In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisers en gedaagden naar aanleiding van een brand. Eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.B. van Beem, vorderden schadevergoeding van gedaagde, een vennootschap onder firma, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.H.C. Bulthuis, wegens de brand die zou zijn ontstaan door een ondeugdelijke aanleg van een rookkanaal. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 24 juni 2015 eisers toegelaten tot bewijslevering. Tijdens de bewijslevering zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder familieleden van eisers en brandweerlieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende bewijs opleverden voor het causaal verband tussen de brand en de gestelde tekortkomingen van gedaagde bij de aanleg van het rookkanaal.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen overtuigend bewijs is geleverd dat de brand is ontstaan ter plaatse van de rookgasafvoer van het rookkanaal. De deskundigenrapporten die door beide partijen zijn ingediend, gaven geen eenduidige oorzaak aan voor de brand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brand niet met zekerheid kan worden toegeschreven aan de werkzaamheden van gedaagde en dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling dat de brand het gevolg is van een tekortkoming van gedaagde. Daarom heeft de rechtbank de vordering van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 12.859,00.
De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de kostenveroordeling onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.