ECLI:NL:RBNNE:2016:2285

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
18.820407-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en vernieling in ziekenhuis door verdachte met psychiatrische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 januari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en vernieling. De verdachte, die in een psychiatrische instelling verbleef, had op 24 november 2015 in een ziekenhuis een computerscherm en -arm vernield en een hulpverlener bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk het computerscherm en de computerarm had vernield, toebehorende aan het ziekenhuis. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte de hulpverlener had bedreigd met de dood door te zeggen dat hij een pistool zou kopen en hen zou doodschieten. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte zich in een heftige gemoedstoestand bevond door een overdosis medicijnen, maar oordeelde dat hij zich in die toestand had gebracht. De rechtbank achtte de bedreiging bewezen, maar sprak de verdachte vrij van een ander onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de hulpverlener en het ziekenhuis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820407-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/720145-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 januari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verblijvende in het [verblijflocatie] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 januari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeijne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 november 2015, in de gemeente Groningen, opzettelijk en wederrechtelijk een computerscherm en/of een computerarm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [ziekenhuis] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
a.
hij op of omstreeks 24 november 2015, te [pleegplaats 1] , althans gemeente Tynaarlo, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk (onder meer) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik ga een pistool kopen en dan schiet ik jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (daarbij) met zijn, verdachtes, hand een zogenaamde schietbeweging gemaakt;
b
hij op of omstreeks 24 november 2015, in de gemeente Groningen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk (onder meer) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak jullie kapot en maak jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft daarbij ten aanzien van het onder 2, sub b, ten laste gelegde aangevoerd dat hier weliswaar slechts één bewijsmiddel voor aanwezig is, maar dat het feit in de context van hetgeen zich verder heeft afgespeeld -de bedreiging die eraan vooraf is gegaan (sub a) en de vernielingen die verdachte heeft gepleegd (feit 1)- desondanks kan worden bewezen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De uitlatingen zoals ten laste gelegd onder sub a kunnen gelet op de toestand waarin verdachte op dat moment verkeerde niet als bedreiging worden aangemerkt; verdachte had immers een overdosis medicijnen ingenomen en was daardoor volledig over zijn toeren. De raadsman heeft daarbij verwezen naar jurisprudentie waarin uitingen die op zichzelf bedreigend zijn, gelet op de omstandigheden waarin zij zijn gedaan, niet als bedreiging zijn aangemerkt. Voor het ten laste gelegde onder sub b is als bewijsmiddel slechts de aangifte van [slachtoffer 1] aanwezig, terwijl [slachtoffer 2] , die erbij aanwezig was en de vermeende bedreiging zou moeten hebben gehoord, daar in zijn aangifte van het onder 1 ten laste gelegde niet over heeft verklaard. De schakelbewijsconstructie van de officier van justitie kan hier daarom niet worden toegepast.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 en 2 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 november 2015, opgenomen op pagina 4 e.v. van dossier, nummer PL0100-2015347658, d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 2] , namens [ziekenhuis] :
Ik doe aangifte van vernieling. Ik ben werkzaam als beveiligingsbeambte in [ziekenhuis] te [pleegplaats 2] . Op dinsdag 24 november omstreeks 14.00 uur kregen wij een melding of wij met spoed naar de SEH wilden gaan in verband met een onrustige patiënt.
(p. 5) Ik zag dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) vervolgens met zijn vuisten op een toetsenbord begon te slaan. Vervolgens pakte hij een kruk en begon om zich heen te slaan, waarbij het computerscherm dat in de kamer stond geraakt werd. Het onderste hoekje van het scherm is helemaal kapot. Tevens is de arm van de computer kapot.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 november 2015, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 8) Uiteindelijk is het ons gelukt om [verdachte] in een ambulance, vastgegespt en geboeid op
de brancard, onder politiebegeleiding over te brengen naar [ziekenhuis] te [pleegplaats 2] . Ik zag dat [verdachte] enkele malen hard op een beeldscherm en op een toetsenbord sloeg. Ik zag toen dat [verdachte] hard met dat toetsenbord op het beeldscherm sloeg.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 november 2015, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 8) Op zijn kamer hoorde ik dat [verdachte] naar mij en naar mijn collega verpleegkundige zei
dat hij een pistool ging kopen en ons beiden ging doodschieten. Ik zag dat [verdachte] daarbij een beweging met zijn hand naar ons toe maakte als had hij een pistool in zijn hand en schoot daarmee naar ons.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2015, opgenomen op pagina 11 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
[getuige] verklaarde op 26 november 2015 telefonisch als volgt:
Ik ben werkzaam als verpleegkundige bij [organisatie] . Ik was op dinsdag 24 november 2015 aan het werk samen met mijn collega [slachtoffer 1] . Terwijl [verdachte] in zijn kamer was hoorde ik dat hij zei dat hij een pistool had en dat hij ons allebei dood zou schieten. Ik zag dat hij, terwijl hij dat zei, een handbeweging naar ons maakte alsof hij met een pistool schoot.
