ECLI:NL:RBNNE:2016:2298

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
18.720316-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en mishandeling met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 2 februari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor het belagen van zijn ex-vriendin en haar stagebegeleider, evenals voor de mishandeling van haar buurman. De rechtbank oordeelde dat het van belang is dat de verdachte behandeld wordt om toekomstig obsessief gedrag te voorkomen. De man kreeg een gevangenisstraf van 209 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich gedurende een periode van vier maanden schuldig had gemaakt aan belaging, wat leidde tot de noodzaak voor het slachtoffer om in een 'safe house' te verblijven. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een behandelverplichting bij de Forensische Polikliniek en een contactverbod met de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij, die € 1.000,-- vorderde voor immateriële schade, werd gedeeltelijk toegewezen tot € 500,--, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf op van 180 uren, met vervangende hechtenis bij niet-naleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720316-15
ter berechting gevoegd parketnummer 18/173277-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 februari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 oktober 2015 te [pleegplaats 1] , [slachtoffer 1] heeft mishandeld door [slachtoffer 1] (in/tegen het gezicht/hoofd) te trappen/schoppen en/of te stompen/slaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2015 tot en met 9 oktober 2015 in de gemeente(n) Leeuwarden, Venlo en/of Westerveld en/of (elders) in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , in elk geval van een ander, met het oogmerk [slachtoffer 2] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door meermalen, althans eenmaal (telkens) ongewenst en/of hinderlijk
- [slachtoffer 2] te volgen en/of in de gaten te houden en/of zich in haar onmiddellijk omgeving op te houden, en/of
- zich in de onmiddellijke omgeving van de (tijdelijke) verblijfplaats(en) (onder meer in [pleegplaats 2] ) en/of woning van [slachtoffer 2] op te houden, en/of
- ( daarbij) in de brievenbus (van haar woning [adres 1] te [pleegplaats 1] ) te kijken en/of haar post te bekijken en/of mee te nemen, en/of
- de (voor)deur en/of het deurslot van de woning van [slachtoffer 2] te vernielen/beschadigen en/of (op die deur) te schrijven/krassen "ik mis mijn vrouw" en/of (vervolgens) op verschillende tijdstippen een of meer letters van die tekst in te kleuren en/of
- [slachtoffer 2] aan te spreken en/of contact met haar te zoeken (onder meer) de woorden "Ik kan je niet vergeten" en/of "niet de politie bellen, denk aan je kinderen" en/of brief met tekst "Waarom heb je met mij geslapen op de laatste avond. Kan jij wel verliefd worden op een andere man. Ik hou nog steeds van je" en/of "Ik huil nog steeds om jou en ik wil op je wachten", en/of
- contact op te nemen met kennis(sen) en/of contact(en) en/of begeleider(s)/therapeut(en) van [slachtoffer 2] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 juli 2015 tot en met 9 oktober 2015 te [pleegplaats 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3] , in elk geval van een ander, met het oogmerk [slachtoffer 3] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door [slachtoffer 3] veelvuldig te sms-en (over [slachtoffer 2] );
4. ( ter berechting gevoegde zaak met parketnummer 18/173277-15)
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 9 februari 2015 tot en met 7 juli 2015, te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Leeuwarden en/of te [pleegplaats 3] , althans in de gemeente Westerveld, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door in genoemde periode (telkens)
- vele malen, althans meerdere malen telefonisch contact op te nemen met [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 2] vele malen tekstberichten te zenden en/of
- [slachtoffer 2] te volgen en/of zich (langdurig) op te houden bij de woning van [slachtoffer 2] en/of
- tegen [slachtoffer 2] te schreeuwen en/of dreigende taal tegen [slachtoffer 2] te uiten en/of
- teksten, bedoeld voor [slachtoffer 2] , te schrijven op bushokjes en/of borden en/of linten.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 4. ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van meldplicht bij Reclassering Nederland, een behandelverplichting bij de Forensische Polikliniek te Leeuwarden of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, een contactverbod met [slachtoffer 2] en haar familie, en twee andere voorwaarden betreffende zijn gedrag, te weten medewerking verlenen aan het aanvragen en uitvoeren van beschermingsbewind, leefgeldvoorziening en een schuldenregeling en meewerken aan toeleiding naar werk of een andere vorm van dagbesteding;
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 500,-- , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor voornoemd bedrag;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] met betrekking tot het overig gevorderde.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de onder 4. ten laste gelegde belaging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 19 januari 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] is mijn ex-vriendin. Ik noem haar [slachtoffer 2] . Zij woont aan de [adres 1] in [pleegplaats 1] . Onze relatie ging echt mis op 9 februari 2015. [slachtoffer 2] is die dag naar een vriendin gegaan en toen ik bij die vriendin kwam zei die tegen mij dat [slachtoffer 2] was weggevlucht. Hierna hebben wij een gesprek gehad met onze begeleiders erbij bij [organisatie] . Wij hebben daar op 25 februari 2015 een brief getekend dat we geen relatie meer zouden hebben. Ik heb op 25 maart 2015 een andere woning gekregen aan de [straatnaam 1] te [pleegplaats 1] . Vanaf die dag tot 10 juli 2015 heeft [slachtoffer 2] met mij in deze woning gewoond. Op 10 juli 2015 is [slachtoffer 2] bij mij weggegaan. Ze is toen naar een zogenaamd "safe house" gegaan. Voor mij was het toen nog niet over tussen ons. Ik vond het moeilijk om haar los te laten. Ik heb toen van alles uitgespookt om haar te bereiken. Ik heb dit op een vriendelijke manier en op een harde manier geprobeerd. Ik wilde haar niet los laten.
