ECLI:NL:RBNNE:2016:2149

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
18.850091-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtpleging door manueel therapeut met meerdere slachtoffers, waaronder minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een manueel therapeut, die beschuldigd werd van ontucht met meerdere slachtoffers, waaronder een minderjarige. De verdachte is beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met drie verschillende slachtoffers, waarbij hij zich als zorgverlener voordeed en misbruik maakte van het vertrouwen dat deze slachtoffers in hem stelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 11 november 2014 ontucht heeft gepleegd met een vrouw die zich als patiënt aan zijn zorg had toevertrouwd, door haar billen, borsten en vagina aan te raken en te masseren. Daarnaast heeft hij op 24 oktober 2014 en 11 november 2014 ontucht gepleegd met een andere vrouw, die zich eveneens als patiënt aan hem had toevertrouwd. Tot slot heeft hij in de periode van 10 november 2002 tot en met 10 november 2003 ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarige, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar heeft de subsidiair ten laste gelegde feiten bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, en heeft geoordeeld dat hij in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar is. De benadeelde partij is niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte het ad informandum gevoegde feit niet heeft erkend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850091-14

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

24 maart 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
23 november 2015 en 14 maart 2016. Op de laatste terechtzitting is verdachte niet verschenen; wel is verschenen mr. M.M. Rietveldt, advocaat te Hoogezand, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Mook.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2014 tot en met 11 november
2014, te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] , in ieder geval in het arrondissement
Groningen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld
of een andere feitelijkheid, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op
[geboortedatum slachtoffer 1] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, bestaande uit, onder meer, het aanraken, kneden,
vastpakken, kussen, betasten en/of masseren van billen, borsten, schaamlippen
en/of vagina van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin
dat verdachte zich heeft voorgedaan als manueel therapeut en die
[slachtoffer 1] heeft doen geloven dat de verrichte handelingen nodig waren
en/of binnen de behandeling zouden passen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2014 tot en met 11 november 2014,
te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] , in ieder geval in het arrondissement Groningen,
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg,
ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op
[geboortedatum slachtoffer 1] ), die zich als patient of client aan zijn hulp of zorg had
toevertrouwd, bestaande die ontucht uit het aanraken, kneden, vastpakken,
kussen, betasten en/of masseren van billen, borsten, schaamlippen en/of vagina
van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2014 en/of 11 november 2014, te [pleegplaats 2] , in
ieder geval in het arrondissement Groningen, door geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, een
persoon, genaamd " [voornaam slachtoffer 2] " heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het aanraken, kneden, vastpakken,
betasten en/of masseren van billen en/of borsten van die " [voornaam slachtoffer 2] " en bestaande
dat geweld of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid hierin dat verdachte zich heeft voorgedaan als manueel
therapeut en die " [voornaam slachtoffer 2] " heeft doen geloven dat de verrichte handelingen nodig
waren en/of binnen de behandeling zouden passen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 oktober 2014 en/of 11 november 2014, te [pleegplaats 2] , in
ieder geval in het arrondissement Groningen, terwijl hij werkzaam was in de
gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met een
persoon " [voornaam slachtoffer 2] ", die zich als patient of client aan zijn hulp of zorg had
toevertrouwd, bestaande die ontucht uit het aanraken, kneden, vastpakken,
betasten en/of masseren van billen en/of borsten van die " [voornaam slachtoffer 2] ";
3.
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2002 tot en met 10 november
2003, te Groningen, met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] ), die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het aanraken, betasten
en/of masseren van de borststreek en/of de vagina van die [slachtoffer 3] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2002 tot en met 10 november
2003, te [pleegplaats 3] , terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of
maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3]
), die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of
zorg had toevertrouwd, immers heeft hij die [slachtoffer 3] aangeraakt, betast
en/of gemasseerd bij haar borststreek en/of haar vagina.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat volgens de jurisprudentie een enkele afhankelijkheidsrelatie onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van dwang in de zin van artikel 246 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Nu het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde is omschreven met enkel de behandelrelatie als feitelijkheid waardoor werd gedwongen, dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Daarnaast kan de onder feit 2 primair ten laste gelegde dwang niet worden bewezen omdat er sprake is geweest van een actrice die de situatie heeft opgezocht.
