1.1.In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is voorts bepaald dat, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan wanneer beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, deze onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
2. Bij besluit van 31 augustus 2012 heeft verweerder aan Agterberg een omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Tegen het besluit van 31 augustus 2012 zijn geen rechtsmiddelen ingesteld.
Bij besluit van 31 januari 2013 heeft verweerder aan Agterberg een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet verleend.
Op 26 september 2014 heeft Villa van Streek een melding op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) bij verweerder ingediend. Villa van Streek is een type B-inrichting.
Op 1 december 2014 hebben verzoekers, woonachtig op het adres [adres 2] te [plaats], bij verweerder een verzoek tot handhaving ingediend betreffende het gebruik van het perceel [adres 1].
Bij besluit van 19 december 2014 heeft verweerder het verzoek tot handhaving afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 17 april 2015 (LEE 15/988) heeft de voorzieningenrechter de voorziening getroffen dat verweerder wordt opgedragen om Agterberg te behandelen als ware hij in het bezit van een omgevingsvergunning die het huidige gebruik van het perceel op het adres [adres 1] te [plaats] mogelijk maakt voor de periode tot de datum waarop op het bezwaar van verzoekers is beslist, onder de beperkende voorwaarde dat Agterberg ná 20.00 uur geen gebruik mag (laten) maken van het terras (dan wel terrassen) op het perceel.
Bij besluit van 1 juni 2015 heeft verweerder het bezwaar van verzoekers voor het deel dat zich richt op handhaving met betrekking tot de openingstijden deels gegrond verklaard en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben verzoekers beroep ingesteld. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Villa van Streek heeft op 21 juli 2015 een aanvraag om een omgevingsvergunning voor gewijzigd gebruik bij verweerder ingediend.
Bij uitspraak van 24 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter de voorziening getroffen dat verweerder wordt opgedragen om Agterberg te behandelen als ware hij in het bezit van een omgevingsvergunning die het huidige gebruik van het perceel op het adres [adres 1] te [plaats] mogelijk maakt voor de periode tot de datum waarop op de beroepen is beslist, onder de beperkende voorwaarde dat Agterberg ná 20.00 uur geen gebruik mag (laten) maken van het achterterras op het perceel.
Bij verzoekschrift van 29 juli 2015 heeft Agterberg/Villa van Streek de voorzieningenrechter verzocht de getroffen voorziening op te heffen. Bij uitspraak van 28 augustus 2015 (LEE 15/2873) heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot opheffen van de getroffen voorziening afgewezen.
Bij besluit van 9 september 2015 heeft verweerder Villa van Streek een omgevingsvergunning verleend voor gewijzigd gebruik; met de omgevingsvergunning wordt de horecafunctie verruimd.
Tegen de verleende omgevingsvergunning is (rechtstreeks) beroep ingesteld.
Bij besluit van 30 december 2015 heeft verweerder voornoemde omgevingsvergunning gewijzigd verleend.
3. De voorzieningenrechter overweegt dat onderhavig verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingediend hangende het beroep tegen het handhavingsbesluit (LEE 15/1957) en hangende het beroep tegen de verleende omgevingsvergunning (LEE 15/5009). In kader van deze procedures heeft de rechtbank bij brief van 7 januari 2016 de StAB als deskundige benoemd om de rechtbank van advies te dienen. Op 31 maart 2016 heeft de StAB advies uitgebracht aan de rechtbank. Partijen zullen door de rechtbank in de gelegenheid worden gesteld op het rapport van de StAB te reageren, waarna de StAB in de gelegenheid zal worden gesteld aanvullend te rapporteren. Dit leidt ertoe dat de voorzieningenrechter in deze procedure niet tevens uitspraak zal doen in de bodemprocedures, welke mogelijkheid in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb wordt geboden. Wel ziet de voorzieningenrechter, zoals ook ter zitting met partijen is besproken, aanleiding het rapport van de StAB te betrekken bij haar oordeel of in onderhavig geval thans aanleiding is een voorlopige voorziening te treffen.
4. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een volledig verbod in te stellen op het gebruik van het terras aan de achterzijde van Villa van Streek; dit verbod zou zowel voor de dag als de avond moeten gelden. Tevens wordt verzocht verweerder op te leggen om op deze voorziening toe te zien en zo nodig te handhaven.
5. Niet in geschil is dat op grond van de geldende beheersverordening “Borger-Centrum” de functie ‘horeca’ op onderhavige locatie niet is toegestaan.
6. Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening, in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Op grond van artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), zoals dat gold ten tijde van belang, komen voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein.