ECLI:NL:RBNNE:2016:2302

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
18.930090-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ter zake poging tot verkrachting en poging tot verleiding met behandelverplichting

Op 16 februari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere zedendelicten, waaronder poging tot verkrachting en poging tot verleiding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een behandelverplichting. De zaak kwam voort uit incidenten die plaatsvonden in september en oktober 2014, waarbij de verdachte verschillende slachtoffers benaderde met seksuele voorstellen, vaak met geweld of bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan alle tenlastegelegde feiten, maar achtte de poging tot verleiding en de poging tot verkrachting wel bewezen. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld in een psychologisch rapport, en legde een voorwaardelijke straf op om recidive te voorkomen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet ontvankelijk verklaard, omdat de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen werden geacht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930090-15
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 februari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2015 en 02 februari 2016.
De verdachte is ter terechtzitting van 02 februari 2016 verschenen en werd bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 september 2014 te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente
Coevorden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid [slachtoffer 1] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een
of meer ontuchtige handelingen,
, die daar fietste, onverwachts (vanuit een maïsveld) heeft
toegeroepen: "Wil je met mij neuken?", althans woorden van gelijke voor [slachtoffer 1]
dreigende aard en/of strekking, en/of (daarbij) zijn penis aan [slachtoffer 1]
heeft laten zien,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 september 2014 te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Coevorden, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] , van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van hem te dulden, door in de buurt van zijn auto [slachtoffer 1] die daar fietste onverwachts (vanuit een maïsveld) toe te roepen “Wil je met mij neuken”, althans woorden van gelijke aard of strekking, en [slachtoffer 1] daarbij zijn ontblote penis laten zien;
art 248a Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 september 2014 te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente
Coevorden, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] , van wie hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet
had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van
een seksuele handeling, hebbende verdachte [slachtoffer 1] , die daar fietste,
(vanuit een maïsveld) toegeroepen: "Wil je met mij neuken?", althans woorden
van gelijke aard en/of strekking, en/of (daarbij) zijn penis aan [slachtoffer 1]
laten zien;
art 248d Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 september 2014 te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente
Coevorden, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met verkrachting, althans met feitelijke
aanranding van de eerbaarheid, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
, die daar fietste, (vanuit een maïsveld) toegeroepen: "Wil je met
mij neuken?", althans woorden van gelijke voor [slachtoffer 1] dreigende aard
en/of strekking, en/of (daarbij) zijn penis aan [slachtoffer 1] laten zien;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 september 2014 te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente
Coevorden, oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd,
te weten (een maïsveld aan/nabij) [straatnaam 1] ,
zijn penis heeft getoond aan [slachtoffer 1] en/of haar (daarbij) heeft
toegeroepen: "Wil je met mij neuken?", althans woorden van gelijke oneerbare
aard en/of strekking;
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 september 2014 in de gemeente Emmen, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2]
te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen,
in een door verdachte bestuurde auto onverwachts naast [slachtoffer 2] , die daar
fietste, is gaan en blijven rijden en tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Wil
je neuken?" en/of (even later): "Ik wil er wel voor betalen" en/of (weer
later): "Wil je echt niet?", althans (telkens) woorden van gelijke voor [slachtoffer 2]
dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is vooltooidvoltooid;
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 september 2014 in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door giften of beloften van geld of goed en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen
ontuchtige handelingen te plegen en/of ontuchtige handelingen van hem te dulden,
tegen [slachtoffer 2] , die daar fietste, heeft gezegd: “Wil je neuken?” en/of (even later): “Ik wil er wel voor betalen” en/of (weer later): “Wil je echt niet?”, althans (telkens) woorden van gelijke (ontuchtige) aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 248a Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 september 2014 in de gemeente Emmen [slachtoffer 2]
heeft bedreigd met verkrachting, althans met feitelijke aanranding van de
eerbaarheid, immers is verdachte opzettelijk dreigend
in een door verdachte bestuurde auto onverwachts naast [slachtoffer 2] , die daar
fietste, gaan en blijven rijden en heeft verdachte tegen [slachtoffer 2] gezegd:
"Wil je neuken?" en/of (even later): "Ik wil er wel voor betalen" en/of (weer
later): "Wil je echt niet?", althans (telkens) woorden van gelijke voor [slachtoffer 2]
dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 07 oktober 2014 in de gemeente Emmen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 3]
te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 3]
,
naar [slachtoffer 3] , die daar fietste, toe is gerend en haar onverwachts bij een
arm heeft vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 07 oktober 2014 in de gemeente Emmen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
[slachtoffer 3] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen,
naar [slachtoffer 3] , die daar fietste, toe is gerend en haar onverwachts bij een
arm heeft vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 07 oktober 2014 in de gemeente Emmen [slachtoffer 3] heeft
bedreigd met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers is verdachte opzettelijk dreigend naar [slachtoffer 3] , die daar fietste,
toe gerend en heeft hij haar onverwachts bij een arm vastgepakt;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 06 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente Coevorden
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of
een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid [slachtoffer 4] te dwingen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van [slachtoffer 4] ,
achter [slachtoffer 4] , die daar fietste, aan is gerend en/of (daarna) in een
door hem bestuurde auto de vrije doorgang op de weg voor [slachtoffer 4] heeft
geblokkeerd en/of tegen [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Wil je neuken?",
althans woorden van gelijke voor [slachtoffer 4] dreigende aard en/of
strekking, en/of (vervolgens) [slachtoffer 4] onverwachts bij een arm heeft
vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 06 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente Coevorden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of
een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid [slachtoffer 4] te dwingen tot het plegen en/of dulden van
een of meer ontuchtige handelingen,
achter [slachtoffer 4] , die daar fietste, aan is gerend en/of (daarna) in een
door hem bestuurde auto de vrije doorgang op de weg voor [slachtoffer 4] heeft
geblokkeerd en/of tegen [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Wil je neuken?",
althans woorden van gelijke voor [slachtoffer 4] dreigende aard en/of
strekking, en/of (vervolgens) [slachtoffer 4] onverwachts bij een arm heeft
vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 06 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente Coevorden,
[slachtoffer 4] heeft bedreigd met verkrachting en/of met feitelijke
aanranding van de eerbaarheid,
immers is verdachte opzettelijk dreigend achter [slachtoffer 4] , die daar
fietste, aan gerend en/of heeft hij (daarna) in een door hem bestuurde auto de
vrije doorgang op de weg voor [slachtoffer 4] geblokkeerd en/of heeft hij
tegen [slachtoffer 4] gezegd: "Wil je neuken?", althans woorden van gelijke
voor [slachtoffer 4] dreigende aard en/of strekking, en/of heeft hij
(vervolgens) [slachtoffer 4] onverwachts bij een arm vastgepakt;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 primair ten laste
gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden
voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 652,60, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van
€ 2.126,48, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en evenals de raadsvrouw van verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (een van de tenlastegelegde varianten onder) feit 1 heeft begaan. De rechtbank zal verdachte derhalve hiervan vrijspreken.
Hoewel er zich wel een aantal aanwijzingen in het dossier bevinden die er op wijzen dat het verdachte is geweest die zich tot aangeefster [slachtoffer 1] heeft gericht met de in de tenlastelegging vermelde woorden en omschreven en omschreven gedragingen, acht de rechtbank deze aanwijzingen onvoldoende om tot wettig en overtuigend bewijs te komen om verdachte te kunnen aanmerken als degene die deze bewoordingen heeft geuit en gedragingen heeft verricht.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte feit 2 primair (poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid) niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en anders de raadsvrouw van verdachte, feit 2 subsidiair wel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs dat aangeefster [slachtoffer 2] een omschrijving van de auto van de dader heeft gegeven, welke overeenkomt met de auto van verdachte. Het betrof een grijze auto met een nummerbord op de hoedenplank met de naam [voornaam 1] of [voornaam 2] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard had hij destijds een dergelijke auto met daarin een nummerbord met zijn naam [voornaam 2] in zijn bezit had. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij zijn auto alleen uitleende aan zijn maat [persoon 1] , maar dat dat pas gebeurde na zijn verhoor bij de politie (in het jaar 2015). Deze [persoon 1] zou volgens verdachte een beetje klein, stevig van postuur en kaal zijn, terwijl het door aangeefster omschreven signalement van de dader overeenkomt met dat van verdachte, namelijk dat deze kort zwart haar had en een leeftijd van rond de 24 jaar. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij destijds rond het door aangeefster vermelde tijdstip, komend vanaf zijn werk, wel over [straatnaam 2] naast [straatnaam 3] reed, alwaar het feit is gepleegd. De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat bewezen is dat verdachte aangeefster heeft aangesproken met de vraag of zij tegen betaling wou neuken. Gelet op tijdstip van het delict, een tijdstip waarop doorgaans scholieren uit school plegen te komen, moest verdachte redelijkerwijs vermoeden dat het door hem aangesproken slachtoffer de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.