De officier van justitie heeft op grond van de aangifte, de camerabeelden en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat bij artikel 249 Sr de behandelrelatie en de zorgplicht van de behandelaar voorop staat. Volgens de jurisprudentie staan instemming en uitlokking niet aan een veroordeling in de weg. In dit geval had verdachte zich als behandelaar ten opzichte van de cliënt die hij voor zich had dienen te onthouden van welke seksuele gedraging dan ook. Op grond van de aangifte en de camerabeelden waaruit blijkt dat verdachte de billen en de borsten van aangeefster heeft gemasseerd, kan het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde aangevoerd dat de door verdachte verrichte handelingen bij aangeefster ontuchtig zijn. Aangeefster heeft al op jonge leeftijd aan haar ouders verteld dat verdachte haar betastte op plekken waar dit niet hoorde. Ook het feit dat aangeefster geld betaald kreeg voor de behandelingen, waar zowel aangeefster als haar vader over hebben verklaard, past bij de aangifte en bij verregaande, niet professioneel door verdachte verrichte handelingen. Nu er voldoende steunbewijs voorhanden is, kan het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte dit feit heeft erkend. Hierbij dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, zoals de officier van justitie ook heeft aangevoerd, en kan een bewezenverklaring volgen voor het subsidiair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van geweld of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheden. Actrice [voornaam slachtoffer 2] heeft zich bewust bij verdachte onder behandeling gesteld, juist om ontuchtige handelingen van verdachte uit te lokken. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een relatie tussen een patiënt en behandelaar. Verdachte dient dan ook zowel van het primair als van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster niet geloofwaardig zijn, nu uit niets blijkt wat zij zich werkelijk herinnert. Bovendien wordt de aangifte niet ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen en verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, nu er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van dwang in de zin van artikel 246 Sr. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feit 1 subsidiair
1. De door verdachte op de terechtzitting van 23 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Bij aangeefster van feit 1 ben ik in haar liezen te ver gegaan. Het is juist dat ik de borsten heb gemasseerd. Ik heb bij aangeefster de schaamlippen aangeraakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 19 november 2014, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier met nummer
2014146940 d.d. 4 februari 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van aanranding door [verdachte] in oktober/november 2014. Hij verrichtte seksuele handelingen bij mij die een manueel therapeut niet hoort te doen. De eerste behandeling met [verdachte] vond plaats in [pleegplaats 1] . Ik ben in totaal 3 keer behandeld door [verdachte] . [verdachte] zei me dat ik mijn BH uit moest doen omdat hij anders niet goed zijn werk kon doen. Ik deed daarom mijn BH uit. [verdachte] kwam ook aan mijn borstbeen. Een beetje boven mijn borsten. De tweede behandeling was in [pleegplaats 1] . Ik moest mijn BH uit doen. Van boven was ik naakt. [verdachte] vroeg mij ook of ik mijn broek uit wilde doen. Ik droeg op een gegeven moment alleen nog mijn string en sokken. Ik moest voor [verdachte] gaan staan. Hij begon toen aan mijn heupen te kneden. Ook in mijn billen met twee handen. Hij kneedde ook mijn borsten. Hij zat ook voornamelijk aan mijn kont en borsten. Bij het been zat hij ook weer heel dicht bij mijn doos. Ik moest me omdraaien. Ik stond dan met mijn rug naar hem toe. Hij zat toen aan mijn kont. Hij ging weer verder met mijn lichaam aanraken. Hij ging met zijn handen over mijn bovenlichaam en ging daarna met zijn gezicht tussen mijn borsten. Daarna gaf hij op mijn beide borsten, aan de binnenkant een kusje. Nadat ik mij had aangekleed zei [verdachte] , dat dit wel tussen ons moest blijven.
