ECLI:NL:RBNNE:2016:1894

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
4907039 / CV EXPL 16-2978
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 april 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap HOLDING P.P. BERTRAM B.V. (eiseres) en SKOOTER NEDERLAND B.V. (gedaagde). Bertram heeft Skooter aangeklaagd wegens huurachterstand van de bedrijfsruimte aan de Noorderbuurt 2 te Drachten. De huurovereenkomst, die op 1 januari 2015 is ingegaan, loopt tot 31 december 2019. Skooter heeft de huur voor de maanden oktober 2015 tot en met april 2016 niet betaald, ondanks herhaalde aanmaningen. Bertram heeft in december 2015 de bankgarantie ingeroepen, waarna de bank een bedrag van € 15.729,99 heeft voldaan aan Bertram.

Bertram heeft in het kort geding gevorderd dat Skooter de winkelruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zou ontruimen en de achterstallige huur zou betalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Bertram spoedeisend belang heeft bij de vorderingen, gezien de huurachterstand en het feit dat Skooter niet heeft voldaan aan haar verplichtingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Skooter in gebreke is gebleven en dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd is. De rechter heeft de vorderingen van Bertram toegewezen, inclusief de betaling van de huurachterstand en de proceskosten.

De kantonrechter heeft Skooter veroordeeld om de winkelruimte binnen veertien dagen te ontruimen, de huurachterstand van € 15.729,99 te betalen, en de huurprijs voor de maanden daarna te voldoen. Tevens is Skooter veroordeeld in de proceskosten van Bertram, die zijn vastgesteld op € 1.418,75. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 4907039 / CV EXPL 16-2978
Vonnis in kort geding van 20 april 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLDING P.P. BERTRAM B.V.,
gevestigd te Tynaarlo,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Dijsselhof te Assen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SKOOTER NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: A. Hes.
Partijen zullen hierna "Bertram” en “Skooter” worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de namens Bertram uitgebrachte dagvaarding van 22 maart 2016, inclusief producties;
  • de door Bertram voorafgaand aan de mondelinge behandeling in het geding gebrachte aanvullende producties;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 4 april 2016, ter gelegenheid waarvan partijen hun stellingen en verweren nader hebben toegelicht, voor wat betreft Skooter aan de hand van een ter zitting overgelegde pleitnota.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bertram is eigenaar van de bedrijfsruimte staande en gelegen aan de
Noorderbuurt 2 te Drachten, (hierna te noemen: de winkelruimte), die zij sinds 1 januari 2015 aan Skooter verhuurt op grond van een tussen partijen gesloten schriftelijke huurovereenkomst (hierna te noemen: de huurovereenkomst). De huurovereenkomst is aangegaan voor een periode van vijf jaar en loopt derhalve tot en met 31 december 2019.
2.2.
Van de huurovereenkomst maken deel uit de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW (hierna te noemen: de algemene bepalingen). In de algemene bepalingen is onder andere het volgende opgenomen:
Bankgarantie/Waarborgsom
26.1
Als waarborg voor de juiste nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst zal huurder bij ondertekening van de huurovereenkomst aan verhuurder een bankgarantie afgeven (…) ter grootte van een in de huurovereenkomst weergegeven bedrag gerelateerd aan de betalingsverplichtingen van huurder aan verhuurder dan wel waarborgsom storten op een door verhuurder opgegeven bankrekening. (…)
26.2
Als de bankgarantie dan wel waarborgsom is aangesproken, zal huurder op eerste verzoek van verhuurder zorgen voor een nieuwe bankgarantie dan wel waarborgsom (…) tot het bedrag dat direct voorafgaande aan het moment dat de bankgarantie dan wel waarborgsom werd aangesproken, van toepassing was.’
2.3.
Skooter exploiteert in de winkelruimte een kledingzaak. De door Skooter verschuldigde huurprijs bedraagt € 5.243,33 per maand, inclusief btw, en dient steeds voor of op de eerste van de maand waarop deze betrekking heeft, te zijn voldaan.
2.4.
Tussen Bertram en Skooter is sinds 16 juli 2015 bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig (bekend onder zaak-/rolnummer 4321671 CV EXPL 15-7950). Bij conclusie van repliek, tevens akte houdende wijziging van eis, heeft Bertram haar eis in de bodemprocedure gewijzigd in die zin dat zij daarin tevens vordert de huurovereenkomst met Skooter te ontbinden.
2.5.
Skooter heeft de huur betreffende de maanden oktober 2015 tot en met april 2016 (zeven maanden), ondanks aanmaningen daartoe, onbetaald gelaten. In verband met deze achterstand heeft Bertram in december 2015 de door de bank van Skooter verstrekte bankgarantie ingeroepen, waarna de bank aan Bertram € 15.729,99 heeft voldaan.
2.6.
Bij brief van 11 december 2015 heeft de gemachtigde van Bertram Skooter verzocht en gesommeerd om binnen één week op grond van artikel 26 lid 2 van de algemene bepalingen een nieuwe deugdelijke bankgarantie te verstrekken met de aanzegging dat, indien Skooter aan die sommatie niet zou voldoen, Bertram haar in kort geding zou betrekken en ontruiming van het gehuurde zou vorderen. Skooter heeft niet voldaan aan het verzoek.