De rechtbank past bij de beoordeling van dit ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit de volgende bewijsmiddelen toe.
Aangeefster [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , verklaart -zakelijk weergegeven- [1] : Ik fietste op 29 september 2014 te [plaats] . Ik merkte toen dat er een auto naast mij kwam rijden. Ik hoorde toen dat hij zei wil je neuken? Ik zei: Nee, rij door. Hij reed toen eerst verder. Ik hoorde toen dat hij uit het raam schreeuwde: Ik wil er wel voor betalen en later: echt niet? Ik zei toen: Nee, rij gewoon verder. Toen reed hij verder. De auto was lichtgrijs. Achterin op de hoedenplank lag nog een nummerbord met een naam erop: [voornaam 1] of [voornaam 2] . Hij was blank, zwart kort haar en ik schat hem rond de 24 jaar.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard -zakelijk weergegeven-: Ik reed in die tijd in een grijze VW Golf, die ik niet uitleende. Ik had een nummerbord met mijn naam [voornaam 2] op de hoedenplank van de auto liggen. Ik leende mijn auto alleen uit aan mijn maat [persoon 1] , maar dat was pas na mijn verhoor bij de politie (in het jaar 2015). Deze [persoon 1] is een beetje klein, stevig van postuur en kaal. Ik reed destijds rond het door aangeefster vermelde tijdstip, komend vanaf mijn werk, wel over [straatnaam 2] naast [straatnaam 3] , alwaar het feit is gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en evenals de raadsvrouw van verdachte (een van de tenlastegelegde varianten onder) feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte derhalve hiervan vrijspreken.
De rechtbank acht met name onvoldoende bewijs aanwezig om uit de feitelijke constellatie zoals door aangeefster [slachtoffer 3] is beschreven te kunnen afleiden dat er een poging tot verkrachting, een poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid of een bedreiging als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en anders de raadsvrouw van verdachte, feit 4 primair wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt hierbij dat aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat de persoon die haar aansprak en heeft beetgepakt ongeveer 20-25 jaar oud was en kort donker haar had. Hij reed in een grijze auto. Zij herkende de dader van een later door [persoon 2] aan haar getoonde foto. [getuige] heeft verklaard dat zij op dezelfde dag en bijna zelfde plaats ongeveer een uur eerder door een man met kort donker haar, rijdend in een grijze Volkswagen Golf met kenteken: [kenteken] was aangesproken. Deze man vroeg haar of ze zin in seks had. Uit onderzoek bleek dat verdachte destijds over een degelijke auto met voornoemd kenteken beschikte. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn auto in die tijd niet uitleende. De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat bewezen is dat verdachte aangeefster heeft aangesproken, hard achter haar aan is gelopen en haar de vrije doorgang heeft geblokkeerd. De rechtbank is van oordeel dat door het hard achter aangeefster aanlopen, het vastpakken van de arm van aangeefster, haar de doorgang blokkeren en de bewoordingen: “wil je neuken?” bewezen is dat verdachte heeft gepoogd aangeefster te verkrachten. Deze gedragingen in onderlinge samenhang bezien met de geuite bewoordingen vormen een begin van uitvoering en zijn naar hun uiterlijke verschijningsvormen gericht op de voltooiing van het voorgenomen delict. Door het kordate optreden van aangeefster heeft verdachte zijn intentie niet ten uitvoer kunnen brengen.
