ECLI:NL:RBNNE:2016:2034
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag nadeelcompensatie
In deze zaak heeft eiser, wonende te Groningen, op 24 maart 2015 een aanvraag tot nadeelcompensatie ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Na het niet tijdig beslissen op deze aanvraag heeft eiser op 4 februari 2016 beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 25 april 2016 de zitting gehouden, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.A. Westers, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. S.H. Spoormans.
De rechtbank heeft overwogen dat ingevolge artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag door de Planschade en Nadeelcompensatiecommissie is behandeld en dat er aanvullende informatie is opgevraagd. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn door de opschorting niet eerder eindigde dan op 3 december 2015, waardoor de ingebrekestelling van eiser op 27 oktober 2015 prematuur was.
Daarnaast heeft eiser verzocht om schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Awb, maar de rechtbank oordeelt dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8:90, tweede lid, van de Awb, waardoor ook dit verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep en het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 april 2016.