3.De vordering

3.1.
De vorderingen van Bertram strekken ertoe, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. Skooter veroordeelt om de winkelruimte binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een zodanige termijn als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, te ontruimen en te verlaten met al het hare en met al de haren en dit onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen van Bertram;
II. Skooter veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Bertram te betalen de huur voor de maanden januari, februari en maart 2016, derhalve de somma ad
€ 15.729,99, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:11 9a BW,
althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, daarover vanaf de datum dezer
dagvaarding tot die dag der algehele voldoening;
III. Skooter veroordeelt tot betaling van de huurprijs ad € 5.243,33 voor iedere na maart 2016 te verschijnen maand of een gedeelte daarvan zolang Skooter de Winkelruimte nog niet heeft ontruimd;
Subsidiair:
I. Skooter veroordeelt om binnen achtenveertig uur na de betekening van het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een zodanige termijn als de kantonrechter in goede
justitie zal vermenen te behoren:
- aan Bertram te (doen) verstrekken de bankgarantie als bedoeld in
artikel 26 van de algemene bepalingen voor een bedrag
ad € 15.729,99, afgegeven door een in Nederland gevestigde bank, althans:
- aan Bertram een waarborgsom te betalen ad € 15.729,99, zulks op straffe van verbeurte van een direct opeisbare en aan Bertram
verschuldigde dwangsom ad € 1.000,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan gedurende welke Skooter met het voorgaande in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 25.000,00, althans op straffe van een zodanige dwangsom als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te
behoren;
II. Skooter veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Bertram te betalen de huur voor de maanden januari, februari en maart 2016, derhalve de somma ad
€ 15.729,99, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a 5W,
althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, daarover vanaf de datum dezer
dagvaarding tot die dag der algehele voldoening;
III. Skooter veroordeelt tot betaling van de huurprijs ad € 5.243,33 voor iedere na maart 2016 te verschijnen maand zolang de huurovereenkomst voortduurt, te voldoen voor of op de eerste van iedere maand;
Meer subsidiair:
een zodanige beslissing neemt als hij in goede justitie zal vermenen te behoren;
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
Skooter veroordeelt in de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na
dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis en - voor het geval voldoening van de
proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de
nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in
dezen te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de
gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel
6:119a BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, over de (na)kosten te
rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Skooter voert verweer, waarbij zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal, voor zover van belang, in het navolgende worden ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