Ik ben er achter gekomen dat ze in een "safe house" in [pleegplaats 2] zat. Ik heb haar toen post gezonden met een foto van mij erbij. Het was mijn bedoeling dat ze dan bij me terug zou komen. Ik wist wanneer [slachtoffer 2] ging reizen en wanneer ze haar kinderen op zou zoeken. Ik ben een keer opzettelijk naar het station in [pleegplaats 1] gegaan, omdat ik wist dat ze vandaaruit met de trein naar [plaats 1] zou reizen richting haar kinderen. Toen ik haar zag vluchtte ze de trein richting [plaats 1] in. Ik ben ook ingestapt, want ik wilde antwoorden van haar hebben. [slachtoffer 2] sloot zich op in het toilet.
Ik ben ook naar de therapeut van [slachtoffer 2] in [pleegplaats 3] geweest. Ik heb vervolgens teksten bij de bushaltes op de weg terug geschreven, zodat [slachtoffer 2] die kon lezen als zij bij haar therapeut vandaan kwam. Ik heb onder meer geschreven dat ik haar mis.
De dag dat [slachtoffer 2] naar haar therapeut in [pleegplaats 3] ging heb ik haar gezien op het station in [plaats 2] . Ik wist van een collega van [slachtoffer 2] dat ze daar die dag moest zijn. Ik heb haar opgewacht en ik heb haar in de gaten gehouden. Ik heb haar toen niet aangesproken.
Tussen 15 en 18 juli 2015 heb ik het slot van haar voordeur en woning vernield. Hierna heb ik [slachtoffer 2] een sms-bericht gezonden. Ik heb ook in de brievenbus van de woning van [slachtoffer 2] gekeken. Ik heb een of twee keer een poststuk gepakt. Ik heb op de deur van [slachtoffer 2] gekrast dat ik mijn vrouw mis.
Op 18 september 2015 kwam ik [slachtoffer 2] tegen op de [straatnaam 2] in [pleegplaats 1] . Ze was aan het tanken. Ik heb naar haar staan kijken.
Op 27 september 2015 zag ik [slachtoffer 2] bij de vuilcontainer. Ik heb haar aangesproken. [slachtoffer 2] rende toen weg naar de vrouwenafdeling in de moskee. Ik ben ook de moskee ingegaan.
Ik wist dat de stagebegeleidster van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , ik noem haar [slachtoffer 3] , een van de weinigen was die nog contact met [slachtoffer 2] had. Ik heb daarom [slachtoffer 3] in de periode van 10 juli 2015 tot 9 oktober 2015 erg veel berichten gezonden.
Ik heb in deze berichten gesmeekt, maar ik heb ook dreigende berichten gezonden. Ik nam het [slachtoffer 3] kwalijk dat zij zich met mijn relatie met [slachtoffer 2] had bemoeid, dus de meeste berichten van mij waren niet vriendelijk. Ik was erg boos op haar. Voor het versturen van de berichten maakte ik steeds gebruik van dezelfde telefoon, maar ik gebruikte verschillende simkaarten en dus verschillende telefoonnummers. Ik heb [slachtoffer 3] ook een berichtje gestuurd dat ik [slachtoffer 2] had gezien in [pleegplaats 2] en dat ik uitgeput was van het reizen en slapen in een hotel. Volgens mij heb ik haar ook een bericht geschreven waarin ik aangaf dat ik niet meer wilde leven.