Ik heb de derde keer een afspraak met [verdachte] gemaakt in [pleegplaats 2] . De derde keer was het dus met de camera erbij. Ik moest van [verdachte] weer al mijn kleding uittrekken. Mijn slip moest ik ook uittrekken maar dat heb ik niet uit gedaan. Hij was bezig met mijn borsten. Hij deed weer hetzelfde als bij de tweede behandeling. Mijn borsten kneden. Daarna moest ik op mijn buik op het bed gaan liggen. Hij pakte toen mijn benen en trok mij naar zich toe. Hij trok mijn benen ook een beetje uit elkaar. [verdachte] ging mij masseren tussen mijn benen en trok daarbij ook mijn slip naar achteren. Mijn slip zit dan half op mijn bil. [verdachte] trok mijn string dus naar beneden. Dit terwijl ik een paar keer had aangegeven dat ik dit niet wilde. Toen heeft hij olie gepakt en heeft mijn bil daarmee ingesmeerd. Hij smeerde net boven mijn bil, bij mijn staartbotje. Daarna smeerde hij ook mijn billen verder in. Daarna moest ik me omdraaien en begon [verdachte] mij te masseren bij mijn liezen echt bij mijn doos. Ik lag toen op mijn rug. Hij drukte met beide duimen op mijn doos. Hij raakte mij aan net naast mijn schaamlippen. Hij drukte echt met twee gestrekte duimen op dat drukpunt. Dat is dan net naast mijn schaamlip. Eerst aan de ene kant en dan aan de andere kant. Tussen mijn lies en mijn schaamlip. Hij zit dan op mijn blote huid, misschien ook wel half op mijn string. Toen [verdachte] daarmee klaar was, is hij naast mij gaan zitten. Hij kneep toen het gedeelte boven mijn schaamlippen en mijn clitoris bij elkaar. Dat deed hij met zijn vingers. Mijn string heeft [verdachte] een beetje opzij geschoven. Hij kneep op dat punt op mijn blote huid. Het moment dat hij het gedeelte boven mijn clitoris vast pakte en die draaiende beweging maakte, toen had hij een gedeelte van mijn venusheuvel vast en de onderkant van zijn vingers pakte een gedeelte van mijn schaamlippen vast. Hij drukte mijn beide schaamlippen tegen elkaar aan en maakte toen de draaiende beweging.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 43 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
De tweede behandeling ging net als de eerste keer, maar toen reden we naar huis en was [slachtoffer 1] een soort van verdrietig of down. Ze zei dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) toen aan dingen aan haar lichaam zat waar hij niet aan hoefde te zitten. Ze zei dat ze haar onderbroek moest uit doen en dat ze dat niet wilde. Ze zei dat ze er helemaal klaar mee was en niet meer heen wilde gaan. Thuis was ze kwaad en schreide ze ook. Ze had haar telefoon tegen de muur gegooid en ze was er helemaal klaar mee. Ze heeft verteld dat hij haar ook tussen de benen heeft gegrepen. En aan haar borsten en billen. Tussen de benen dan bedoel ik aan haar schaamlippen. Bij de borsten en billen ging hij wrijven.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 december 2014, opgenomen op pagina 75 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verklaring van [persoon 1] :
Op donderdag 13 november 2014 heeft de politie Noord-Nederland afdeling zeden 2 dvd's overhandigd gekregen van het [productiebijdrijf] te [plaats] . Op deze dvd's zou het seksueel misbruik gepleegd door [verdachte] bij [slachtoffer 1] zichtbaar zijn. De 2 dvd's zijn volledig uitgewerkt. (M: [verdachte] en V: [slachtoffer 1] ):
(De man legt zijn handen op de billen van de vrouw en zijn voorhoofd tegen haar buik. Zo blijft hij even zitten. Hij heft zijn hoofd weer op en beweegt zijn handen weer over haar billen en buik. Hij trekt de string aan de voorkant iets naar beneden.)
(De man blijft met zijn handen de benen, billen en buik van de vrouw aanraken en legt zijn voorhoofd weer tegen haar buik. De man brengt zijn handen naar boven en pakt haar borsten vast. Hij legt zijn voorhoofd tegen haar rug. Hij wrijft over haar borsten en dan gaan zijn handen weer naar beneden, over haar lichaam naar haar benen en zijn hoofd weer van haar rug af.) (De man pakt de borsten van de vrouw weer vast en legt zijn voorhoofd tegen haar rug.)
