ECLI:NL:RBNNE:2016:2305

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
18.730176-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van zwangere vriendin met alcoholinname en psychische problematiek

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 23 februari 2016 een 36-jarige man veroordeeld wegens poging tot zware mishandeling van zijn zwangere vriendin. De verdachte heeft zijn vriendin in een armklem genomen, aan de haren getrokken, gestompt en in het gezicht gebeten, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was door een organische persoonsverandering als gevolg van hersenbeschadiging. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 272 dagen op, evenals TBS met voorwaarden, waaronder een klinische opname en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden aangemerkt, maar dat de handelingen van de verdachte wel de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrachten. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor geweldsdelicten, waaronder huiselijk geweld, en verkeerde ten tijde van het delict in een proeftijd. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de verdachte zo snel mogelijk behandeld moest worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730176-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/123075-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 februari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Pieters, advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2015, te [pleegplaats] , in de gemeente Het Bildt,
aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (o.a. bestaande uit een
bijtwond in het gelaat en/of een gebroken neus), heeft toegebracht door [slachtoffer] ,
terwijl zij zwanger was,
- ( een) zogenoemde kopsto(o)t(en) en/of (een) vuistslag(en) in/tegen het gezicht/hoofd
te geven en/of
- in haar wang te bijten en/of
- in een zogenoemde armklem bij de nek/hals (vast) te pakken en/of
- met een armklem en/of de handen te wurgen en/of te verstikken en/of
- haar vinger(s) achterover te duwen en/of
- aan de haren te trekken en/of op de grond te gooien;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 mei 2015 te [pleegplaats] , gemeente Het Bildt, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te
weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet [slachtoffer] , terwijl zij zwanger was,
- ( een) zogenoemde kopsto(o)t(en) en/of (een) vuistslag(en) in/tegen het
gezicht/hoofd heeft gegeven en/of
- in haar wang heeft gebeten en/of
- in een zogenoemde armklem bij de nek/hals heeft (vast) gepakt en/of
- met een armklem en/of de handen heeft gewurgd en/of heeft verstikt en/of
- haar vinger(s) achterover heeft geduwd en/of
- aan de haren heeft getrokken en/of op de grond heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 mei 2015, te [pleegplaats] , gemeente Het Bildt,
een persoon, [slachtoffer] , opzettelijk heeft mishandeld door [slachtoffer] , terwijl
zij zwanger was,
- ( een) zogenoemde kopsto(o)t(en) en/of (een) vuistslag(en) in/tegen het
gezicht/hoofd te geven en/of
- in haar wang te bijten en/of
- in een zogenoemde armklem bij de nek/hals (vast) te pakken en/of
- met een armklem en/of de handen te wurgen en/of te verstikken en/of
- haar vinger(s) achterover te duwen en/of
- aan de haren te trekken en/of op de grond te gooien.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu het letsel van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde gerequireerd, nu kort gezegd, bewezen kan worden dat verdachte bij zijn handelen voorwaardelijk opzet op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] had. De officier van justitie acht overigens niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] daarbij zou hebben gestompt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij betoogd dat het letsel van [slachtoffer] niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel en dat het handelen van verdachte hier ook niet op was gericht. In dit verband heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte vuistslagen en kopstoten aan [slachtoffer] heeft gegeven, nu hier geen steunbewijs voor is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt met betrekking tot het verweer van de raadsman vooreerst op dat voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde niet vereist is dat voor elk onderdeel meer dan één bewijsmiddel voorhanden is.
De rechtbank constateert dat uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat verdachte haar met de vuist in het gezicht heeft gestompt en meerdere kopstoten heeft gegeven. Uit de letselverklaring blijkt dat [slachtoffer] in haar gezicht meerdere verwondingen heeft opgelopen die passen bij de door haar geschetste toedracht, aldus de forensisch arts. Naar het oordeel van de rechtbank vormt deze letselverklaring voldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] en zal alle ten laste gelegde geweldshandelingen van verdachte bewezen verklaren.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling.