Ik kan goed begrijpen dat [slachtoffer 3] aangifte van belaging heeft gedaan, want ik heb haar in die periode erg veel berichten gezonden en de inhoud was niet leuk.
Op 9 oktober 2015 zag ik [slachtoffer 2] bij [slachtoffer 1] in de auto zitten. Ik ben hen toen op de fiets gevolgd. We kwamen in de [straatnaam 3] . Ik had voor deze straat een locatieverbod. Ik schreeuwde naar ze en ik trok de portier van de bestuurder open. Ik ging met mijn hoofd naar binnen. Ik heb toen [slachtoffer 1] een stomp in zijn gezicht gegeven.
2.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2015296156, gesloten op 16 november 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015296825-1, d.d. 11 oktober 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] :
Omstreeks 10 juli 2015 ben ik naar een safe-house in [pleegplaats 2] gegaan. [organisatie] heeft dit voor mij geregeld. Terwijl ik op mijn onderduikadres in [pleegplaats 2] zat is het mijn ex [verdachte] toch gelukt om erachter te komen in welke omgeving ik zat.
Op 12 augustus 2015 ben ik naar mijn kinderen geweest. Die wonen in [plaats 3] . Ik ben met de trein van [pleegplaats 2] naar [pleegplaats 1] gegaan. Op het moment dat ik in [pleegplaats 1] was om de trein in te stappen die naar [plaats 1] ging zag ik dat [verdachte] voor mij kwam staan. Ik ben weggerend en ik heb mij toen opgesloten in de toilet van de trein naar [plaats 1] . Op 14 augustus 2015 ben ik naar mijn therapeut in [pleegplaats 3] geweest. Ik hoorde van hem dat [verdachte] bij hem op bezoek geweest is. Ik hoorde hem zeggen dat [verdachte] bij hem was geweest om te vragen waar ik was en hij had aangegeven dat hij mij zocht.
Op 21 of 22 augustus 2015 kreeg ik post van [verdachte] . De post was doorgestuurd naar [pleegplaats 2] via mijn bewindvoerder. Ik zag dat er twee foto's in de enveloppe zaten. Ik zag dat op deze foto's [verdachte] stond afgebeeld. Ik zag dat er ook tekst op de achterzijde van de foto's stond. Ik heb de foto's laten zien aan de bewoners en begeleiders van de safe-house. Toen ik de foto's liet zien hoorde ik twee bewoners, [getuige 1] en [getuige 2] , zeggen dat ze [verdachte] hadden gezien in [pleegplaats 2] .
Op 15 augustus 2015 bleek dat de sloten van mijn woning vernield waren.
Op 17 september 2015 heb ik een zitting gehad bij de rechtbank. Tijdens de zitting was ook [verdachte] aanwezig en is een straat en contactverbod besproken. Daarbij heeft [verdachte] een verbod gekregen voor [plaats 1] . Vanaf 17 september 2015 woonde ik niet meer in de safe-house, maar bij een vriendin.
Op 18 september 2015 was ik aan het tanken aan de [straatnaam 2] te [pleegplaats 1] . Ik zag [verdachte] staan. Hij keek mij strak aan. Ik zag dat [verdachte] wegliep en aan overkant van de weg ging staan. Ik zag dat hij bleef kijken. Ik hoorde enige tijd later van mijn begeleider van [organisatie] dat [verdachte] naar hem toe was gegaan en had gevraagd waar ik was. Ik ben later in de avond bij mijn huis geweest aan de [adres 1] te [pleegplaats 1] . Hier zag ik dat de sloten van mijn voordeur wederom vernield waren. Ik zag dat er stukjes hout in mijn slot waren gedrukt. Ik zag dat er ook tekst "Ik mis mijn vrouw" op mijn voordeur was gekrast. Op 27 september 2015 was ik weer in mijn woning. Aan het begin van de middag werd aangebeld. Ik zag niemand. Ik heb de buurman gebeld. Tijdens het telefoongesprek vertelde de buurman dat hij [verdachte] zag staan in de straat. Ik keek naar buiten en zag dat [verdachte] inderdaad in de straat stond. Ik zag dat hij met zijn handen begon te zwaaien en wegliep.