(De man blijft continu de vrouw over haar buik, billen, heupen en benen wrijven.)
(De man trekt de string van de vrouw een stukje naar beneden aan de voorkant en legt zijn hand op haar onderbuik. Vervolgens gaan zijn handen naar boven over haar lichaam en pakt hij haar borsten vast.)
M: "Ja maar ik kan er niet bij, maar ja goed. Beentjes dan wat wijder". (Hij pakt haar benen vast en duwt ze verder uit elkaar. Hij masseert haar billen en trekt de string aan de achterkant naar beneden, tot onder haar billen.) (De man trekt nogmaals aan de string en de vrouw beweegt haar billen omhoog. Als haar billen omhoog zijn, trekt de man ook de voorkant van de string naar beneden. De string blijft op de overgang van haar bovenbenen naar haar billen, zitten. De man blijft steeds haar billen masseren).
(De man legt zijn rechterhand op het bovenbeen van de vrouw, vlak beneden haar string. Met zijn linkerhand pakt hij de linkerkant van haar string, ter hoogte van haar schaambeen, en trekt deze een stukje naar links.) (De man heeft zijn handen op het schaambeen van de vrouw.)
(De man beweegt met zijn vingers en duimen van beide handen over de schaamlippen van de vrouw) (De man gaat naast de vrouw op het bed zitten, naast haar linkerbeen. Hij houdt met zijn linkerhand haar string opzij en beweegt met de vingers van zijn rechterhand over haar schaambeen en schaamlippen. Met zijn duim van zijn rechterhand op de linker schaamlip van de vrouw, en zijn wijsvinger van zijn rechterhand op de rechter schaamlip van de vrouw, maakt hij knijpende bewegingen; hij brengt meerdere malen zijn duim en wijsvinger, met daartussen de schaamlippen, naar elkaar toe.) (De man blijft de schaamlippen van de vrouw tussen zijn vingers vasthouden.) (De man pakt met zijn linkerhand de linkerborst van de vrouw vast en beweegt deze heen en weer).
Feit 2 subsidiair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 december 2014, opgenomen op pagina 107 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [persoon 2] , namens ' [voornaam slachtoffer 2] ':
Middels deze brief (d.d. 12 december 2014) doe ik als werkgever van [voornaam slachtoffer 2] aangifte van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en ontucht met misbruik van gezag/vertrouwen.
Het gaat om delicten die zijn gepleegd op 24 oktober 2014 en 11 november 2014 in [pleegplaats 2] ,
gemeente Delfzijl. Ik doe namens haar aangifte omdat zij als medewerkster anoniem moet blijven in verband met haar werkzaamheden als undercoverjournalist. De ontmoetingen met [verdachte] zijn opgenomen met een verborgen camera en deze beelden stellen wij ook ter beschikking aan het onderzoek van de politie. [1] Op de beelden zijn de aanranding van de eerbaarheid en het ontucht met misbruik van gezag/vertrouwen duidelijk te zien.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 19 november 2014, opgenomen op pagina 111 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verklaring van [persoon 3] :
Rapporteur is met betrekking tot het onderzoek naar de aangifte van [slachtoffer 1] contactpersoon voor de TV- [productiebijdrijf] . Tijdens een telefonisch contact van rapporteur met [persoon 4] op 18 november 2014 werd mij bekend dat een medewerkster van [productiebijdrijf] recent een afspraak met verdachte had gemaakt. Deze medewerkster betrof ' [voornaam slachtoffer 2] '. [voornaam slachtoffer 2] had medische klachten en heeft [verdachte] gevraagd of deze haar medisch kon behandelen. Hiervoor is een afspraak gemaakt op vrijdag 24 oktober 2014. Het contact tijdens deze behandeling is door [productiebijdrijf] auditief opgenomen en een uitgewerkt verslag van de gevoerde gesprekken tussen [verdachte] , zijn [partner] en deze [voornaam slachtoffer 2] zijn in opdracht van [productiebijdrijf] door een schrijftolk in een transcriptieverslag uitgewerkt. Ik, rapporteur ontving dit verslag op 18 november 2014 per e-mail. In dit verslag wordt verdachte aangeduid met "R", wordt [voornaam slachtoffer 2] aangeduid met "V", wordt [partner] aangeduid met "P" en is de [hoofdbewoonster] aangeduid met "J". [persoon 4] deelde mede dat [verdachte] met [voornaam slachtoffer 2] alleen was tijdens de behandeling. Voorts verklaarde [persoon 4] dat op dinsdag 11 november 2014 voor de tweede maal een 'gecontroleerde' en door hun geregisseerde behandeling werd afgesproken met [verdachte] . Tijdens deze behandeling was [verdachte] wederom handtastelijk naar [voornaam slachtoffer 2] en had hij wederom ontuchtige handelingen ten opzichte van haar verricht.