De handelingen van verdachte - in het bijzonder het verwurgen en het geven van kopstoten in het gezicht van [slachtoffer] - riepen naar het oordeel van de rechtbank wel de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] in het leven. De rechtbank zal derhalve de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen verklaren.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 30 mei 2015, opgenomen op pagina's 24-29 van het procesdossier met registratienummer PL0100-2015153001, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Gisteren, vrijdag 29 mei 2015, had ik met [verdachte] afgesproken. We gingen naar [pleegplaats] . Ik had gezien dat hij al een halve fles wodka op had. We liepen over het fietspad richting mijn huis. Onderweg begon hij toen tegen mij te schelden. Ik was een kut wijf, het was allemaal mijn schuld. Ondertussen sleepte hij mij nog steeds mee, richting [getuige 1] ’s huis. Ik zag dat [getuige 1] probeerde hem rustig te krijgen. Toen begon hij tegen mij. Hij duwde tegen mij aan. Hij trok aan mijn haar. Later toen ik thuis kwam, voelde ik aan mijn haar en kwamen de plukken haar mee. Toen hij mij vast had aan mijn haar, beet hij in mijn gezicht. Hij beet mij her en der maar u kunt aan mijn wang wel zien dat dat het ergste is. Al die tijd bleef hij mijn haar vast houden. Hij sleurde me overal naar toe. Hij heeft me diverse kopstoten gegeven. Al die tijd dat hij me vasthield dan gaf hij gewoon steeds kopstoten.
Op een gegeven moment sleepte hij mij mee naar buiten. Dit slepen gebeurde door middel van een armklem om mijn nek. Hij smoorde mij bijna ik kreeg af en toe helemaal geen adem meer. Ik kon mij nog net bij bewustzijn houden. We kwamen bij een steeg uit. In die steeg gaf hij mij ook kopstoten. Hij pakte mij daar met beide handen bij mijn keel en probeerde mij te stikken. Hij zei daarbij dat hij mij ging vermoorden. Op een gegeven moment zei hij dat ik een bloedneus had en dat ik dat maar met zijn vest af moest vegen. Dit deed ik. Daarna pakte hij mij weer bij mijn keel. Ook heeft hij mij met mijn sjaal of vest om mijn keel geprobeerd te wurgen. Ik was vreselijk bang dat ik dood zou gaan maar hij liet me telkens net op tijd los. Met zijn vuist heeft hij mij in mijn gezicht geslagen. Dit was bij [getuige 1] thuis.
Nadat we in de steeg waren geweest sleurde hij mij namelijk weer naar het huis van [getuige 1] . Onderweg probeerde hij me met een armklem nogmaals te wurgen. We waren voor huis bij [getuige 1] . Daar heeft hij me ook nog een aantal kopstoten gegeven. Hij pakte me toen bij mijn haren en gooide me buiten op de grond. Toen sleurde hij me aan mijn haren weer omhoog en gaf me nog een paar kopstoten en beet me weer in mijn gezicht. Vervolgens sleurde hij me aan mijn haren mee naar binnen. Binnen pakte hij mijn hand en duwde hij twee vingers naar achteren. Deze zijn daardoor ook opgezwollen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 1 juni 2015, opgenomen op pagina's 40-41 van het procesdossier met registratienummer PL0100-2015153001, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Vrijdagmiddag 29 mei 2015 zag ik een jongen en een meisje in [straatnaam 1] te [pleegplaats] . Ik had het idee dat ze ruzie hadden want ik zag dat hij boos wegliep in de richting van een steegje. Ik zag dat het meisje achter hem aanliep. Even later zag ik dat de jongen dat meisje op een rare manier vast hield.
Het kwam op mij over alsof hij haar in een soort van wurggreep vast had. Hij had zijn gezicht bij de hare en het leek alsof hij haar in haar gezicht beet. Ik zag namelijk dat hij zijn mond open had en tegen haar wang aanhield.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 31 mei 2015, opgenomen op pagina's 34-35 van het procesdossier met registratienummer PL0100-2015153001, onder meer inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 30 mei 2015 ging ik naar een melding op het adres van [getuige 1] in [pleegplaats] . Ik vroeg aan [getuige 1] wat er gebeurd was. Hij antwoordde het volgende:
