ECLI:NL:RBNNE:2016:2282
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van verkrachting
Op 11 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij van het begin af aan wist of had moeten weten dat de aangeefster geen seks met hem wilde. De zaak was behandeld op basis van een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzittingen van 14 december 2015 en 7 januari 2016. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.F.M. Mullaart, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.
De tenlastelegging omvatte verschillende gewelds- en seksuele handelingen jegens de aangeefster, die op 31 december 2014 en 1 januari 2015 zouden hebben plaatsgevonden. De officier van justitie stelde dat de verdachte moest worden vrijgesproken, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzet had op het tegen de wil van de aangeefster handelen. De verdediging voerde aan dat de verdachte was gestopt toen hij begreep dat de aangeefster de seks niet meer als prettig ervoer, en dat er sprake was van gebrekkige communicatie.
De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de verdachte wist of had moeten weten dat de aangeefster geen seks wilde. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de rechthebbenden en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, die alleen bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.