3. Een ander geschrift, een transcriptie van de afspraak therapeut [verdachte] op 24 oktober 2014, opgenomen op p. 113 van voornoemd dossier:
[verdachte] doet de rits aan de achterkant van het shirt naar beneden en probeert ook het hemd daaronder naar beneden te trekken. Daarnaar glijdt hij met zijn handen over haar armen en met zijn rechterhand over haar borsten en buik. [verdachte] voelt langs haar bovenbenen en glijdt daarna met zijn handen via haar billen naar haar zij. [verdachte] pakt de heupen van [voornaam slachtoffer 2] stevig vast. Vervolgens doet hij haar shirt naar boven en glijdt met zijn handen over haar hemd. Vervolgens glijdt hij met zijn handen over haar rug, via haar billen en bovenbenen naar beneden. [verdachte] heeft zijn hand inmiddels rond haar linkerborst liggen. Zijn duim aan de ene kant van haar borst, zijn vingers aan de andere kant van haar borst. Hij verplaatst zijn hand naar de andere borst en beweegt hem op deze manier richting haar keel. Hij beweegt wat met zijn vingers en glijdt vervolgens via haar borsten weer naar haar middenrif met zijn hand.
Dit keer beweegt hij met zijn hand over haar rechterborst naar de zijkant van haar borst, vervolgens glijdt hij langs haar rechterarm. Daarna legt hij zijn hand nogmaals op haar buik en beweegt deze over haar borsten weer naar haar keel. Hij beweegt wat met zijn vingers en daarna glijdt hij weer over haar borsten via haar zij naar haar linkerborst. Vlak daarboven, terwijl de palm van zijn hand rust op haar borst maakt hij wat bewegingen met zijn vingers.
[verdachte] verplaatst zichzelf en leunt met één arm zodat hij met zijn lichaam wat meer over het lichaam van [voornaam slachtoffer 2] heen hangt. Hij beweegt nu zijn ander hand (zijn linkerhand) over haar buik naar boven, over haar rechterborst en vervolgens over haar linkerborst. [verdachte] drukt nu met zijn vingers vlak onder de borsten van [voornaam slachtoffer 2] in het midden. [verdachte] beweegt zijn linkerhand weer over haar buik, over haar borsten richting haar keel. Vervolgens glijdt hij over haar borsten weer naar beneden en naar haar zij. [verdachte] beweegt zijn hand over de linkerborst richting haar linkerzij en legt zijn hand weer plat op haar buik. [verdachte] glijdt weer met zijn hand over haar borst en glijdt richting haar bovenarm en knijpt in haar spier en met zijn andere hand in haar hand. [verdachte] beweegt met zijn hand weer over de buik van [voornaam slachtoffer 2] , over haar borsten en hij laat zijn hand hier liggen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 10 december 2014, opgenomen op pagina 135 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verklaring van [persoon 5] :
Uitwerking DVD met opname op 11 november 2014 met [verdachte] en actrice [voornaam slachtoffer 2]
Het door [verdachte] gesprokene is aangegeven met "H" en het door actrice [voornaam slachtoffer 2] gesprokene is aangegeven met "V".
Een man en een vrouw lopen de slaapkamer in. De vrouw is de actrice [voornaam slachtoffer 2] en de man
wordt door mij verbalisant herkend als de mij ambtshalve bekende [verdachte] .