Omstreeks 18.25 uur zette ik mijn vuilnis buiten. [verdachte] stond plotseling achter mij. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik kan je niet vergeten, het lukt mij niet". Ik pakte mijn telefoon. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: "Niet de politie bellen, denk aan je kinderen!" Ik ben weggerend in de richting van de moskee. Ik heb mij verstopt op het terrein van de moskee, ik zag dat [verdachte] rond de moskee liep. De zusters van de moskee hebben mij begeleid naar mijn [vriendin] . Ik las op mijn telefoon in de WhatsApp berichten die ik kreeg van de zusters dat [verdachte] op dat moment rondom de woning van [vriendin] liep. Mijn buurman, [slachtoffer 1] , heeft mij toen opgehaald. Ik zag vanuit de woning van [slachtoffer 1] dat [verdachte] door [straatnaam 3] heen liep.
Op 1 oktober 2015 hoorde ik twee keer de bel van de portiekdeur gaan. Ik zag dat [verdachte] voor de portiekdeur stond en mij aankeek.
Op 2 oktober 2015 omstreeks 00.53 uur zag ik vanaf het balkon van mijn woning een deken op een open grasveld liggen. Ik zag [verdachte] verschijnen. Ik hoorde [verdachte] een hoop dingen roepen.
Op 2 oktober 2015 omstreeks 16.00 uur lag er een briefje in de brievenbus: "Waarom heb je met mij geslapen op de laatste avond. Kan jij wel verliefd worden op een andere man? [naam] dit heb ik niet zo verwacht dat jij zo bent. Ik hou nog steeds van je".
Op 3 oktober 2015 zag ik dat [verdachte] door [straatnaam 3] heen liep.
Op 9 oktober 2015 keek ik in mijn postvakje en zag ik dat er een envelop in lag. Ik zag dat op de enveloppe de tekst stond geschreven: "Ik huil nog altijd om jou en ik wil ook op jou wachten".
[verdachte] sms't zeer regelmatig, komt twee à drie maal per dag langs en belt aan bij de portiekdeur. [verdachte] vernielt de voordeur en steelt zelfs post uit mijn brievenbus. Ik weet ook dat [verdachte] mijn stagebegeleidster, [slachtoffer 3] , bedreigt en beledigt. Dit doet hij structureel.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015296825-4, d.d. 12 oktober 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ben woonachtig aan [adres 2] te [pleegplaats 1] . [slachtoffer 2] is mijn overbuurvrouw. Vanuit mijn tuin kan ik haar hele woning zien. Vanuit mijn huis kan ik ook de portiekdeur zien. Ik zag dat [verdachte] in de brievenbus keek van [slachtoffer 2] . Ik zag dat hij er post uithaalde en later geopend weer terug in de brievenbus deed. Ik weet dat de post geopend was, omdat ik voor [slachtoffer 2] haar post uit de brievenbus haalde en naar haar toe verstuurde. Op dit moment woonde [slachtoffer 2] niet meer thuis vanwege de moeilijkheden die ze met [verdachte] had. Ik haalde voor [slachtoffer 2] de post op en op een gegeven moment hoefde ik het postvakje niet meer te openen met de sleutel omdat het postvakje was opengebroken. Op den duur viel het mij op dat er satéprikkers en stokjes in de slot van het brievenbusje zaten. Hierdoor kon ik de brievenbus niet meer openen.
Sinds [slachtoffer 2] terug kwam uit [pleegplaats 2] viel het mij op dat [verdachte] drie tot vier keer per dag bij haar woning kwam. Hij liep elke keer door [straatnaam 3] en keek constant richting haar raam.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015296736-2, d.d. 10 oktober 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 3] :
Op 9 oktober 2015 was ik thuis. Ik woon aan [adres 3] te [pleegplaats 1] . Ik zag de ex-vriend van dat meiske aan de overkant. Ik zag dat deze getinte man met een stuk draad in de hand stond bij de brievenbus van dat meiske. Ik heb hem dat wel vaker zien doen. Ik zag hem met dat stuk draad vissen in een van de brievenbussen aan de overkant. Ik zag dat hij hierbij ook een aansteker gebruikte. Ik denk als verlichting. Vervolgens zag ik dat de man een witte enveloppe in de hand had. Deze had hij eerder niet in de hand. Vervolgens zag ik hem een sprintje trekken naar het einde van de straat. Ik heb later dat meiske aan de overkant verteld wat ik had gezien.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015296825-6, d.d. 14 oktober 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Ik hoorde [getuige 2] zeggen:
"Ik was woonachtig in het "Blijf van mijn lijf huis" gevestigd te [pleegplaats 2] . Ik kende [slachtoffer 2] tijdens dit verblijf. Ergens begin september was ik buiten op het terrein van het "Blijf van mijn lijf huis". Om het terrein is een hekwerk geplaatst maar het terrein is toegankelijk via de hoofdingang. Toen ik buiten was zag ik een man heen en weer lopen voor het hekwerk van het terrein. Ik vond dit raar en erg opvallend. Ik zag de man gedurende de dag vaker voor het hekwerk lopen. Ik ben naar binnengegaan. Ik heb het verteld aan de begeleiders en [slachtoffer 2] . Ik zag dat [slachtoffer 2] een foto liet zien. Ik zag dat op deze foto een man stond afgebeeld. Ik zag en herkende de man op de foto als zijnde dezelfde man die voor het hekwerk heen en weer liep. Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat het haar ex-man was."