Spoedeisendheid
4.1.
De kantonrechter overweegt dat uit de aard van de zaak Bertram spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Immers, niet in geschil is tussen partijen dat Skooter al geruime tijd niet voldoet aan haar betalingsverplichting uit hoofde van de huurovereenkomst, terwijl zij daarvoor wel substantiële maandelijkse vaste lasten moet voldoen. Indien Bertram spoedig weer de vrije beschikking verkrijgt over de winkelruimte kan zij deze verhuren aan een derde partij die wel bereid en in staat is om de huur te betalen. Dat tussen partijen reeds een bodemprocedure loopt, maakt het oordeel niet anders.
Rechtsvraag
4.2.
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek naar die feiten, beoordeeld worden of de vordering van Bertram in een bodemprocedure zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop en gelet op de wederzijdse belangen, toewijzing van de vorderingen reeds nu gerechtvaardigd is. Daarvoor moet worden beoordeeld of voorshands aannemelijk moet worden geacht dat de gevorderde huurachterstand in een bodemprocedure zal worden toegewezen en Skooter zodanig tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, dat ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen en dat ontruiming van het gehuurde reeds nu daarom gerechtvaardigd is. De kantonrechter overweegt dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord en hij overweegt daartoe het volgende.
Huurachterstand
4.3.
Vast is komen te staan, omdat dit niet betwist is, dat ondanks herhaalde daartoe strekkende verzoeken zijdens Bertram, Skooter heeft verzuimd om de huur te betalen betreffende de maanden oktober 2015 tot en met april 2016, zijnde zeven maanden. Tevens staat vast dat Bertram in december 2015 ter zake de huurachterstand met betrekking tot de maanden oktober, november en december 2015 de door de bank van Skooter verstrekte bankgarantie met succes heeft ingeroepen, zodat resteert de huurachterstand met betrekking tot de maanden januari tot en met april 2016. Bertram heeft bij dagvaarding betaling gevorderd van de huurachterstand berekend tot en met maart 2016, zijnde een bedrag van
€ 15.729,99. Nu Skooter geen andere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat Skooter niet gehouden was de huur te voldoen, zal de vordering worden toegewezen. De vordering tot betaling van de huurprijs voor iedere na maart 2016 te verschijnen maand of een gedeelte daarvan zolang Skooter de winkelruimte nog tot haar beschikking heeft, zal eveneens worden toegewezen.
Ontruiming
4.4.
Met betrekking tot de gevorderde ontruiming van de winkelruimte overweegt de kantonrechter dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een zodanige ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door Skooter, dat ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure naar verwachting zal worden uitgesproken. Er is bovendien geen sprake van dat de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet zou rechtvaardigen.
Immers, vast staat dat Skooter reeds geruime tijd niet aan haar betalingsverplichting voldoet, noch aan de verplichting om ingevolge de algemene bepalingen een nieuwe bankgarantie te stellen. Voorts is van belang dat Bertram onbetwist heeft gesteld dat zij gedurende de periode oktober 2015 tot en met maart 2016 geen reacties heeft ontvangen van Skooter op aanmaningen en brieven van haar (dan wel haar gemachtigde), zowel met betrekking tot de ontstane huurachterstand als het verzoek tot het stellen van een nieuwe bankgarantie. De kantonrechter acht het bovenstaande een handelen in strijd met hetgeen van een goed huurder mag worden verwacht. Dat de oorzaak van het niet kunnen betalen en het niet kunnen stellen van een nieuwe bankgarantie, aldus Skooter, gelegen is in het feit dat Skooter schade heeft geleden als gevolg van een door deze rechtbank op 2 september 2014 uitgesproken faillissement van HSK, welk faillissement vervolgens door het Hof Den Bosch op 17 september 2015 is vernietigd, maakt het oordeel niet anders.
De vordering tot ontruiming van het gehuurde zal dan ook worden toegewezen. Het ter zitting gedane verzoek van Skooter, daarbij verwijzend naar een vonnis 27 januari 2016 van de rechtbank Midden Nederland, locatie Lelystad (bekend onder zaak-/rolnummer
4652456 / CV EXPL 15-657), om tot een voorwaardelijke veroordeling tot ontruiming te komen zal niet worden gehonoreerd. Skooter heeft in het kader van haar verzoek weliswaar gesteld dat zij verwacht de huurachterstand binnen vier weken na de datum van de zitting te kunnen voldoen, maar zij heeft nagelaten aan te tonen dat zij daartoe thans daadwerkelijk in staat is, terwijl zij zeven maanden geen huur heeft betaald. De verwijzing naar bovengenoemde uitspraak gaat bovendien niet op, nu de huurder in die zaak (eveneens Skooter), daags voor het uitbrengen van de dagvaarding nog huur had betaald. Daarvan is in onderhavige zaak geen sprake.
(Meer) subsidiaire vorderingen
4.5.
Nu de kantonrechter de primaire vorderingen heeft toegewezen, komt hij aan een beoordeling van de (meer) subsidiaire vorderingen niet toe.
p
roceskosten
4.6.
Skooter zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten van Bertram. Deze kosten worden vastgesteld als volgt:
  • griffierecht € 941,00
  • exploitkosten € 77,75
  • salaris gemachtigde
€ 1.418,75
Nakosten en rente
4.7.
De nakosten, waarvan Bertram betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden vastgesteld. De door Bertram gevorderde handelsrente zal worden toegewezen zoals hieronder nader is aangegeven.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Skooter om de winkelruimte aan de Noorderbuurt 2 te Drachten binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met al het hare en met al de haren en dit onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen van Bertram;
5.2.
veroordeelt Skooter tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Bertram te betalen een bedrag van € 15.729,99, zijnde de huur voor de maanden januari, februari en maart 2016, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW,
vanaf 22 maart 2016, zijnde de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele
voldoening;
5.3.
veroordeelt Skooter tot betaling van de huurprijs ad € 5.243,33 voor iedere na maart 2016 te verschijnen maand of een gedeelte daarvan zolang Skooter de winkelruimte nog niet heeft ontruimd;
5.4.
veroordeelt Skooter in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Bertram vastgesteld op een bedrag van € 1.418,75, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en - voor het geval voldoening van de
proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de
nakosten ad € 100,00, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
C 380