De linker en rechter hand van [verdachte] zakken tot op de billen van [voornaam slachtoffer 2] waarbij de linkerhand van [verdachte] de rechterbil van [voornaam slachtoffer 2] aanraakt en de rechterhand van [verdachte] de linker bil van [voornaam slachtoffer 2] aanraakt. Beide handen wrijven over de billen van [voornaam slachtoffer 2] tot aan de onderrand van de slip van [voornaam slachtoffer 2] .
H: Beentjes iets uit elkaar. [voornaam slachtoffer 2] gaat iets wijdbeens staan. Vervolgens raakt de rechterhand van [verdachte] de linker bil van [voornaam slachtoffer 2] aan.
Feit 3 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 mei 2015, opgenomen op pagina 92 van het dossier met nummer 2014146940 d.d. 19 juni 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] :
Via een kennis van mijn ouders kwamen we bij [verdachte] , een manueel therapeut uit. Ik was toen 10 jaar. Ik zat in groep 6. Ik ging elke maandagmiddag daar heen. Hij zat vaak aan mijn borsten. Ik moest me helemaal uitkleden. Ik lag meestal op mijn rug. Hij masseerde me echt van top tot teen, echt helemaal. Hij had me vast als hij naast me stond. Hij klemde me min of meer kon hij zo van de buitenkant naar de binnenkant van mijn benen. Hij heeft toen mijn vagina aangeraakt, ik had nooit wat aan. Hij zorgde er altijd voor dat ik mijn benen altijd een beetje uit elkaar had. Ik herinner me dat het altijd aan de buitenkant van mijn schaamlippen is geweest wat hij aanraakte. Een van mijn ouders ging altijd mee naar de behandelingen. Zij hebben gezien dat hij mij geld gaf. Dat gebeurde regelmatig. Een keer een groot bedrag van 85 euro. Meestal wat kleingeld. Mijn ouders wisten daarvan, ze vonden het wel gek, maar hebben er niets achter gezocht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 1 juni 2015, opgenomen op pagina 103 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [ouder slachtoffer 3] :
[slachtoffer 3] had lang problemen gehad met haar zindelijkheid. Misschien kon, in onze beleving de tovenaar, [verdachte] iets bereiken. Dat hebben we toen gedaan. Ik heb pas veel later gehoord dat er iets niet klopte bij de behandelingen van [slachtoffer 3] , misschien wel een jaar daarna. Misschien wel twee jaren. [slachtoffer 3] heeft mij dat verteld. Ze vertelde dat hij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) haar betast heeft en dingen moest doen. Het enige wat op het laatst vreemd was, ik betaalde hem altijd. Maar hij had een kistje met geld daar mocht [slachtoffer 3] iets uitpakken. Als de behandeling 20 euro was dan mocht ze aan 20 euro kleingeld uit het kistje pakken. Ik heb zelf wel gezien dat hij haar in die streek, bij de borsten en vagina, billen betastte.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte als manueel therapeut in de gezondheidszorg werkzaam was, althans zich als zodanig uitgaf, en dat de aangeefsters zich aan zijn zorg hebben toevertrouwd. Dit geldt ook voor aangeefster van feit 2, waarvan verdachte na de tweede behandeling is gebleken dat dit een actrice was. De bij haar verrichte handelingen heeft verdachte in het kader van de (door hem veronderstelde) hulpverlener-cliënt relatie verricht. Dat aangeefster van feit 2 bij het ondergaan van de behandeling door verdachte een ander motief dan het ontvangen van zorg heeft gehad, maakt dat niet anders. Het aanraken en masseren van de billen en borsten van aangeefster van feit 2, op de wijze zoals verdachte blijkens de bewijsmiddelen heeft gedaan, zijn naar het oordeel van de rechtbank seksueel getinte handelingen die als ontuchtig zijn aan te merken. Feit 2 subsidiair is dan ook bewezen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de aangifte van feit 3 niet op zichzelf staat en voldoende ondersteuning vindt in de door de vader van aangeefster afgelegde verklaring dat hij heeft gezien dat verdachte aangeefster bij de borsten, vagina en billen betastte. Hoewel de vader van aangeefster heeft verklaard deze handelingen destijds niet vreemd te hebben gevonden, is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien wat het aanraken van de borsten en vagina van de toen tienjarige aangeefster van doen heeft met de manuele therapie gericht op het verhelpen van de darmklachten van aangeefster. Naar het oordeel van de rechtbank betroffen dit seksueel getinte handelingen, die als ontuchtig zijn aan te merken. Feit 3 primair is dan ook bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 11 november 2014 te [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg, ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ), die zich als patiënt aan zijn zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht uit het aanraken, kneden, vastpakken, kussen, betasten en/of masseren van billen, borsten, schaamlippen en vagina van die [slachtoffer 1] ;
