ECLI:NL:RBNNE:2016:2223
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- H.H.A. Fransen
- J.G. de Bock
- H. de Wit
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens niet bewezen opzettelijk nalaten van gegevensverstrekking in het kader van de WAO
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk nalaten van het verstrekken van benodigde gegevens aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in het kader van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De tenlastelegging betrof het niet tijdig verstrekken van informatie die van belang was voor de vaststelling van zijn recht op een WAO-uitkering. De verdachte had in de periode van 1 januari 2005 tot 1 april 2012 werkzaamheden verricht, terwijl hij een WAO-uitkering ontving. De officier van justitie concludeerde dat het ten laste gelegde kon worden bewezen en eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
De verdachte heeft echter aangevoerd dat hij niet verkeerd had gehandeld en dat hij had begrepen dat hij werkzaamheden mocht verrichten zolang het geen productiewerk betrof. Hij had zijn werkzaamheden besproken met het UWV en meende dat hij aan zijn informatieplicht voldeed. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzettelijk had nagelaten de benodigde gegevens te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte er ten volle van overtuigd was dat hij geen aanvullende informatie hoefde te verstrekken aan het UWV, gezien zijn eerdere communicatie met hen.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 4 mei 2016.