7.1Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] d.d. 27 augustus 2015, proces-verbaal nummer 19, opgenomen op pagina's 357-359 van het dossier, onder meer inhoudende:
"V: Het gaat over de avond met de gestolen BMW, de avond/nacht van dinsdag 18 augustus op woensdag 19 augustus 2015.
A: [medeverdachte 1] en [verdachte] , die twee volgens mij. Iedereen noemt [verdachte] [bijnaam 2 verdachte] . Die waren daar. Het enigste wat ik over die auto kan vertellen. [medeverdachte 1] en [bijnaam 2 verdachte] waren druk aan het doen. Ze waren vet blij. Ze zeiden dat ze nieuwe schoenen zouden kopen. Er was iets met sleutels. Ze hadden een sleutel.
Het oordeel van de rechtbank
1. Overweging met betrekking tot het bezigen van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 4]
Door de raadsman is aangevoerd dat de door [getuige 1] en [getuige 4] afgelegde verklaringen niet gebezigd mogen worden in de bewijsconstructie, kort gezegd omdat deze onbetrouwbaar zouden zijn.
De rechtbank overweegt omtrent de verklaringen van [getuige 1] als volgt.
[getuige 1] is op 19 augustus 2015 met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden terwijl ze reden in de van [slachtoffer 2] gestolen personenauto van het merk BMW met het [kenteken] (hierna: de BMW). [getuige 1] is diezelfde dag verhoord en heeft meteen aangegeven dat hij het hele verhaal wilde vertellen. [getuige 1] heeft in totaal vier verklaringen bij de politie afgelegd en is tevens bij de rechter-commissaris gehoord. [getuige 1] heeft telkens verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] hem hebben verteld dat zij de diefstal van de BMW hebben gepleegd. Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hem hebben verteld dat zij de overval op de supermarkt hadden gepleegd en dat verdachte in de auto was achtergebleven.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van [getuige 1] op meerdere onderdelen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank bespreekt de volgende onderdelen.
- Met betrekking tot het contact met [medeverdachte 1] op 18 augustus 2015 heeft [getuige 1] het volgende verklaard:
"V: Hoe zit het nu met de diefstal van de BMW.
A: Ik zat thuis en kreeg een WhatsApp bericht van [medeverdachte 1] . Dit was omstreeks 22.00-23.00 uur. In dit bericht stond "Ik heb een BMW". Ik ben naar buiten gegaan en ik zag dat er verderop een auto stond van het merk BWM type 1. Ik stapte in de BMW."
De rechtbank constateert dat de verklaring van [getuige 1] op dit punt wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 1], inhoudende dat hij een WhatsApp bericht heeft gestuurd waarin hij zegt een BMW te hebben. Ook heeft een buurman van [getuige 1] , [getuige 3], verklaard dat [medeverdachte 1] op 18 augustus 2016 rond 22:30 uur in een BMW aan kwam rijden in de [straat 2] in [pleegplaats 2] , alwaar hij naar [getuige 1] vroeg en waarna [getuige 1] kwam aanlopen en eveneens in de BMW stapte.
- Met betrekking tot het stelen van de BMW en het tanken heeft [getuige 1] het volgende verklaard:
"Het benzinepeil in de BMW was heel laag. Ik zat die nacht eerder rechts achterin en ik zag dat het benzinelampje brandde. Toen ik thuis werd opgepikt brandde het lampje al. In de wijk [wijk 3] ( [pleegplaats 2] ) vroegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [bijnaam 2 verdachte] om benzinegeld aan de andere jongens. We reden een rondje en uiteindelijk vertelde [medeverdachte 1] mij dat hij de auto had gestolen. [bijnaam 2 verdachte] zat toen ook in de auto. [bijnaam 2 verdachte] bevestigde het verhaal ook dat ze een auto hadden gestolen. Beiden vertelden eigenlijk dat ze over straat liepen en dat er een sleutelbos in een voordeur zat. Aan die bos/bij die sleutel zat ook een sleutel van een BWM auto."
Deze passages uit de verklaring van [getuige 1] worden ondersteund door de verklaringen van aangever [slachtoffer 2], waaruit blijkt dat er weinig benzine in de BMW zat, dat hij zijn sleutels mogelijk in de voordeur had laten zitten en dat de sleutel van de voordeur en de sleutel van de BMW aan dezelfde sleutelbos zaten.