2. subsidiair
hij op 24 oktober 2014 en 11 november 2014 te [pleegplaats 2] , terwijl hij werkzaam was in de
gezondheidszorg, ontucht heeft gepleegd met een persoon " [voornaam slachtoffer 2] ", die zich als patiënt aan zijn zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht uit het aanraken, kneden, vastpakken, betasten en/of masseren van billen en borsten van die " [voornaam slachtoffer 2] ";
3. primair
hij in de periode van 10 november 2002 tot en met 10 november 2003 te [pleegplaats 3] met
[slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het aanraken, betasten en masseren van de borststreek en de vagina van die [slachtoffer 3] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair
werkzaam in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd;
2. subsidiair
werkzaam in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd;
3. primair
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de
strafbaarheid uitsluiten

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 2 april 2015, opgemaakt door
drs. U.E. Saathof, gezondheidspsycholoog.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten een posttraumatische stressstoornis (hierna: PTSS). Daarnaast is er ook sprake van een gebrekkige ontwikkeling, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waren aanwezig ten tijde van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De antisociale persoonlijkheidsstoornis bepaalt verdachtes gedachten en gedrag. Ook het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan deels worden verklaard door antisociale gedachten. De gedragskeuzemogelijkheden worden deels bepaald door verdachtes antisociale persoonlijkheidsstoornis. De vastgestelde PTSS lijkt de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet te verklaren. Op grond van verdachtes antisociale persoonlijkheidsstoornis kan het onder 1 en 2 ten laste gelegde in licht verminderde mate worden toegerekend aan verdachte.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte aan het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie de ad informandum gevoegde feiten niet meegenomen. Voorts heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte eerder wegens soortgelijke delicten is veroordeeld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de ad informandum gevoegde feiten niet bij de strafbepaling kunnen worden meegenomen nu verdachte deze feiten niet heeft erkend. De raadsman heeft aangevoerd dat op grond van de door de psycholoog geconstateerde antisociale persoonlijkheidsstoornis het ten laste gelegde in licht verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte is thans 84 jaar en verkeert in een lichamelijk slechte conditie. Vorige rapporteurs hebben geconcludeerd dat verdachte detentieongeschikt is. Gelet hierop alsmede op het advies van de psycholoog om verdachte te laten behandelen bij een forensische polikliniek, heeft de raadsman oplegging van elektronisch toezicht bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft geen rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, nu deze feiten niet door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als manueel therapeut voorgedaan aan twee jonge vrouwen en een meisje van - destijds - 10 jaar. Eén van de vrouwen had zich tot verdachte gewend vanwege onder meer klachten die verband hielden met seksueel misbruik in haar jeugd; het jonge meisje kwam bij verdachte in behandeling in verband met darmklachten.
Verdachte heeft vervolgens in de rol van hulpverlener ontucht gepleegd met de vrouwen en het meisje door onder meer hun billen, borsten of vagina aan te raken of te masseren, nadat zij zich op zijn verzoek hadden uitgekleed. Verdachte heeft hiermee misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers en de ouders van het minderjarige slachtoffer in hem stelden. In plaats van hen te helpen, heeft hij hen een nieuw probleem bezorgd en geestelijke schade berokkend. De gevolgen zijn groot voor met name de twee slachtoffers die erop vertrouwden dat verdachte hen zou helpen. Naar de ervaring leert, ondervinden slachtoffers van delicten als het onderhavige vaak nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan. Een van de slachtoffers benoemt dat verdachte haar heeft ‘beschadigd en kapot gemaakt’ en ‘vernederd, zo vernederd’.
