2014 bevond ik mij op de [straat] te Leeuwarden. Ik was erg geïrriteerd en werd door een agent aangesproken. Ik heb daar dingen geroepen.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2014137247, gesloten op 5 november 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014137247-1, d.d. 3 november 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op maandag 3 november 2014 stond ik in de winkel C1000 gevestigd aan het [straat] te Leeuwarden. Ik hoorde een overlast gevende man zeggen dat hij me dood zou schieten en me aan zijn mes zou rijgen. Ik voelde mij hierdoor erg bedreigd.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014137247-5, d.d. 3 november 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige]:
Op 3 november 2014 kwam er een man de C1000 binnen. Ik weet nu dat deze man [verdachte] heet. Ik hoorde dat [verdachte] tegen [slachtoffer 1] zei: 'ik kom wel aan wapens en dan schiet ik je dood'.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014137247-9, d.d. 3 november 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige]:
Ik heb [verdachte] ook nog horen zeggen: 'ik rijg je aan mijn mes'.
3. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2014127265, gesloten op
6 november 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
3.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014127265-2, d.d. 24 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Ik, [verbalisant], surveillant van politie Eenheid Noord-Nederland, was op vrijdag 24 oktober 2014 belast met het houden van toezicht in het centrum van Leeuwarden. Ik was in uniform gekleed. Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] op de Wirdumerdijk liep. Ik heb [verdachte] gezegd dat hij de openbare orde aan het verstoren was met zijn geschreeuw. Ik hoorde dat [verdachte] luidkeels in mijn richting riep: 'Jij bent een homo en een klootzak'. Ik zag en hoorde dat [verdachte] dit opzettelijk, in het openbaar en in mijn richting schreeuwde. Ik voelde mij door de eerder genoemde woorden beledigd. Ik voelde mij in mijn eer en goede naam aangetast.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 4. ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 februari 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2014127265-4, d.d. 5 november 2014, inhoudende de verklaring van verbalisanten.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen zal worden verklaard en de rechtbank heeft op grond daarvan de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten bewezen, met dien verstande dat:
1.
verdachte op 3 november 2014 te Leeuwarden [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je dood" en "Ik rijg je aan mijn mes";
3. (18/720283-14)
hij op 24 oktober 2014 te Leeuwarden opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten
[slachtoffer 2], surveillant van politie Eenheid Noord-Nederland, gedurende en ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten belast met het houden van toezicht in het centrum van Leeuwarden, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jij bent een homo en een klootzak";
4. (18/720283-14)
hij op 24 oktober 2014 te Leeuwarden opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten
[slachtoffer 3], gedurende en ter zake de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten belast met het toezicht op de openbare orde, in tegenwoordigheid van die [slachtoffer 3] mondeling haar collega Hekalo heeft toegevoegd de woorden: "Ik wil jouw vrouwelijke collega in haar kleine kutje neuken".
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3. eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
4. eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsrapport opgemaakt door Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 10 december 2014, het trajectconsult d.d. 24 november 2014, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood. Deze bedreiging heeft gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte meerdere politieagenten tijdens de uitoefening van hun werk beledigd. De rechtbank neemt verdachte deze feiten kwalijk, temeer nu verdachte zowel voor bedreiging als voor belediging eerder is veroordeeld.
De reclassering heeft in haar rapport aangegeven dat eerder ingezette hulpverleningstrajecten niet tot gedragsverandering hebben geleid. Vanwege de chronische verslavingsproblematiek, de beperkte leerbaarheid en de negatieve houding van verdachte ten opzichte van begeleiding en behandeling, wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. De reclassering adviseert het opleggen van een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). De officier van justitie heeft het standpunt van de reclassering tot het zijne gemaakt en oplegging van de ISD-maatregel gevorderd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich terdege bewust is geworden van de mogelijkheid dat ISD zal worden opgelegd. Hij heeft te kennen gegeven dat deze dreiging hem van het plegen van nieuwe feiten zal weerhouden.
De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte voldoet aan de wettelijke criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van verdachte met betrekking tot de onderhavige feiten, maar ook gelet op de veelheid van feiten waarvoor verdachte de afgelopen jaren is veroordeeld, een grote hoeveelheid overlast teweeg heeft gebracht. De rechtbank acht oplegging van de ISD-maatregel (nog) niet aan de orde. De rechtbank neemt hierbij in ogenschouw dat verdachte niet een bewuste, actieve rol heeft gespeeld bij het plegen van de feiten, doch ongewild in situaties terecht is gekomen die hem hebben bewogen tot het roepen van beledigende en bedreigende woorden. Een en ander zou anders zijn geweest indien het initiatief duidelijk bij verdachte zelf zou hebben gelegen, zoals bijvoorbeeld bij het plegen van een (zoveelste) winkeldiefstal, hetgeen hier niet aan de orde is.
De rechtbank wil verdachte nog een kans bieden zijn leven een andere wending te geven en zal daarom volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf. Gelet op het omvangrijke strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat deze gevangenisstraf van aanzienlijke duur moet zijn.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2015.
Mr. E.G.C. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Koelman
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Huizenga
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720278-14
ter berechting gevoegd parketnummer 18/720283-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 10 februari 2015
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. G.C. Koelman en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, en
mr. J.C. Huizenga, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. P.M. van der Spek.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te Leeuwarden,
ingeschreven op het adres [adres],
thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden te Leeuwarden.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. E. Albayrak, advocaat te Leeuwarden.
……
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van dinsdag 24 februari 2015 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.