ECLI:NL:RBNNE:2016:2155

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
18.920006-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor woninginbraak met DNA-bewijs

Op 4 mei 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak. De verdachte, geboren op een onbekende datum en plaats, werd bijgestaan door advocaat mr. G.A. Pots, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema. De zaak was gebaseerd op een incident dat plaatsvond op 29 november 2015, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het stelen van een geldbedrag uit een woning in de gemeente Midden-Drenthe. Tijdens het onderzoek werd bloed aangetroffen in de woning, dat overeenkwam met het DNA-profiel van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het alibi van de verdachte niet uitsloot dat hij de inbraak had gepleegd, ondanks zijn ontkenning van de feiten.

De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met inachtneming van de aangetroffen bewijsmiddelen, waaronder het DNA-bewijs. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vijf maanden op, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schade had geleden door de inbraak, afgewezen omdat de schade door de verzekeringsmaatschappij was vergoed. De rechtbank besloot ook tot de tenuitvoerlegging van een gedeelte van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920006-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/930046-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 mei 2016 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 april 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2015, te [pleegplaats] , gemeente Midden-Drenthe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij
de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag en/of
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe onder andere aangevoerd dat verdachtes bloed ter plaatse is aangetroffen en dat verdachte zijn verhaal waar hij het betrokken weekend verbleef, als het niet blijkt te kloppen, tekens bijstelt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat behoudens het wettig bewijs de overtuiging ontbreekt. Er is weliswaar een DNA-hit, maar verdachte ontkent het feit en daarnaast zijn er geen getuigenverklaringen die verdachte belasten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft uit de hierna te vermelden wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte de wooninbraak heeft gepleegd. De rechtbank overweegt hierbij dat naar aanleiding van de aangifte van woninginbraak, in de slaapkamer onder andere bloed is aangetroffen op een kapot spotje welke aan het plafond was bevestigd bij de wandkasten en op de vloer. Uit het aangetroffen bloed is door het NFI het enkelvoudig DNA-profiel van verdachte verkregen, met een matchkans van DNA-profiel van kleiner dan één op één op miljard. Het betreft niet verplaatsbaar DNA-materiaal, welk is aangetroffen binnen in de woning op een specifieke plek welke direct gerelateerd kan worden aan de inbraak. Verdachte heeft bij de politie verklaard waar hij het betrokken weekend heeft verbleven. Ter terechtzitting heeft verdachte zijn verklaring, nadat zijn verblijf bij [getuige] na het horen van deze getuige, op grond van diens verklaring niet blijkt te kloppen, bijgesteld. De rechtbank is van oordeel dat zowel het door verdachte ter zitting geschetste alibi dat hij op 29 november 2015 rond 12.00/12.30 uur in [plaats 1] aankwam, om 16.30 uur naar [plaats 2] is gegaan en die avond om 21.15/21.30 uur in [plaats 3] was, als het eerder bij de politie gegeven alibi, niet uitsluit dat verdachte, mede gelet op het door de aangever aangegeven tijdsbestek van de inbraak, de woninginbraak heeft gepleegd.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Aangever [slachtoffer] verklaart -zakelijk weergegeven- [1] : Op 29 november 2015 te 16.00 uur lieten we onze afgesloten woning aan de [adres] te [pleegplaats] , gemeente Midden-Drenthe, achter. Op 29 november 2015 omstreeks 22:47 uur kwamen wij weer thuis en zagen dat er was ingebroken. Ik zag dat een groot deel van het deurkozijn kapot/ versplinterd was. In onze slaapkamer bleek een thermopane ruit geheel vernield. Glasscherven lagen verspreid door de slaapkamer en ik zag tevens dat er op de vloer en aan de muur rode vlekken / vlekjes te zien waren, zeer wel mogelijk afkomstig van bloed. In totaal is er circa vijfentwintig Euro aan geld weggenomen.
[verbalisant] verklaart -zakelijk weergegeven- [2] : Door mij is een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een diefstal door middel van verbreking in/uit woning van [slachtoffer] te [pleegplaats] op 29 november 2015. Aan de linkerzijkant van de woning werd de ruit van het vaste thermopane raam in de slaapkamer verbroken. Binnen in de slaapkamer, zag ik dat twee lichtspotjes aan het plafond voor de schuifwandkasten bevestigd zaten. Ik zag dat beide lampen kapot waren. Op de vloer zag ik glassplinters liggen. Op een minuscule glassplinter die aan het spotje aan het plafond hing zag ik bloed. Tevens zag ik bloed op de linoleumvloer onder het spotje. Dit bloed werd door mij bemonsterd en veiliggesteld (SIN AAJE1781NL). Dit bloed was waarschijnlijk afkomstig van de dader, toen hij/zij zich verwondde bij het kapot slaan van de lampen. De bewoner vertelde mij dat de verlichting aanging met een sensor. Op verschillende plaatsen trof ik bloed aan, in de slaapkamer o.a. op een stoel in de slaapkamer, glasscherfjes, nachtkastje, op een vest, vloer, dekbed, behang en op de deur naar de bijkeuken toe. De hierna genoemde sporen/sporendragers werden omschreven, gewaarmerkt en op de daartoe geëigende wijze veiliggesteld:
