ECLI:NL:RBNNE:2016:2378

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
20 mei 2016
Zaaknummer
18.730113-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige en vrijspraak voor seksueel binnendringen

Op 16 februari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, een 62-jarige man, werd ervan beschuldigd op 24 juli 2014 in Smallingerland ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met een jongen van 15 jaar oud. De tenlastelegging omvatte onder andere het aanraken en pijpen van de jongen. Tijdens de zitting op 2 februari 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij seksueel contact heeft gehad met de jongen, maar de rechtbank oordeelde dat het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op seksueel binnendringen niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat de jongen expliciet had verklaard dat dit niet had plaatsgevonden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder een posttraumatische stressstoornis als gevolg van eigenrichting door de broer van de aangever. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling bij de GGZ. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs had van de gestelde schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730113-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 februari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.M. Bakx, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 24 juli 2014 te [pleegplaats] , gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, toen en daar meermalen, althans eenmaal (telkens):
- met zijn, verdachtes, handen (over) de (boven)benen van die [slachtoffer] (ontuchtig) gewreven en/of betast en/of aangeraakt en/of
- ( onverhoeds) de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden getrokken en/of uit gedaan en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer] de worden toegevoegd: "O wee als je je broek weer omhoog doet", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( daarna) de penis van die [slachtoffer] aangeraakt en/of betast en/of in zijn, verdachtes, mond gebracht en/of geduwd en/of gehouden en die [slachtoffer] aldus heeft gepijpt en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en zich aldus door die [slachtoffer] heeft laten pijpen en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] laten aanraken en/of betasten en/of heen en weer trekken en zich aldus door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 24 juli 2014 te [pleegplaats] , gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, toen en daar meermalen, althans eenmaal (telkens):
- met zijn, verdachtes, handen (over) de (boven)benen van die [slachtoffer] (ontuchtig) gewreven en/of betast en/of aangeraakt en/of
- ( onverhoeds) de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden getrokken en/of uit gedaan en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer] de worden toegevoegd: "O wee als je je broek weer omhoog doet", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( daarna) de penis van die [slachtoffer] aangeraakt en/of betast en/of in zijn, verdachtes, mond gebracht en/of geduwd en/of gehouden en die [slachtoffer] aldus heeft gepijpt en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] laten aanraken en/of betasten en/of heen en weer trekken en zich aldus door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren;
- oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: 1. een meldplicht bij de reclassering en 2. het voortzetten van de ambulante behandeling bij de GGZ Friesland Polikliniek Forensische Psychiatrie;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt vast dat er ten aanzien van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , enkel een bekennende verklaring van verdachte ligt. Mede gelet op het feit dat aangever expliciet heeft verklaard dat verdachte niet seksueel is binnengedrongen in zijn lichaam, acht de rechtbank dit deel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen en zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank past bij de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, die voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is –ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 2 februari 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 24 juli 2014 in mijn woning in [pleegplaats] seksueel contact gehad met een minderjarige jongen. Ik heb daarbij de penis van die jongen in mijn mond gehad en hem gepijpt.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2015033744, gesloten op 14 maart 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014097094-4, d.d. 23 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] :
Ik doe aangifte tegen [verdachte] . Ik weet dat hij in [locatie] in [pleegplaats] woont. We gingen naar zijn huis toe. We gingen naar binnen. Toen moest ik hem aftrekken en hij ging mij pijpen. Dit heeft zich afgespeeld in juni of juli 2014.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014097094-5, d.d. 29 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] :
[verdachte] zei dat ik hem moest aftrekken. Dat heb ik gedaan. Hij stond voor mij en ik ging met mijn hand over zijn lul heen. En ik bewoog mijn hand naar voren en achteren.
Daarna ging hij mij pijpen.
3. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats [pleegplaats] in de gemeente Smallingerland ligt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 24 juli 2014 te [pleegplaats] , gemeente Smallingerland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, toen:
- de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond gehouden en die [slachtoffer] aldus gepijpt en
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] laten aanraken en heen en weer trekken en zich aldus door die [slachtoffer] laten aftrekken.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage door Reclassering Nederland d.d. 30 september 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte, een destijds 62-jarige man, heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een jongen van 15 jaar oud. Dat die jongen contact met verdachte zocht en - in elk geval in eerste instantie - ook aangaf seks met verdachte te willen, doet hier niet aan af. Als volwassene en veel oudere man had verdachte zich bewust dienen te zijn van de ongelijkheid in hun verhouding en de ongepastheid van de seksuele handelingen. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Ook het feit dat aangever heeft verklaard dat hij geen aangifte zou hebben gedaan tegen verdachte indien verdachte niet eerst aangifte tegen hem had gedaan van afpersing, doet niet af aan de strafbaarheid van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal dit gegeven wel meewegen bij de strafmaat.
Naar aanleiding van het contact met aangever is verdachte het slachtoffer geworden van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing door de broer van aangever en een andere persoon. De rechtbank zal bij de oplegging van een straf ten voordele van verdachte rekening houden met deze vorm van eigenrichting. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat er ten gevolge hiervan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) bij verdachte is ontstaan en verdachte hiervoor in behandeling is.
Uit het rapport van de reclassering blijkt voorts dat er mogelijk sprake is van problemen op seksueel gebied. Er is hier wellicht sprake van een risicofactor omdat er sprake lijkt te zijn van een onvermogen om gelijkwaardige relaties aan te gaan, dan wel vast te houden, aldus de rapporteur.
De reclassering heeft op grond van het voorgaande geadviseerd om in het kader van bijzondere voorwaarden aan verdachte een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting bij de GGZ Friesland Polikliek Forensische Psychiatrie op te leggen.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor
zedenmisdrijven.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, met de officier van justitie en raadsvrouw, van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering passend is en zal dit dan ook aan verdachte opleggen.
De rechtbank zal de duur van de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf wel matigen, nu zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
Daarbij merkt de rechtbank op dat zij ten aanzien van de meldplicht zal bepalen dat verdachte zich moet melden bij de reclassering in Groningen in plaats van de reclassering in Leeuwarden, zoals gemotiveerd ter terechtzitting is verzocht door de verdachte.

Benadeelde partij

[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer] heeft vergoeding van € 5.000,00 immateriële schade gevorderd.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben beide gemotiveerd aangegeven dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Recht op immateriële schade bestaat volgens vaste jurisprudentie (het Taxibusarrest, HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356) als er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De rechtbank stelt vast dat zij onvoldoende informatie beschikt om vast te kunnen stellen of hiervan sprake is bij [slachtoffer] . Voorts is de rechtbank onvoldoende gebleken dat de gestelde schade enkel het directe gevolg is van het bewezenverklaarde feit. In de vordering wordt immers met name gesproken over pesterijen waar [slachtoffer] onder geleden heeft, en het feit dat de zaak in de openbaarheid is gekomen. Die pesterijen zijn niet gepleegd door verdachte.
De rechtbank zal niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om nadere informatie op te vragen bij de benadeelde partij, omdat dit zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 in Groningen en hierna zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 2 jaren onder behandeling zal stellen van de GGZ Friesland Polikliniek Forensische Psychiatrie op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2016.
Mr. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Vlietstra
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Brinksma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Groenendaal
locatie Leeuwarden,
de Vries-Haitsma