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015301720-1, d.d. 19 oktober 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik wil aangifte doen van het stelselmatig lastig vallen middels sms'jes door [verdachte] .
[slachtoffer 2] kwam stage lopen bij mij in de kinderopvang. Wij konden goed met elkaar opschieten. Op 9 februari 2015 escaleerde de situatie tussen [slachtoffer 2] en [verdachte] . Ik gaf haar het advies om de relatie te verbreken. Op 10 juli was er eindelijk een "safe house" voor [slachtoffer 2] en bracht ik haar naar de trein in [plaats 4] . Sindsdien krijg ik dagelijks sms'jes van [verdachte] met verschillende telefoonnummers. Sommige zijn zelfs bedreigend. Ik ben erg op mijn hoede en ben het zat dat ik steeds sms'jes krijg.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015296156-1, d.d. 9 oktober 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 9 oktober 2015 kwam ik aanrijden bij [straatnaam 3] samen met [slachtoffer 2] . Zij zat naast mij in de auto. Wij zagen de ex van [slachtoffer 2] op straat staan. Ik zag dat hij richting mijn autodeur liep. Hij trok het portier open gaf mij een trap in mijn gezicht. Dit deed hij met zijn linkerbeen. Het been kwam tegen mijn linkerkant van het gezicht aan en raakte mij hard. Ik voelde pijn in mijn gezicht. Vervolgens sloeg hij mij na de schop.
Dit deed hij met zijn rechtervuist. Ik voelde de vuist tegen mijn oogkas aankomen. Ik voelde pijn en er stroomde direct bloed uit. Hij was aan het schelden.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015296156-2, d.d. 9 oktober 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik zag dat [verdachte] de deur van de bestuurderskant van de auto open deed. Ik zag dat [verdachte] op het hoofd schopte van [slachtoffer 1] . Ook zag ik dat [verdachte] sloeg met zijn handen op [slachtoffer 1] . Ik zat op de passagiersplaats voorin de auto van [slachtoffer 1] .
3.
ambtshalve overweging
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden het niet anders kan dat deze van een zodanige invloed op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn geweest dat -ook objectief bezien- sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. Voor [slachtoffer 2] was het zelfs zodanig dat zij niet meer in haar eigen woning kon wonen. Het dagelijks zenden van bedreigende en andere vervelende sms'berichten naar [slachtoffer 3] moet ook voor haar een enorme invloed op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid hebben gehad, mede door het indringende, intensieve en obsessieve karakter hiervan.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen zal worden verklaard en de rechtbank heeft op grond hiervan de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 oktober 2015 te [pleegplaats 1] , [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in het gezicht te trappen en te stompen;
2.
hij in de periode van 10 juli 2015 tot en met 9 oktober 2015 in de gemeenten Leeuwarden, Venlo en Westerveld en elders in Nederland, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen te dulden, door meermalen, ongewenst en hinderlijk
- [slachtoffer 2] te volgen en in de gaten te houden en zich in haar onmiddellijke omgeving op te houden en
- zich in de onmiddellijke omgeving van de tijdelijke verblijfplaats in [pleegplaats 2] en woning van [slachtoffer 2] op te houden en
- in de brievenbus van haar woning [adres 1] te [pleegplaats 1] te kijken en haar post te bekijken en mee te nemen en
- de voordeur en het deurslot van de woning van [slachtoffer 2] te beschadigen en op die deur te schrijven/krassen "ik mis mijn vrouw" en
- [slachtoffer 2] aan te spreken en contact met haar te zoeken met de woorden "Ik kan je niet vergeten" en "niet de politie bellen, denk aan je kinderen" en met een brief met de tekst: "Waarom heb je met mij geslapen op de laatste avond. Kan jij wel verliefd worden op een andere man. Ik hou nog steeds van je" en "Ik huil nog steeds om jou en ik wil op je wachten" en
- contact op te nemen met de begeleiders en therapeut van [slachtoffer 2] ;
3.
hij in de periode van 13 juli 2015 tot en met 9 oktober 2015 te [pleegplaats 1] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3] , met het oogmerk [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen en te dulden, door [slachtoffer 3] veelvuldig te sms-en (over [slachtoffer 2] ).
