een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015296825-1, d.d. 11 oktober 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] :
Omstreeks 10 juli 2015 ben ik naar een safe-house in [pleegplaats 2] gegaan. [organisatie] heeft dit voor mij geregeld. Terwijl ik op mijn onderduikadres in [pleegplaats 2] zat is het mijn ex [verdachte] toch gelukt om erachter te komen in welke omgeving ik zat.
Op 12 augustus 2015 ben ik naar mijn kinderen geweest. Die wonen in [plaats 3] . Ik ben met de trein van [pleegplaats 2] naar [pleegplaats 1] gegaan. Op het moment dat ik in [pleegplaats 1] was om de trein in te stappen die naar [plaats 1] ging zag ik dat [verdachte] voor mij kwam staan. Ik ben weggerend en ik heb mij toen opgesloten in de toilet van de trein naar [plaats 1] . Op 14 augustus 2015 ben ik naar mijn therapeut in [pleegplaats 3] geweest. Ik hoorde van hem dat [verdachte] bij hem op bezoek geweest is. Ik hoorde hem zeggen dat [verdachte] bij hem was geweest om te vragen waar ik was en hij had aangegeven dat hij mij zocht.
Op 21 of 22 augustus 2015 kreeg ik post van [verdachte] . De post was doorgestuurd naar [pleegplaats 2] via mijn bewindvoerder. Ik zag dat er twee foto's in de enveloppe zaten. Ik zag dat op deze foto's [verdachte] stond afgebeeld. Ik zag dat er ook tekst op de achterzijde van de foto's stond. Ik heb de foto's laten zien aan de bewoners en begeleiders van de safe-house. Toen ik de foto's liet zien hoorde ik twee bewoners, [getuige 1] en [getuige 2] , zeggen dat ze [verdachte] hadden gezien in [pleegplaats 2] .
Op 15 augustus 2015 bleek dat de sloten van mijn woning vernield waren.
Op 17 september 2015 heb ik een zitting gehad bij de rechtbank. Tijdens de zitting was ook [verdachte] aanwezig en is een straat en contactverbod besproken. Daarbij heeft [verdachte] een verbod gekregen voor [plaats 1] . Vanaf 17 september 2015 woonde ik niet meer in de safe-house, maar bij een vriendin.
Op 18 september 2015 was ik aan het tanken aan de [straatnaam 2] te [pleegplaats 1] . Ik zag [verdachte] staan. Hij keek mij strak aan. Ik zag dat [verdachte] wegliep en aan overkant van de weg ging staan. Ik zag dat hij bleef kijken. Ik hoorde enige tijd later van mijn begeleider van [organisatie] dat [verdachte] naar hem toe was gegaan en had gevraagd waar ik was. Ik ben later in de avond bij mijn huis geweest aan de [adres 1] te [pleegplaats 1] . Hier zag ik dat de sloten van mijn voordeur wederom vernield waren. Ik zag dat er stukjes hout in mijn slot waren gedrukt. Ik zag dat er ook tekst "Ik mis mijn vrouw" op mijn voordeur was gekrast. Op 27 september 2015 was ik weer in mijn woning. Aan het begin van de middag werd aangebeld. Ik zag niemand. Ik heb de buurman gebeld. Tijdens het telefoongesprek vertelde de buurman dat hij [verdachte] zag staan in de straat. Ik keek naar buiten en zag dat [verdachte] inderdaad in de straat stond. Ik zag dat hij met zijn handen begon te zwaaien en wegliep.
Omstreeks 18.25 uur zette ik mijn vuilnis buiten. [verdachte] stond plotseling achter mij. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik kan je niet vergeten, het lukt mij niet". Ik pakte mijn telefoon. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: "Niet de politie bellen, denk aan je kinderen!" Ik ben weggerend in de richting van de moskee. Ik heb mij verstopt op het terrein van de moskee, ik zag dat [verdachte] rond de moskee liep. De zusters van de moskee hebben mij begeleid naar mijn [vriendin] . Ik las op mijn telefoon in de WhatsApp berichten die ik kreeg van de zusters dat [verdachte] op dat moment rondom de woning van [vriendin] liep. Mijn buurman, [slachtoffer 1] , heeft mij toen opgehaald. Ik zag vanuit de woning van [slachtoffer 1] dat [verdachte] door [straatnaam 3] heen liep.
Op 1 oktober 2015 hoorde ik twee keer de bel van de portiekdeur gaan. Ik zag dat [verdachte] voor de portiekdeur stond en mij aankeek.
Op 2 oktober 2015 omstreeks 00.53 uur zag ik vanaf het balkon van mijn woning een deken op een open grasveld liggen. Ik zag [verdachte] verschijnen. Ik hoorde [verdachte] een hoop dingen roepen.
Op 2 oktober 2015 omstreeks 16.00 uur lag er een briefje in de brievenbus: "Waarom heb je met mij geslapen op de laatste avond. Kan jij wel verliefd worden op een andere man? [naam] dit heb ik niet zo verwacht dat jij zo bent. Ik hou nog steeds van je".
Op 3 oktober 2015 zag ik dat [verdachte] door [straatnaam 3] heen liep.
Op 9 oktober 2015 keek ik in mijn postvakje en zag ik dat er een envelop in lag. Ik zag dat op de enveloppe de tekst stond geschreven: "Ik huil nog altijd om jou en ik wil ook op jou wachten".
[verdachte] sms't zeer regelmatig, komt twee à drie maal per dag langs en belt aan bij de portiekdeur. [verdachte] vernielt de voordeur en steelt zelfs post uit mijn brievenbus. Ik weet ook dat [verdachte] mijn stagebegeleidster, [slachtoffer 3] , bedreigt en beledigt. Dit doet hij structureel.