Voorts heeft [medeverdachte 1]verklaard dat [medeverdachte 2] degene is die op de camerabeelden van het Esso pompstation staat. Op deze camerabeeldenis te zien dat er op 19 augustus 2015 rond 02:25 uur met een zilverkleurige BMW 1 serie met [kenteken] wordt getankt. Er wordt getankt en betaald door een manspersoon gekleed in een blauwe trainingsbroek van het merk Adidas en zwarte bovenkleding met witte stiksels en een wit logo op de linkerborst.
Deze kleding komt overeen met de kleding die een van de overvallers in de supermarkt draagt blijkens camerabeelden.
- Met betrekking tot de kleding en het schoeisel heeft [getuige 1] het volgende verklaard:
"V: Wat herken je van deze foto’s F en G.
A: De tas ken ik niet. De jas is zeer waarschijnlijk van [medeverdachte 1] want hij heeft had zo’n jas. Op het een jas is van het merk America Today ga ik ervan uit dat het zijn jas is.
V: Ik toon je nu de foto's van camerabeelden die zijn gemaakt ten tijde van de overval.
A: Op de foto's herken ik zeker [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Volgens mij draagt [medeverdachte 1]
hier de jas van de vorige foto (foto bijlage F en G). Wat ik verder met zekerheid herken zijn mijn eigen schoenen. Ik zie dat [medeverdachte 1] dus mijn schoenen aan heeft op het moment van de overval. Ik herken [medeverdachte 1] ook aan zijn houding."
"Ook weet ik, dat zij de kleding die ze aan hadden, weggegooid hebben."
De verklaring van [getuige 1] wordt ten aanzien van de schoenen ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 1], die bij de politie heeft bevestigd dat hij zwarte schoenen van het merk Balenciaga van [getuige 1] heeft geleend op de avond voor de overval. Dat de bij de overval gedragen kleding inderdaad is weggegooid, wordt ondersteund door het aantreffen van de kakikleurige jas (en een big shopper, lijkend op de big shopper gebruikt bij de overval) in een sloot nabij de plek waar de gestolen BMW is aangetroffen.
- Met betrekking tot spullen in de BMW heeft [getuige 1] het volgende verklaard:
"Ik hoorde van [medeverdachte 1] en [bijnaam 2 verdachte] dat ze in de kofferbak van de BMW hadden gekeken en dat ze spullen hebben weggegooid."
Dit onderdeel van de verklaring van [getuige 1] wordt ondersteund door het aantreffen van verschillende goederen in de berm van het [locatie 2] in [pleegplaats 2] , nabij de plaats waar de BMW is aangetroffen op 19 augustus 2015. Deze spullen werden door [slachtoffer 2]herkend als spullen die in zijn BMW lagen.
- Met betrekking tot het zoeken op internet heeft [getuige 1] het volgende verklaard:
"Toen ik [medeverdachte 1] gistermiddag op het pleintje in de [straat 2] ontmoette, vertelde [medeverdachte 1] mij al direct dat ze een overval hadden gepleegd en dat ze geen buit hadden gemaakt. [medeverdachte 1] vertelde mij toen ook al dat de overval op internet stond. [medeverdachte 1] pakte zijn iPhone 5 en zocht het persbericht op. We keken op de internetsite van de [krant] . Ik zag dat er een bericht over een gewapende overval op stond, dat er geen buit was gemaakt en dat de overvallers in een grijze auto waren vertrokken."
Dit wordt bevestigd door onderzoekaan de telefoon (iPhone 5) van [medeverdachte 1] . Hieruit blijkt dat op deze telefoon op 19 augustus 2015 om 13:21 uur op de website van de [krant] is gezocht met als onderwerp "gewapende overval [pleegplaats 1] ".
