ECLI:NL:RBNNE:2016:1837
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke toetsing van een punitieve sanctie en bewijsvoering bij bestuursrechtelijke boete
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 april 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. K.E. Wielenga, en de Minister van Infrastructuur en Milieu, vertegenwoordigd door mr. H.J. 't Hart. De zaak betreft de oplegging van een bestuurlijke boete van € 800 aan eiser wegens een vermeende overtreding van de vaar- en rusttijden van de voltallige bemanning van een motorsleepboot. Eiser heeft tegen het besluit van de Minister beroep ingesteld, nadat zijn bezwaar ongegrond was verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthouder op 17 februari 2014 onderzoek heeft verricht naar de vaar- en rusttijden van de bemanning van de boot, die op dat moment in Utrecht lag. De Minister heeft de boete opgelegd op basis van de overtreding van de regels zoals vastgelegd in de Binnenvaartwet en het Reglement betreffende het Scheepvaartspersoneel op de Rijn. Eiser heeft echter betoogd dat de boot op het moment van de controle verhuurd was aan een derde partij, wat de overtreding zou uitsluiten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Minister niet heeft aangetoond dat eiser de overtreding heeft begaan. De rechtbank heeft daarbij de bewijslast bij de Minister gelegd, in overeenstemming met de waarborgen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, het primaire besluit herroepen en bepaald dat de Minister het griffierecht en de proceskosten aan eiser dient te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in bestuursrechtelijke procedures.