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. mishandeling;
2. belaging;
3. belaging.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door Reclassering Nederland op 9 december 2015, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich voor een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin en haar stagebegeleidster. Tevens heeft hij, toen zijn ex-vriendin bij een buurman in de auto zat, deze buurman mishandeld.
Door het gedrag van verdachte heeft zijn ex-vriendin een tijd in een "safe-house" verbleven, maar ook daar heeft verdachte haar uiteindelijk opgespoord en opgezocht. Ook een contactverbod heeft verdachte er niet van weerhouden om contact met haar te zoeken. Verdachte probeerde via de stagebegeleidster van zijn ex-vriendin haar verblijfplaats te achterhalen en werd vervolgens bedreigend in zijn veelvuldige sms'contact richting dit slachtoffer.
Door het gedrag van verdachte hebben de slachtoffers last en hinder ondervonden en de rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangpunt dient te zijn voor de wijze waarop verdachte zich heeft gedragen.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij twee maal eerder is veroordeeld voor belaging en dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Deze veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden opnieuw dit soort strafbare feiten te plegen.
Door de reclassering is een advies uitgebracht. De reclassering schat het recidiverisico op relationeel geweld in de toekomst in als hoog. Verdachte weet zijn zelfbeheersing in relaties niet goed te bewaren en zodra er zich spanningen voordoen of als hij wordt afgewezen escaleren de problemen en groeien deze uit tot een obsessie waar verdachte zich niet zelfstandig uit weet te bevrijden. Door de reclassering wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd met bijzondere voorwaarden. Er wordt onder meer een ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek te Leeuwarden geadviseerd, zodat verdachte verplicht wordt om zich op basis van diagnostiek te laten behandelen voor zijn relationele problemen.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte wordt behandeld, zodat strafbaar obsessief gedrag richting eventuele partners of ex-partners in te toekomst wordt voorkomen dan wel wordt beperkt. Om deze behandeling een goede kans te geven zal de rechtbank ter motivatie van verdachte een fors deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zal de rechtbank de overige bijzondere voorwaarden opleggen die door de reclassering zijn geadviseerd en die ook door de officier van justitie zijn gevorderd.
De voorlopige hechtenis van verdachte is op 6 november 2015 door de rechtbank onder voorwaarden geschorst. Verdachte heeft zich tijdens deze schorsing aan de voorwaarden gehouden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de straf niet moet inhouden dat verdachte terug moet naar de gevangenis. De rechtbank zal derhalve ter compensatie -naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden- een taakstraf van 180 uren opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. en 4. ten laste gelegde alsmede de gronden waarop deze vordering berust.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.000,-- voor immateriële schade die zij heeft geleden ten gevolge van de belagingen die verdachte onder 1. en 4. zijn ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 4. ten laste gelegde belaging.
De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering ten aanzien van het deel van de vordering dat betrekking heeft op het onder 4. ten laste gelegde.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 2. bewezen verklaarde belaging immateriële schade is toegebracht, die de rechtbank in redelijkheid en billijkheid vaststelt op € 500,--. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 9 oktober 2015, toewijzen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2015, aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2., en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 209 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden op dinsdag- of donderdagmiddag tussen 15.00 en 16.00 uur en zich vervolgens zo frequent blijft melden als de reclassering gedurende de proeftijd nodig acht en zich houdt aan de aanwijzingen hem te geven door de reclassering gedurende de proeftijd;
2. dat de veroordeelde zich zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd nodig acht, onder behandeling zal stellen van de Forensische Polikliniek te Leeuwarden of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn relationele problemen;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] en haar familie;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, zal meewerken aan het aanvragen en uitvoeren van beschermingsbewind, leefgeldvoorziening en een schuldenregeling, tenzij aangetoond kan worden dat hij vanwege een erfenis over voldoende liquide middelen beschikt om zijn schulden zelfstandig af te lossen;
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, zal meewerken aan toeleiding naar werk of een andere vorm van dagbesteding.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2015.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman , voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2016.
w.g.
Koelman
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Brinksma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
De Wit
locatie Leeuwarden,
Zandstra-Alkema