Het duurde maar even toen [verdachte] begon te schelden en te tieren. Ik zag dat hij tegen [slachtoffer] aan liep te duwen. Ik zei dat [verdachte] hiermee moest stoppen omdat dat meisje ook zwanger was. Het leek wel of hij drugs had gebruikt of zwaar bezopen was. Zij vertelde mij toen dat hij aan de wodka had gezeten. Ik heb toen gezegd dat ze weg moesten gaan. Volgens mij trok [verdachte] [slachtoffer] mee naar boven. Kort daarna hoorde ik boven geschreeuw. Ik liep naar boven. Daar kwam ik [verdachte] al tegen boven aan de trap en ik was kwaad op hem dus heb ik hem een duwtje gegeven. [verdachte] was zo dronken, hij sodemieterde na dat duwtje van mij zo van de trap af. Ik heb de deur open gedaan en [slachtoffer] en [verdachte] liepen weg in de richting van [straatnaam 2] . Het duurde maar even en toen stonden ze weer hij mij aan de deur. Ik had gezien dat [verdachte] [slachtoffer] trok. Volgens mij aan haar arm. Ik zag dat [slachtoffer] een wond aan haar wang had. Dit had zij kort daarvoor nog niet. Volgens mij was het een bijtwond want ik zag een tandafdruk. Weer gingen ze op mijn bank zitten maar [verdachte] begon weer te duwen. Ik trok [verdachte] van haar af en vervolgens werd hij agressief tegen mij. Vervolgens trok [verdachte] [slachtoffer] weer mee naar buiten. Kort daarna kwamen ze weer bij mij. Ik had nog gezien dat [verdachte] buiten [slachtoffer] aan haar haar omhoog trok en mee trok naar de deur. [slachtoffer] zag er nog gehavender uit dan kort daarvoor. Ze had nu ook een dikke bult op haar voorhoofd. Weer liepen ze zo mijn woning in. Ik heb niet gezien wat er in de woningkamer plaatsvond. Ik hoorde wel dat er van alles gebeurde. Ik heb nog een keer [verdachte] van [slachtoffer] afgetrokken. Ik had beide op een gegeven moment vast en probeerde ze de deur weer uit te werken. Binnen vond ik nog plukken haar van [slachtoffer] .
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een letselverklaring betreffende [slachtoffer] , opgesteld door [deskundige 1] , forensisch arts GGD Fryslân d.d. 8 juni 2015, opgenomen op pagina's 57-59 van het procesdossier met registratienummer PL0100-2015153001, onder meer inhoudende:
Datum onderzoek: 4 juni 2015.
Letselbeschrijving:
Gezicht: De linkerwang is gezwollen. De huid aldaar is deels helder roze en deels bedekt met gelige korsten. Het is een gebied van 3 bij 4 cm met grillige randen.
Neus: Geen zichtbare afwijkingen. Geen beperkingen bij in- en uitademen. Vastpakken van de neus om te checken of deze abnormaal beweeglijk was stond mevrouw niet toe.
Linker hand: Op de handrug een groen gele verkleuring van 4 x 3 cm welke uitloopt naar de basis van de middelvinger en van de ringvinger.
Beoordeling (interpretatie) van de letsels: De zwelling van de linkerwang kan passen bij kneuzing van de weefsels ter plaatse. De roze verkleuring van de huid aldaar kan passen bij inmiddels genezen oppervlakkig huidletsel en de gele korsten daarin kunnen passen bij gestold wondvocht (serum) dat uit oppervlakkige ontvellingen getreden is. De verkleuring van de huid van de linker handrug en twee vingers past bij onderhuidse bloeduitstortingen aldaar.
Conclusie: De letsels zijn recent maar meer dan een dag geleden ontstaan. De huidletsels zullen naar verwachting over een week genezen zijn. Er is geen blijvend lichamelijk letsel te verwachten. Het geconstateerde letsel kan passen bij de door slachtoffer aangegeven toedracht.
5. Een proces-verbaal sporenonderzoek, proces-verbaalnummer PL0100-2015153001-16 d.d. 8 juni 2015, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als verklaring van [verbalisant 2] :
Ik zag dat het slachtoffer gewond was en een pleister op haar linkerwang had. Ik heb met toestemming van het slachtoffer de zichtbare letsels, die niet bedekt waren door kleding, fotografisch vastgelegd. Hierbij zag ik dat op de linkerwang een ovaalvormige verwonding zat. Aan de voorzijde van haar hals zaten enkele rode huidverkleuringen. Aan de
onderzijde van de kin zat een oppervlakkig huidletsel. Dit huidletsel zat aan de rand van een rode huidverkleuring aan de linkerzijde van de kin. Op het voorhoofd van het slachtoffer zat boven de neus ogenschijnlijk een bult. Volgens het slachtoffer was deze bult veroorzaakt door de kopstoten van de verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 mei 2015 te [pleegplaats] , gemeente Het Bildt, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer] , terwijl zij zwanger was,
- zogenoemde kopstoten en een vuistslag in het gezicht heeft gegeven en
- in haar wang heeft gebeten en
- in een zogenoemde armklem bij de hals heeft vastgepakt en
- haar vingers achterover heeft geduwd en
- aan de haren heeft getrokken en op de grond heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 5 januari 2016, opgemaakt door [deskundige 2] , psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 5 september 2015, opgemaakt door [deskundige 3] , GZ-psycholoog.