Het derde slachtoffer heeft met verdachte een behandelafspraak gemaakt met het doel verdachte als ontuchtpleger te ontmaskeren. Van een in hem gesteld vertrouwen is, anders dan bij de beide andere slachtoffers, niet zo zeer sprake. Niettemin heeft ook deze jonge vrouw zich de ontuchtige handelingen moeten laten welgevallen, vanuit de bedoeling van haar werkgever om een misstand aan de kaak te stellen en nieuwe slachtoffers te voorkomen.
Verdachte is intussen in het politieverhoor blijven benadrukken dat hij ‘gewoon bezig’ was met zijn werk en dat hij het goed bedoelde. Verdachte komt bij de rechter-commissaris tot de conclusie dat hij ‘iets te ver’ is gegaan en dat hij ‘te vrij’ is geweest. De rechtbank weegt in haar oordeel mee dat verdachte aldus zijn daden bagatelliseert en nauwelijks verantwoording aflegt in de richting van de slachtoffers.
Daar komt bij dat verdachte reeds driemaal eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, laatstelijk in 2007. Aan hem is toen telkens een werkstraf opgelegd; bij de laatste twee veroordelingen heeft verdachte tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen. Deze straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw slachtoffers te maken.
In haar rapport van 1 mei 2015 schrijft mw. E.F. Veenstra van Reclassering Nederland:
Tijdens (…) afspraken is geprobeerd met de [verdachte] over zijn daderschap, risico’s, de functie van delictgedrag en terugvalpreventie in gesprek te komen. We stellen vast dat dit niet lukt. De [verdachte] gedraagt zich sociaal wenselijk en als hij geconfronteerd wordt met eigen gedrag, probeert hij de gespreksregie over te nemen of stelt zich op als slachtoffer. Van aanwezige motivatie om te komen tot verandergedrag of vergroten van het zelfinzicht is niets gebleken.
En:
We zien geen mogelijkheden om met het inzetten van reclasseringstoezicht of andere bijzondere voorwaarden in deze casus bij te dragen aan het verminderen van het hoge recidiverisico. De enige manier om recidive te voorkomen en de maatschappij tegen betrokkene te beschermen is door hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is op grond van al het voorgaande – en anders dan de psycholoog drs. U.E. Saathof in zijn rapport van 2 april 2015 – van oordeel dat een gevangenisstraf de enige passende straf is voor verdachte. Van detentieongeschiktheid is niet gebleken, mede gelet op het feit dat drs. Saathof in genoemd rapport benoemt dat ‘medische en psychiatrische zorg in penitentiaire inrichtingen de lichamelijke en psychiatrische problematiek van betrokkene zouden moeten kunnen hanteren’.
Drs. Saathof komt in zijn rapport tot de conclusie dat verdachte lijdt aan onder meer een antisociale persoonlijkheidsstoornis die zijn gedragskeuzemogelijkheden deels bepaalt. Op basis daarvan wordt verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank gaat er op grond van dit rapport van uit dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is en houdt daarmee rekening in de strafmaat.

Benadeelde partij

[persoon 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het onder 1 ad informandum gevoegde feit. De hoogte van de vordering bedraagt € 540,88.
Nu verdachte het onder 1 ad informandum gevoegde feit niet heeft erkend en de rechtbank hiermee dus geen rekening heeft kunnen houden bij de strafoplegging, heeft de officier van justitie aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De raadsman heeft zich op hetzelfde standpunt gesteld.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering omdat verdachte het ad informandum gevoegde feit niet heeft erkend en de rechtbank met dat feit dus geen rekening heeft kunnen houden bij de strafoplegging.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Bepaalt dat de benadeelde partij [persoon 6] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat
deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.V. Nolta, voorzitter, M. Haisma en
M.A.A. van Capelle, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Fennema als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2016
Mr. Van Capelle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 december 2014, opgenomen op pagina 110 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van [persoon 3] .