ECLI:NL:RBNNE:2016:2282

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
18.830001-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van verkrachting

Op 11 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij van het begin af aan wist of had moeten weten dat de aangeefster geen seks met hem wilde. De zaak was behandeld op basis van een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzittingen van 14 december 2015 en 7 januari 2016. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.F.M. Mullaart, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

De tenlastelegging omvatte verschillende gewelds- en seksuele handelingen jegens de aangeefster, die op 31 december 2014 en 1 januari 2015 zouden hebben plaatsgevonden. De officier van justitie stelde dat de verdachte moest worden vrijgesproken, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzet had op het tegen de wil van de aangeefster handelen. De verdediging voerde aan dat de verdachte was gestopt toen hij begreep dat de aangeefster de seks niet meer als prettig ervoer, en dat er sprake was van gebrekkige communicatie.

De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de verdachte wist of had moeten weten dat de aangeefster geen seks wilde. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de rechthebbenden en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, die alleen bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830001-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
d.d. 11 januari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 december 2015, dat is gesloten op de terechtzitting van 7 januari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.F.M. Mullaart, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 31 december 2014 en
1 januari 2015 te [pleegplaats] , in een woning gelegen aan of bij [adres]
door geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld
of een andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan
van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal zijn (ontblote) penis in de
vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht,
en bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
(toen die [slachtoffer] de toegangsdeur van haar woning had geopend) opzettelijk
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt (bij haar bovenarmen) en/of
vastgehouden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] die woning heeft binnengetrokken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] een slaapkamer heeft binnengetrokken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] op een bed heeft gegooid/geduwd en/of (vervolgens)
- ( snel en/of met kracht) de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] van het
lichaam heeft getrokken
- terwijl die [slachtoffer] hem, verdachte, meermalen van zich af probeerde te
duwen en/of
- fysiek overwicht had op die [slachtoffer] (doordat verdachte jonger en sterker is dan [slachtoffer] ).

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van verkrachting, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op het tegen de wil van aangeefster doen ondergaan van de seks. Verdachte was dronken, twintig jaar jonger dan aangeefster en mogelijk sterker dan aangeefster, maar niet is gebleken dat hij wist of had moeten weten dat aangeefster geen seks wilde en dat hij het tegen haar wil toch deed. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat aangeefster zich niet heeft verzet tegen wat verdachte deed. Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte van zich af heeft geduwd, maar verder is daar geen bewijs van. Aangeefster heeft zich mogelijk gedwongen gevoeld, maar niet is bewezen dat verdachte aangeefster gedwongen hééft.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat zowel uit de verklaring van aangeefster als die van verdachte is op te maken dat verdachte is gestopt zodra hij van aangeefster begreep dat zij de seks niet (meer) als prettig ervoer. Wat er is gebeurd, is het gevolg van een zeer gebrekkige communicatie en daaruit voortvloeiende misverstanden. Niet is echter komen vast te staan dat de seks die aangeefster en verdachte hebben gehad, tegen de wil van aangeefster was.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, omdat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat verdachte van het begin af aan wist of had moeten weten dat aangeefster geen seks met verdachte wilde. Verdachte zal daarom van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals vermeld op de zich in het dossier bevindende beslaglijst, moeten worden teruggegeven aan de beslagenen nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit vergoeding van € 81,72 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.V. Nolta en
mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2016.