De conclusie van de psychiatrische onderzoeksrapportage luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsverandering van het ontremde type door hersenbeschadiging in het dertiende levensjaar van verdachte, met beperkingen van de impulscontrole en overgevoeligheid voor intoxicatie door en afhankelijkheid van psychoactieve middelen.
Naar het oordeel van de psychiater is het bewezen verklaarde, voor zover na te gaan zonder duidelijk motief, voortgekomen uit ontremming en ongerichte agressieve impulsen als gevolg van alcoholintoxicatie, bij een organische persoonlijkheidsverandering van het ontremde type. Het valt verdachte wel aan te rekenen dat hij ondanks tegenwerpingen van [slachtoffer] alcohol heeft misbruikt terwijl hij eerder meerdere malen is veroordeeld voor geweldsdelicten onder invloed van alcohol. De psychiater adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De psychiater adviseert om verdachte door het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden te verplichten mee te werken aan opname in een forensisch psychiatrische kliniek voor nadere diagnostiek en behandeling van zijn organische persoonlijkheidsstoornis en zijn afhankelijkheid van middelen, en mee te werken aan aansluitende resocialisatie en ambulante forensische psychiatrische nazorg onder toezicht van de reclassering.
De conclusie van de psychologische onderzoeksrapportage luidt, zakelijk weergegeven, dat
bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van psychische verschijnselen en persoonlijkheidsverandering ten gevolge van verworven hersenletsel, op DSM IV geclassificeerd als "persoonlijkheidsverandering door hersenaandoening; ontremde type". Tevens kan gesproken worden van alcoholmisbruik en is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale trekken.
Alle genoemde pathologie was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte kan vanwege zijn hersenbeschadiging in combinatie met alcoholmisbruik (tegen de achtergrond van antisociale persoonlijkheidsproblematiek, waardoor een sterk verminderd moreel besef), impulsief en agressief reageren, vooral in stressvolle situaties. Door deze combinatie van factoren verliest hij de controle over zijn handelen. Dit gebeurt in ernstige mate daar hij door zijn combinatie van stoornissen en gebrekkige ontwikkeling ondoordacht handelde. Verdachte is na alcoholgebruik niet langer gevoelig voor normen en waarden; hij voelt er weinig bij dat hij iets verkeerds doet. Hoewel de ziekelijke stoornissen ernstig zijn, is verdachte al vaak gewaarschuwd en het bewezenverklaarde is hem in licht verminderde mate toe te rekenen, aldus de psycholoog.
De psycholoog adviseert blijkens het psychologisch onderzoeksrapport om aan verdachte op te leggen een verplichte klinische behandeling in een daartoe geëigende kliniek, zoals de Forensisch Psychiatrische kliniek (FPK) in Assen. Een dergelijke opname dient bij voorkeur eerst gesloten plaats te vinden en bij de behandeling dient aandacht te zijn voor zelfcontroletechnieken, terugvalpreventie (alcohol), empathietraining en begeleiding van naastbetrokkenen, aldus de psycholoog.
De rechtbank constateert echter dat uit de psychiatrische onderzoeksrapportage blijkt dat de psycholoog zich (enkele maanden na vaststelling van de psychologische onderzoeksrapportage) kan vinden in de conclusies en het advies van de psychiater.
De rechtbank kan zich met de conclusies van de psychiater met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte verenigen en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 258 dagen, en de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
Verdachte en diens raadsman hebben ter terechtzitting met betrekking tot de strafmaat aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie. Verdachte heeft verklaard bereid te zijn om zich aan de door de reclassering in het advies d.d. 14 januari 2016 voorgestelde voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de voornoemde psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages, het reclasseringsadvies d.d. 14 januari 2016, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 december 2015, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige vriendin [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] zwanger van zijn kind was. Verdachte heeft - na het nuttigen van een grote hoeveel alcohol - [slachtoffer] vanuit het niets in een armklem genomen, aan de haren getrokken, gestompt en in het gezicht gebeten. Verdachte heeft door deze handelingen [slachtoffer] letsel toegebracht en zeer veel angst aangejaagd. De rechtbank acht het gepleegde feit niet alleen ernstig te noemen, ook het feit dat verdachte de moeder van zijn toen nog ongeboren kind op dergelijke wijze vanuit het niets heeft aangevallen, maakt het feit bijzonder verwerpelijk.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkt dat verdachte al meerdere malen is veroordeeld voor geweldsfeiten, waaronder huiselijk geweld. Verdachte liep ten tijde van het bewezenverklaarde zelfs in een proeftijd. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw in de fout te gaan.
