ECLI:NL:RBNNE:2016:1788

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
15/3746
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring aanvraag om omgevingsvergunning door gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Noord Friesche Lokaal Spoorwegmaatschappij en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarderadeel. De rechtbank beoordeelt de vraag of de gemeente de aanvraag om een omgevingsvergunning van eiseres terecht buiten behandeling heeft gesteld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor het bouwen van rails op een voormalige spoorlijn, maar de gemeente stelde dat eiseres geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de gemeente ten onrechte heeft gesteld dat het bouwplan van eiseres nimmer kan worden verwezenlijkt, aangezien de plannen van eiseres en die van de gemeente in beginsel naast elkaar kunnen bestaan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de gemeente, herroept het primaire besluit en draagt de gemeente op om de aanvraag van eiseres in behandeling te nemen. Tevens wordt de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.488,00 bedragen, en moet de gemeente het griffierecht van € 331,00 vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 15/3746 en LEE 15/4954

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2016 in de zaak tussen

Stichting Noord Friesche Lokaal Spoorwegmaatschappij, te Hilversum, eiseres
(gemachtigde: mr. P.W.M. Huisman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarderadeel, verweerder
(gemachtigde: mr. I. van der Meer).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een omgevingsvergunning buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 20 augustus 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit op 25 september 2015 beroep ingesteld. Dit beroep staat bekend onder zaaknummer LEE 15/3746.
Op 10 december 2015 heeft eiseres een beroepschrift ingediend tegen de weigering een aanvraag om een omgevingsvergunning in behandeling te nemen. Dit beroep staat bekend onder zaak nummer LEE 15/4954.
Verweerder heeft een tweetal verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2016. Namens eiseres zijn verschenen [eisers] bijgestaan door mr. P.W.M. Huisman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor verweerder is voorts verschenen A.M. den Helder.

Overwegingen

1 De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden en zal eerst het beroep bekend onder zaaknummer LEE 15/3746 beoordelen.
1.1
Op 20 maart 2015 heeft mr. P.W.M. Huisman, namens de Stichting Noord Friesche Lokaal Spoorwegmaatschappij (hierna: eiseres), een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend. Eiseres wil op de voormalige spoorlijn tussen Stiens en Jelsum een rails bouwen om daar met spoorfietsen op te gaan rijden.
1.2
Bij schrijven van 2 juni 2015 heeft verweerder aan eiseres laten weten dat eiseres geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Alleen belanghebbenden kunnen een aanvraag indienen. Omdat eiseres geen belanghebbende is, is er geen sprake van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, en kan de aanvraag niet in behandeling worden genomen. Bij besluit van 20 augustus 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
2.1
Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. Zij voert aan dat de vraag of de Stichting Noord Friesche Lokaal Spoorwegmaatschappij eigenaar is of niet, niet relevant is. Belangrijk is volgens eiseres dat zij bij een eerdere aanvraag wel als belanghebbende is aangemerkt. In de aanvullende gronden van beroep van 3 februari 2016 heeft eiseres een aantal stukken overgelegd waarop zij zich ter zitting zal beroepen.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Voorzover eiseres zich gelet op de door haar overgelegde stukken beroept op het vertrouwensbeginsel slaagt dit beroep volgens verweerder niet. In het verweerschrift legt verweerder uit hoe een en ander destijds is gegaan. Dat eiseres in het kader van een eerdere aanvraag wel als belanghebbende is aangemerkt, is omdat verweerder destijds nog niet de eigenaar was van het betreffende perceel waarop het plan ziet.
2.3
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder het bezwaarschrift van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), bijvoorbeeld de uitspraak van AbRS van 28 oktober 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BK1371) kan worden afgeleid dat de aanvrager om bouwvergunning belanghebbende is bij een beslissing op die aanvraag, tenzij aannemelijk is dat het bouwplan nimmer kan worden verwezenlijkt. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een situatie dat het bouwplan van eiseres nimmer kan worden verwezenlijkt. De enkele omstandigheden dat verweerder eigenaar is van de gronden waarop het plan ziet en hele andere plannen heeft met die gronden, maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat het plan van eiseres nimmer kan worden verwezenlijkt. In dit verband acht de rechtbank van belang dat ten tijde van het besluit de financiering van de plannen van verweerder nog niet rond was. Voorts acht de rechtbank van belang dat de plannen van eiseres en die van verweerder in beginsel naast elkaar kunnen worden uitgevoerd. De rechtbank betrekt voorts bij haar oordeel datgene wat tussen partijen aan de besluitvorming vooraf is gegaan en dat verweerder (aanvankelijk) een positieve grondhouding had ten opzichte van het plan van eiseres. Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een situatie dat het bouwplan van eiseres nimmer kan worden verwezenlijkt. Verweerder heeft eiseres ten onrechte om die reden niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb heeft aangemerkt. Dat verweerder wellicht de aanvraag van eiseres zal afwijzen, doet aan de vraag of eiseres belanghebbende is niet af. Het beroep van eiseres treft doel.
2.4
Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking en het primaire besluit dient te worden herroepen. Verweerder dient de aanvraag in behandeling te nemen en opnieuw te beslissen.
2.5
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,00,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 496,00 en een wegingsfactor 1).
2.6
Eiseres heeft tevens verzocht om vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar. Nu het primaire besluit wordt herroepen, bestaat er aanleiding verweerder op grond van artikel 7:15 van de Awb in verbinding met artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten van eiseres in bezwaar. Onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen deze kosten worden begroot op € 496,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en een wegingsfactor 1).
2.7
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
3.1
Ten aanzien van het beroep bekend onder zaaknummer LEE 15/4954 stelt de rechtbank vast, gelet op het verhandelde ter zitting, dat niet meer in geschil is dat het beroepschrift als bezwaarschrift dient te worden doorgezonden naar verweerder. De rechtbank zal dan ook het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Awb als bezwaarschrift aan verweerder doen toekomen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep bekend onder zaaknummer LEE 15/3746 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • draagt verweerder op de aanvraag van eiseres in behandeling te nemen en daarop te beslissen;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres in bezwaar en beroep gemaakte kosten tot een bedrag van € 1.488,00 (€ 992,00 + € 496,00);
  • bepaalt dat verweerder de door eiseres betaalde griffierechten van € 331,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.