SIN : AAJE1781NL
Referentie : AAJE1781NL
Spooromschrijving : Bloed
Plaats veiligstellen : Op de linoleumvloer in de slaapkamer
Bijzonderheden : Plafondspotjes, voor schuifwandkast.
Een rapport resultaten DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door ing. S.R. Hoogendoorn-Jagai houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in [3] :
Identiteitszegel : AAJEI781NL#01. Spoor: Bloed. Betreft enkelvoudig DNA-profiel, matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
DNA-profiel opgenomen in DNA-databank. Match met persoon, DNA-profiel clusternummer: 5128 (referentiemonster wangslijm verdachte).
De verklaring van verdachte -zakelijk weergegeven-:
Ik ben op 29 november 2015 in Drenthe geweest.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 november 2015, te [pleegplaats] , gemeente Midden-Drenthe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal door middel van braak in een woning. Bij de inbraak is een geldbedrag weggenomen en is forse braakschade ontstaan. Inbraken in woningen zijn ernstige feiten. Deze veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de samenleving en met name bij de betrokken slachtoffers. De slachtoffers hebben naast het missen van hun eigendommen veelal ook te maken met schade als gevolg van deze inbraken. De feiten zijn bovendien hinderlijk omdat de slachtoffers zich moeite moeten getroosten om het financiële nadeel te minimaliseren.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met voormelde eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van verdachte¸ de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 23 maart 2016, waaruit blijkt dat verdachte meermalen ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld.
Vanwege voormelde ernst van het bewezen verklaarde misdrijf is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte -aansluiting zoekend met oriëntatiepunten voor de straftoemeting- overeenkomstig de vordering van de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van het voorarrest, dient te worden opgelegd.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van (door hem) geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, nu niet de benadeelde partij, maar Univé schade heeft geleden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit dat de benadeelde partij niet ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, nu de schade van de benadeelde partij is vergoed. Het betreft gesubrogeerde schade.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij geen schade (meer), nu de verzekeringsmaatschappij de schade aan benadeelde partij heeft vergoed. De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij afwijzen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland te Assen d.d. 05 juni 2015, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 juni 2015.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de tenuitvoerlegging gevorderd van een gedeelte, groot 2 maanden, van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, met verlenging van de proeftijd voor de duur van 1 jaar betreffende het resterende gedeelte van de gevangenisstraf.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd -het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte namelijk begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd- zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van een gedeelte, groot 2 maanden, van de hem bij voornoemd vonnis voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Daarnaast zal de rechtbank ten aanzien de resterende 2 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, de proeftijd met 1 jaar verlengen, zodat het bij het onderhavige vonnis als bijzondere voorwaarde opgelegde reclasseringstoezicht blijft bestaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 14f, 14g, 27, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 9 juni 2016.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] af. Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/930046-15:
- gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte, groot 2 maanden, van bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland te Assen d.d. 05 juni 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
- verlengt voor het overige gedeelte van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, groot 2 maanden, de vastgestelde proeftijd met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. de Bock, voorzitter,
mr. H.H.A. Fransen en mr. H. de Wit, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2016.
Mr. De Wit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.op pagina 97ev van het proces-verbaal van politie Noord-Nederland, registratienummer: PL0100-2016046380 (het PV)
2.op pagina 125/126 van het PV
3.op pagina 128ev van het