De rechtbank zal verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling. Blijkens de hiervoor reeds besproken psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op de reeds met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte besproken adviezen van [deskundige 3] , GZ-psycholoog en [deskundige 2] , psychiater.
De rechtbank zal - in overeenstemming met voornoemde adviezen - niet bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Wel zal de rechtbank ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de na te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van verdachte. Verdachte heeft zich bereid verklaard deze voorwaarden na te leven.
Een van de voorwaarden behelst de klinische opname bij de FPK te Assen. Uit het reclasseringsadvies en de toelichting van de reclasseringswerker ter terechtzitting blijkt dat er op 25 februari 2016 een opnameplek vrijkomt in de FPK te Assen. De rechtbank ziet het belang om verdachte zo snel mogelijk te laten starten met de (diagnostiek en) behandeling en teneinde dit mogelijk te maken, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 272 dagen. Dit betekent dat verdachte op 25 februari 2016 vrij zal komen en meteen klinisch kan worden opgenomen bij de FPK.
De rechtbank zal om dezelfde reden ambtshalve bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten kleding en schoenen, moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 6 mei 2014, gewezen door de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 mei 2014.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 26 oktober 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de verdachte de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de bij voornoemd vonnis van 6 mei 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
De rechtbank acht tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf echter niet opportuun, aangezien de rechtbank - zoals reeds besproken met betrekking tot de strafoplegging - eraan hecht dat verdachte zo snel mogelijk behandeld wordt.
Het is niet wenselijk dat verdachte eerst een gevangenisstraf moet uitzitten, te meer nu dit zou betekenen dat verdachte de voor hem beschikbare plek in de kliniek dan zou kwijtraken.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie derhalve afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 38, 38a, 45, en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 272 dagen.
Beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1. Verdachte wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven
indicatiestelling zich te laten opnemen in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) te Assen op 25 februari 2016 om 11:00 uur, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. Hij houdt zich aan de huisregels van de kliniek. Bij overtreding van de huisregels door verdachte neemt hij zijn verantwoordelijkheid en voegt zich naar de gegeven gedragsaanwijzingen van de kliniek;
2. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de
reclassering. Verdachte heeft een inspanningsverplichting. Hij zal initiatieven moeten
tonen om de aanwijzingen en afspraken die hij maakt met de reclassering uit te voeren;
3. Verdachte houdt frequent contact met de toezichthouder van de reclassering, waarbij
de frequentie door de reclassering wordt bepaald en waarbij verdachte de reclassering
informeert over de leefgebieden die de reclassering wenselijk acht;
4. Verdachte zal geen alcohol, cocaïne, speed, cannabis en andere verdovende middelen gebruiken. Verdachte verleent zijn medewerking aan urinecontroles die het doel hebben om eventueel middelengebruik op te sporen;
5. Verdachte neemt de door arts voorgeschreven aversieopwekkende medicijnen
Refusall Antabus (eventueel depotvorm) en andere voor de therapie belangrijke
medicatie, trouw in. Hij werkt in dit kader mee aan de controle van de bloedspiegel;
6. Verdachte neemt enkel contact op met [slachtoffer] en dochtertje na toestemming van de reclassering en de kliniek (indien van toepassing);
7. Verdachte houdt de reclassering op de hoogte van een eventuele wijzigingen in de
leefsituatie en woonsituatie en/ of andere relevante wijzigingen in zijn omgeving/gedrag;
8. Verdachte geeft toestemming aan medewerkers van de reclassering en aan de
behandelende zorginstanties om informatie over hem uit te wisselen en is bereid om in
overleg tot nadere afspraken te komen;
9. Verdachte heeft een zinvolle dagbesteding, hierbij rekening houdend met zijn
draagkracht/draaglast verhouding;
10. Verdachte onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
11. Verdachte houdt zich aan de afspraken met de bewindvoerder.
Draagt de reclassering en de FPK te Assen op verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
De rechtbank bepaalt dat verdachte op 25 februari 2016 door de Dienst Vervoer en Ondersteuning van de PI Leeuwarden naar de Forensisch Psychiatrische Kliniek van GGZ
Drenthe, gelegen aan de Dennenweg 9 te Assen, zal worden overgebracht.
Beveelt dat de aan de opgelegde maatregel gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven kleding en schoenen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/123075-13:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 6 mei 2014.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Agema, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2016.
Mr. Agema en mr. Bosker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Woude
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,