Verschillen in de verklaring van [getuige 1]
De rechtbank constateert - met de raadsman - dat [getuige 1] niet op alle onderdelen telkens hetzelfde heeft verklaard. Zo valt op dat [getuige 1] op 19 april en 28 augustus 2015, kort gezegd, heeft verklaard dat hij de wapens (opeens) in de BMW zag liggen, terwijl hij op 20 augustus en 13 oktober 2015 heeft verklaard dat hij zelf buiten bleef en zag dat verdachte (met de bijnaam [bijnaam 2 verdachte] ), [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de wapens uit de woning van verdachte kwamen. Vervolgens heeft [getuige 1] op 21 maart 2016 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zelf ook in de woning van verdachte was en dat hij de wapens toen heeft gezien en vastgehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verschillende verklaringen op dit onderdeel niet zozeer inconsistent, maar lijkt [getuige 1] telkens iets meer te vertellen over (de herkomst van) de wapens. De rechtbank sluit niet uit dat [getuige 1] zijn eigen rol, maar ook die van verdachte (die hij eerst nog als "de onbekende jongen" aanduidde) in eerdere verklaringen buiten beschouwing of zo beperkt mogelijk probeerde te houden.
Gelet op het feit dat [getuige 1] uiteindelijk heeft verklaard dat hij de wapens zelf in handen heeft gehad en zichzelf derhalve belast, valt moeilijk in te zien waarom hij bij zijn latere verhoren op dit punt een leugenachtige verklaring zou afleggen. De rechtbank acht de (uiteindelijke) verklaringen van [getuige 1] derhalve eveneens betrouwbaar als het gaat om het halen van de wapens uit de woning van verdachte.
Tot slot merkt de rechtbank op dat op geen enkele wijze is gebleken dat [getuige 1] er belang bij heeft om verdachte valselijk te beschuldigen. Uit het dossier blijkt dat [getuige 1] , verdachte en [medeverdachte 1] elkaar al van jongs af aan kennen en dat zij bevriend waren. Bovendien had [getuige 1] een (bevestigd) alibi en was het derhalve niet nodig om iemand anders te belasten om zelf vrij te worden gelaten.
De verklaring van [getuige 4]
Met betrekking tot de (on)betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 4] , de celgenoot van verdachte in de PI Almelo, heeft de raadsman aangevoerd dat [getuige 4] in het dossier van [medeverdachte 1] zou kunnen hebben gekeken, daar [medeverdachte 1] zijn dossier in een niet afgesloten kast op hun gezamenlijke cel bewaarde.
De rechtbank constateert dat [getuige 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem heeft verteld dat hij, [medeverdachte 1] , samen met een jongen met een voornaam beginnend met de [letters] een overval op een supermarkt in Friesland had gepleegd, waarbij een buit was gemaakt.
De rechtbank stelt (op basis van de aangifte van [slachtoffer 1] en de camerabeelden van de supermarkt) vast dat er niets was buitgemaakt bij de overval op de supermarkt in [pleegplaats 1] en dat de door [getuige 4] gegeven informatie (op dit punt) derhalve onjuist is.
Dit maakt dat [getuige 4] zijn informatie niet uit het dossier van [medeverdachte 1] kan hebben verkregen; dan had hij immers geweten dat er niets was buitgemaakt. De rechtbank acht het wel aannemelijk dat de door [getuige 4] geleverde informatie rechtstreeks van [medeverdachte 1] afkomstig is, waarbij [medeverdachte 1] zijn verhaal kennelijk iets heeft aangedikt.
Voorts merkt de rechtbank op dat [getuige 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] vertelde dat er twee man de supermarkt in gingen en dat één man buiten bleef. Dit past bij de verklaring van [getuige 1] , inhoudende dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vertelden dat zij de overval hadden gepleegd en dat verdachte bang was en in de auto bleef. Tevens past dit bij het gegeven dat [broer medeverdachte 1], de broer van medeverdachte [medeverdachte 1] , heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] (kort na de overval) samen met twee andere jongens in [pleegplaats 2] zag lopen op 19 augustus rond 7:00 uur in combinatie met de verklaring van verdachte waarin hij aangeeft dat hij daar samen met [medeverdachte 1] liep. Gevraagd wat hij daar deed, gaf verdachte aan dat hij de auto had schoongemaakt. Nu verdachte tevens heeft verklaard dat hij de auto wilde schoonmaken omdat met de auto een overval was gepleegd en dat zijn vingerafdrukken erin konden zitten, begrijpt de rechtbank dit antwoord aldus dat verdachte op 19 augustus 2015 rond 7:00 uur bij de BMW vandaan kwam.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor gebezigde verklaringen van [getuige 4] en [getuige 1] de betrouwbaarheidstoets kunnen doorstaan. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
2. Conclusies ten aanzien van de bewezenverklaring
De rechtbank ziet zich vooreerst gesteld voor de vraag of verdachte zich op 18 augustus 2015 schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de BMW, zoals ten laste gelegd onder 2. primair. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechtbank wijst hiervoor naar de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien. Hieruit blijkt onder meer dat de BWM op 18 augustus 2015 tussen 21:00 en 23:00 uur is gestolen van de [adres 1] in [pleegplaats 2] , dat de BMW rond 22:30 uur met gedoofde lichten uit de [adres 1] wegreed en dat [medeverdachte 1] eveneens rond 22:30 uur met een BMW aan kwam rijden in de [straat 2] in [pleegplaats 2] .