De rechtbank past bij de beoordeling van dit ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit de volgende bewijsmiddelen toe.
Aangeefster [slachtoffer 4] verklaart -zakelijk weergegeven- [2] : Op 6 oktober 2014, 17:40 uur, fietste ik over [straatnaam 4] in [pleegplaats 2] richting [pleegplaats 1] . Op een gegeven moment zag ik een man bij een auto staan. Nadat de man wat tegen mij had gezegd en ik doorfietste, liep de man hard achter mij aan. Ik ben vervolgens hard doorgefietst. Op een gegeven moment, toen ik achterom keek, zag ik dat die man met die auto weer achter mij reed. Vervolgens reed hij mij voorbij en stopte hij voor mij. Toen ik ter hoogte van deze auto was, hoorde ik dat de man tegen mij zei: Wil je neuken? Ik was inmiddels gestopt en stond stil met de fiets tussen de benen. Ik zag dat de man mij door het geopende raam bij mijn rechterarm pakte. Ik voelde dat de man mij stevig beetpakte bij mijn onderarm. Ik heb vervolgens tegen de man gezegd: Blijf van mij af. Tegelijkertijd heb ik mijn arm in mijn richting bewogen, zodat ik mij van hem los kon maken. Vervolgens viel mijn fiets tegen de auto van de man aan. De man is vervolgens weer weggereden. Een aantal dagen later kwam de moeder van [slachtoffer 3] aan de deur. Zij vroeg mij of ik naar een foto wilde kijken. Toen ik deze foto zag, zag ik dat dit de foto was van de man die mij toen had vastgepakt.
[getuige] verklaart -zakelijk weergegeven- [3] : Op 6 oktober 2014 reed ik over [straatnaam 3] langs [adres] . Op een gegeven moment werden wij ingehaald door een auto, een VW Golf, grijs van kleur. Ik zag later van de tegenovergestelde richting dezelfde auto weer naderen. De auto stopte ter hoogte van mijn bromfiets. De bestuurder zei vervolgens: Ik vind je wel een lekker wijf, als je zin hebt in seks dan moet je het maar zeggen. Het kenteken van de auto is [kenteken] .
Getuige [persoon 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [4] : [getuige] vertelde mij dat ze was lastig gevallen en dat zij een foto had van de auto waarin die persoon zat. Het ging om een auto met kenteken [kenteken] . Ik ben op facebook gaan kijken onder de naam [verdachte] . Ik zag dat deze [verdachte] naast zijn auto stond. Ik zag op deze foto tevens dat er een kentekenplaat met de naam [voornaam 2] in de auto lag. Ik ben aan de deur geweest bij de [familie] . Ik wist dat hun [dochter] ook door die vent was lastig gevallen. Ik heb [dochter] de foto ook laten zien. [dochter] zei ook gelijk dat dit die vent betrof die haar had lastig gevallen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard -zakelijk weergegeven-: Ik reed in die tijd in een grijze VW Golf, die ik niet uitleende. Ik had een nummerbord met mijn naam [voornaam 2] op de hoedenplank van de auto liggen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 subsidiair en 4 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 29 september 2014 in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door giften van geld door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen en ontuchtige handelingen van hem te dulden, tegen [slachtoffer 2] , die daar fietste, heeft gezegd: “Wil je neuken?” en even later: “Ik wil er wel voor betalen” en weer later: “Wil je echt niet?”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 06 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 4] , achter [slachtoffer 4] , die daar fietste, aan is gerend en daarna in een door hem bestuurde auto de vrije doorgang op de weg voor [slachtoffer 4] heeft geblokkeerd en tegen [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Wil je neuken?", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het onder 2 subsidiair en 4 primair meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 subsidiair en 4 primair bewezen verklaarde heeft begaan.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 2 subsidiair: poging tot door giften van geld en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en zodanige handelingen van hem te dulden;
onder 4 primair: poging tot verkrachting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 12 november 2015 opgemaakt door [deskundige] , gz-psycholoog.
Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie:
Betrokkene lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in diagnostische zin te omschrijven als een licht verstandelijke handicap. Daarbij is er bij hem sprake van zeer geringe copingvaardigheden en gebrekkige frustratietolerantie. Onderzoekster acht het erg waarschijnlijk dat er naast een gelijktijdigheidsverband, ook (deels) sprake is van een causaal verband tussen betrokkenes pathologie en de tenlastegelegde feiten. Op grond van deze overweging geeft ondergetekende het advies betrokkene verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de hem ten laste gelegde feiten
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal ernstige zedendelicten. Verdachte heeft op 29 september 2014 geprobeerd de minderjarige [slachtoffer 2] te bewegen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. Daarnaast heeft verdachte op 06 oktober 2014 gepoogd om slachtoffer [slachtoffer 4] te verkrachten.
Deze feiten zijn gepleegd ten opzichte van meisjes die niets vermoedend op de fiets door verdachte worden aangesproken met seksueel getinte voorstellen. Op 06 oktober 2014 werd het slachtoffer tevens door geweld de vrije doorgang geblokkeerd en bij haar arm vastgepakt.
Dergelijke feiten maken grove inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers en kunnen grote impact op hen (blijven) hebben. Daarnaast veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De officier van justitie heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd van eerder vermelde duur. De officier van justitie heeft geen bijzondere voorwaarden inhoudende klinische en/of ambulante behandeling gevorderd, nu verdachte stellig heeft verklaard zich hieraan niet te zullen houden.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak ten aanzien de gehele tenlastelegging bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor omschreven ernst, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht in beginsel een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur opgelegd dient te worden.
De rechtbank is in deze zaak evenwel van oordeel dat bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf in strafmatigende zin dient te worden afgeweken van de normaliter op te leggen gevangenisstraf, nu rekening dient te worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en zijn blanco strafblad op zedengebied.
De rechtbank is gelet op het eerder aangehaalde psychologisch rapport en de reclasseringsrapportages van oordeel dat behandeling van verdachte noodzakelijk is en prioriteit dient te hebben om daarmee toekomstige recidive te voorkomen.
Vanwege voormelde overwegingen is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank komt tot een aanmerkelijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd nu zij minder feiten bewezen heeft geacht en behandeling voorop stelt. Het voorwaardelijke deel van gevangenisstraf dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering Nederland en een ambulante behandelverplichting bij Trajectum / Hoeve Boschoord of een andere instelling waar een op verdachte toegesneden behandeling kan plaatsvinden worden verbonden, waarbij onder meer aandacht dient te worden besteed aan de verwerking van seksuele trauma’s en seksuele voorlichting.
De rechtbank merkt in dit verband op dat het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf van relatief lange duur is omdat de rechtbank er aan hecht dat verdachte voornoemde behandeling ondergaat en volbrengt.
De rechtbank is van oordeel dat, nu op basis van voornoemde inhoud van de omtrent verdachte opgemaakte rapportages er -zonder behandeling- ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, de hierna te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar dienen te zijn.

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Benadeelde partij [slachtoffer 3]

De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 45,57, 63, 242 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair, nog meer subsidiair en meest subsidiair, 2 primair en 3 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 subsidiair en 4 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 subsidiair en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 9 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 7 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen 14 dagen na het uitspreken van dit vonnis (telefonisch) meldt bij de Reclassering Nederland (050-3188188) en zal meewerken aan afspraken met de reclassering, voor zolang en zo frequent de reclassering zulks nodig acht.
  • zich laat behandelen bij Trajectum / Hoeve Boschoord of een andere instelling waar een op verdachte toegesneden behandeling kan plaatsvinden, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar/ instelling zullen worden gegeven, zolang de Reclassering Nederland dit nodig acht.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank bepaalt dat de hierboven gestelde voorwaarden en het hierboven genoemde toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
mr. C.P. van Gastel en mr. M.A.A. van Capelle, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2016.

Voetnoten

1.op pagina 12ev van het proces-verbaal van de politie Eenheid Noord-Nederland, registratienr: PL0300-2015000014 (het PV)
2.aangifte in aanvullend proces-verbaal
3.op pagina 25ev van het PV
4.op pagina 22ev van het PV