ECLI:NL:RBNNE:2016:1845

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
18.830154-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ter zake van jeugdprostitutie met gevangenisstraf en taakstraf

Op 24 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige prostituee. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de verdachte, die op 7 september 2014 in Almere seksuele handelingen heeft verricht met een minderjarige, die zich beschikbaar stelde voor seksuele diensten tegen betaling. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. D.L.A.M. Pluijmakers. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn penis in de mond en vagina van het slachtoffer heeft gebracht. De verdachte heeft ontkent dat hij op de hoogte was van de minderjarigheid van het slachtoffer, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor de bewezenverklaring van het feit. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van minderjarigen in zedenzaken van groot belang is en dat de verdachte de verplichting had om onderzoek te doen naar de leeftijd van het slachtoffer.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, verwijzend naar eerdere zaken waarin een gevangenisstraf van één dag was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het feit ernstig was, de verdachte niet opzettelijk naar een minderjarige had gezocht en dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 120 uur, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 60 dagen zou worden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/830154-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 maart 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 maart 2016.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 september 2014 in de gemeente Almere ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] die zich (onder de werknaam " [werknaam slachtoffer] ") beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontucht bestond uit
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] , en/of
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 10 september 2014, opgenomen op pagina 921 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] :
(p. 915) A: Ik sta op Kinky.nl en Sexjobs en zo. Er staat een nummer bij en dat nummer bellen de klanten. Daar ga ik dan heen, gebracht door [persoon] , en dan doe ik mijn ding en dan word ik weer door [persoon] terug gebracht.
(p. 918) Ik ging soms wel naar een hotel waar klanten waren.
V: Weet je nog namen van hotels.
A: Ja, [hotel] in [pleegplaats] . Ik weet nog van een jonge klant. Hij was echt knap. Het was een Irakees. Dat was in [hotel] in [pleegplaats] . Dat was afgelopen week. Het is nog niet zo lang geleden.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 5 november 2014, opgenomen op pagina 1318 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
(p. 1321) V: zegt de naam [werknaam slachtoffer] jou iets?
A: ja een brunette en staat op internet. Ik heb haar voor de seks betaald. Ik heb haar 150 euro contant betaald.
(p. 1322) Ik neukte haar in de vagina. Voor het neuken heeft ze mij nog gepijpt.
O: Er wordt verdachte een foto getoond (van [slachtoffer] , p. 1324; toevoeging rechtbank)
A: Ja, dit is het meisje over wie ik spreek.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 7 september 2014 in de gemeente Almere ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] die zich (onder de werknaam " [werknaam slachtoffer] ") beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, welke ontucht bestond uit
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] , en
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet van achttien jaren heeft bereikt.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald met betrekking tot de leeftijd van de minderjarige. Verdachte heeft niet naar de leeftijd van de minderjarige gevraagd; enerzijds omdat hij daar te dronken voor was en anderzijds omdat een dergelijke vraag zelden een eerlijk antwoord zal opleveren. Bovendien heeft verdachte gereageerd op een advertentie op een legale website en vond hij het meisje er ouder dan 18 jaar uitzien, zo heeft de raadsman gesteld.
De raadsman heeft daarmee een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit verweer voorop dat de strekking van artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht ziet op het tegengaan van kinderprostitutie, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt. Dit bestanddeel is bewezen als objectief komt vast te staan dat de minderjarige tussen de 16 en 18 jaar oud was. De leeftijd is als geobjectiveerd bestanddeel in dit wetsartikel (en in andere wetsartikelen betreffende de zeden) opgenomen ter bescherming van minderjarigen. De wetgever geeft hiermee het grote belang aan dat hij hecht aan de bescherming van minderjarigen in zedenzaken. De wetenschap bij verdachte van de leeftijd van de minderjarige is voor een bewezenverklaring niet van belang. Dat laat onverlet dat verdachte een verweer kan voeren daar waar het zijn strafbaarheid betreft. Een beroep op afwezigheid van alle schuld, dat wil zeggen op het ontbreken van alle strafrechtelijke relevante verwijtbaarheid, zal, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen slagen.
Op grond daarvan had verdachte in deze zaak de verplichting om onderzoek te doen naar de leeftijd van de minderjarige. Dat verdachte heeft gereageerd op een advertentie op een legale website maakt niet dat hij zomaar van de juistheid van de informatie op die website mocht afgaan, ook niet nu het meisje er naar zijn mening als een meerderjarige uitzag Dat het informeren naar de leeftijd zijns inziens toch geen eerlijk antwoord zou hebben opgeleverd maakt dit niet anders en dit geldt ook voor het feit dat verdachte te dronken zou zijn om zich te realiseren dat er mogelijk een minderjarige in het spel was dan wel dat hij dat hij daardoor niet in staat was adequate informatie te verkrijgen. Deze omstandigheden ontslaan verdachte in ieder geval niet van de verplichting een onderzoek naar de leeftijd te verrichten. Nu verdachte zich, zoals hij zelf heeft erkend, op generlei wijze heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van de minderjarige, is er reeds daarom geen sprake van afwezigheid van alle schuld en wordt het verweer verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht en de strafvorderingsrichtlijn van het openbaar ministerie die voor een dergelijk feit een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van minimaal 6 maanden eist. Nu verdachte een first offender is, is de officier van justitie van mening dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk dient te worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om aansluiting te zoeken bij de strafafdoeningen in de zogenoemde Valkenburgse zedenzaken. Om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht zijn diverse zaken afgedaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag, gecombineerd met een werkstraf van gemiddeld 120 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruik maken van de diensten van een minderjarige prostituee. Daarbij is sprake geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie. Dat verdachte - zoals hij heeft verklaard - dacht dat het meisje meerderjarig was nu zij haar diensten als volwassene via internet aanbood en zij er daadwerkelijk als een meerderjarige uitzag, doet aan de (strafrechtelijke) verwijtbaarheid die verdachte kan worden gemaakt niet af. Verdachte heeft immers nagelaten zich ervan te vergewissen dat het meisje meerderjarig was.
Het hebben van seks met een minderjarige prostituee is strafbaar gesteld in artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht. Hierin staat de bescherming van minderjarigen centraal. Zij moeten kunnen opgroeien in een omgeving waar zij zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Bij jeugdprostitutie is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt. De rechtbank houdt er echter rekening mee dat uit het strafdossier niet kan worden afgeleid dat verdachte bewust op zoek was naar een seksafspraak met een meisje dat jonger was dan 18 jaar. Hij reageerde op een advertentie op een legale website. Zonder ook maar iets af te doen aan de ernst van het strafbare feit en de mogelijke gevolgen daarvan voor de minderjarige, is het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt minder groot dan in het geval waarin iemand wel bewust op zoek is gegaan naar een minderjarige of wist dat zij minderjarig was. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank anders dan de officier van justitie een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf een te zware strafmodaliteit en komt tot een andere strafmodule.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 248b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag.

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. L.G. Wijma en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2016.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.