Verdachte zat blijkens de verklaring van [getuige 1] op dat moment ook al in de BMW. Gelet op deze gegevens, in combinatie met de verklaringen van [getuige 1] inhoudende dat verdachte en [medeverdachte 1] zelf aan hem vertelden dat zij de auto hadden gestolen en de verklaring van [getuige 5] inhoudende dat verdachte en [medeverdachte 1] op de bewuste avond druk en blij waren en dat ze zeiden dat ze een sleutel hadden en nieuwe schoenen zouden gaan kopen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte 1] de BMW samen hebben gestolen.
Met betrekking tot het onder 1. primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] degenen die te zien zijn op de camerabeelden van de supermarkt en zijn zij derhalve degenen die de overval op de supermarkt in [pleegplaats 1] hebben gepleegd.
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de overval in vereniging met hen heeft gepleegd.
Blijkens de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen kan enkel worden vastgesteld dat verdachte in de BMW bleef wachten toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de overval pleegden, kennelijk omdat hij bang was. Dit is onvoldoende om te kunnen spreken van in vereniging plegen van de overval. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 1. primair ten laste gelegde.
Met betrekking tot de onder 1. subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de overval overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte zou, zo luidt het verwijt kort gezegd, daarbij opzettelijk middelen hebben verschaft door de wapens en een auto ter beschikking te stellen, op de uitkijk te staan en als bestuurder van de vluchtauto op te treden.
Ten aanzien van het beschikbaar stellen van de auto overweegt de rechtbank als volgt.
Het staat - zoals reeds overwogen - vast dat verdachte en [medeverdachte 1] de bij de overval gebruikte BMW op dinsdagavond 18 augustus 2015 hebben gestolen. De stelling van de raadsman inhoudende dat niet is gebleken dat verdachte beschikkingsmacht over de BMW had, wordt naar het oordeel van de rechtbank weerlegd door de verklaringen van [getuige 1] en [persoon 2] , waaruit blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] de auto samen hebben geprobeerd te verkopen aan [persoon 2] .
De rechtbank constateert derhalve dat verdachte kennelijk wel degelijk beschikkingsmacht over de BMW heeft gehad.
Voorts blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaringen van [getuige 1] dat de op vuurwapens gelijkende voorwerpen afkomstig waren uit het huis van verdachte. Verdachte heeft de op vuurwapens gelijkende voorwerpen in de woning nog schoongemaakt en is uiteindelijk met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de wapens in de BMW gestapt om - uiteindelijk - naar de [supermarkt 1] in [pleegplaats 1] te gaan, alwaar de op vuurwapens gelijkende voorwerpen zijn gebruikt bij de overval.
Nu vast kan worden gesteld dat verdachte beschikking had over de op vuurwapens gelijkende voorwerpen en de BMW en hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de supermarkt in [pleegplaats 1] is gereden, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte de op vuurwapens gelijkende voorwerpen en de BMW ter beschikking stelde met het oog op de overval. Aldus is verdachte behulpzaam geweest voorafgaand aan de overval en zal de rechtbank het onder 2. subsidiair ten laste gelegde derhalve bewezen verklaren.
Ten aanzien van het op de uitkijk staan en het optreden als bestuurder van de vluchtauto constateert de rechtbank dat uit geen enkel bewijsmiddel blijkt dat verdachte op de uitkijk heeft gestaan, noch dat hij in de vluchtauto heeft gereden.