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat het ten laste gelegde onder 2, sub a, kan worden bewezen. Indien verdachte heeft gehandeld in een toestand waarin hij door overmatig gebruik van medicatie niet meer zichzelf was, moet worden geoordeeld dat hij zichzelf in die toestand heeft gebracht. Dit geldt temeer nu verdachte ervan op de hoogte was dat hij onder invloed van onder meer medicatie een gewelddadig karakter heeft, zo hij tegenover de politie heeft verklaard (p. 29).
De rechtbank acht het onder 2, sub b ten laste gelegde niet te bewijzen. Verdachte heeft verklaard dat hij zich het feit niet kan herinneren en het proces-verbaal van de politie biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijkheid over hetgeen zich wat dit feit betreft heeft afgespeeld. Dit betekent dat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 24 november 2015 in de gemeente Groningen, opzettelijk en wederrechtelijk een computerscherm en een computerarm, toebehorende aan [ziekenhuis] , heeft vernield;
2.
a.
hij op 24 november 2015 te [pleegplaats 1] , gemeente Tynaarlo, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk (onder meer) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "ik ga een pistool kopen en dan schiet ik jullie dood" en daarbij met zijn, verdachtes, hand een zogenaamde schietbeweging gemaakt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen.
2.a Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling over zal gaan, gepleit voor de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf met daaraan als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht verbonden.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, terwijl hij in een hevige gemoedstoestand verkeerde, schuldig gemaakt aan vernieling van een computerscherm en -arm op de afdeling spoedeisende hulp van [ziekenhuis] waar hij naar toe was gebracht, nadat hij in de instelling waar hij verbleef een overdosis slaapmedicatie had ingenomen. Daarnaast heeft verdachte één van zijn begeleiders in die instelling met de dood bedreigd. Verdachte heeft door aldus te handelen het ziekenhuis schade en overlast bezorgd en zijn begeleider angst aangejaagd. Een feit als bewezenverklaard onder 1 kan bovendien zorgen voor gevoelens van onrust bij anderen die daar kennis van nemen. De rechtbank neemt het verdachte daarbij bijzonder kwalijk dat hij zijn daden van agressie heeft gepleegd ten opzichte van een professionele hulpverlener en wijst erop dat over dit soort daden in de samenleving steeds meer terechte verontwaardiging leeft.
Verder is verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 11 december 2015 eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Gelet hierop acht de rechtbank de oplegging van een straf als gevorderd door de officier van justitie in beginsel gerechtvaardigd.
Uit het rapport van de VNN d.d. 21 december 2015 blijkt dat er bij verdachte sprake is van ernstige psychiatrische- en verslavingsproblematiek, waarbij er slechts een beperkt ziektebesef en -inzicht bestaat. De rechtbank acht het moeilijk om in te schatten hoe verdachte zich gelet op deze problematiek verder zal gaan ontwikkelen. De rechtbank acht het onder deze omstandigheden noodzakelijk dat verdachte onder reclasseringstoezicht wordt geteld.
De rechtbank zal gelet op de hierboven aangegeven ernstige psychiatrische problematiek een lagere straf opleggen dan is gevorderd door de officier van justitie en zal daarbij een deel daarvan voorwaardelijk opleggen. De rechtbank zal daaraan een reclasseringstoezicht en meldplicht verbinden, zodat verdachte na het ondergaan van zijn detentie niet zonder begeleiding op straat komt te staan.
Een strafafdoening als bepleit door de raadsman van verdachte doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 11 september 2015, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 229 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 26 september 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 10 december 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De raadsman heeft gepleit voor afwijzing van de vordering, nu verdachte reeds 2 maanden in detentie heeft doorgebracht, nadat een bevel voorlopige tenuitvoerlegging was bevolen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 11 september 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de vrijheidsbeneming die verdachte uit hoofde van artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht heeft ondergaan, geheel in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de straf. De rechtbank ziet geen reden om de vordering voor het resterende strafdeel af te wijzen, als verzocht door de raadsman.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen het onder 2 sub b. ten laste gelegde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 maand, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich binnen een week na zijn detentie zal melden bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen, op een door de reclassering te bepalen datum en tijdstip en dat hij zich voorts bij de reclassering zal melden zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/720145-15:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d.
11 september 2015, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
Beveelt dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht, geheel in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. F.J. Agema, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2016.
Mr. Bosker en mr. Dölle zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.