Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Procesverloop
Ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 19/810058-11 en de bewezenverklaarde feiten 2, 10, 11, 12 A en B, 13 en 14 van parketnummer 19/930000-14 is de rechtbank, met de raadsman van veroordeelde en de officier van justitie, van oordeel dat het door deze feiten verkregen wederrechtelijk voordeel verminderd dient te worden met de door de rechtbank bij vonnis van 7 juli 2015 toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen in die zaken. Derhalve worden de ontnemingsbedragen uit voornoemde feiten op nihil gesteld.
- feit 4 A, B en C :
€ 42.233,69;
€ 25.000,00;
€ 30.600,00;
€ 45.188,01;
€ 1.484,96;
€ 13.762,26.
€ 30.500,00. De rechtbank baseert dit oordeel op dezelfde bewijsmiddelen als die in de bijlage bij haar vonnis van 7 juli 2015 zijn opgenomen ter zake de valsheid in geschrift als bewezenverklaard onder feit 3 van parketnummer 19/930000-14.
€ 199.170,95wederrechtelijk aan voordeel heeft genoten. De rechtbank zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen om dit bedrag aan de Staat te betalen.