Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.DE ONDERNEMINGSRAAD VAN SOLIDUS SOLUTIONS BOARD,
DE ONDERNEMINGSRAAD VAN SOLIDUS SOLUTIONSOUDE PEKELA,
DE ONDERNEMINGSRAAD VAN SOLIDUS SOLUTIONSBERGEN OP ZOOM,
1.De procedure
Namens gedaagden zijn verschenen de heren [D] , [E] en [F] , bijgestaan door
mrs. Andriessen en Van Loo. Partijen hebben hun standpunten – mede aan de hand van pleitaantekeningen – toegelicht.
Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
2.De feiten
Aurelius heeft – met tussenkomst van twee Nederlandse houdstervennootschappen — alle aandelen in de voormalige Smurfit Kappa Specialties Division B.V. overgenomen, na een naamswijziging Solidus Solutions Specialties Division B.V. geheten. Daarmee werd ook de daaronder hangende groep overgenomen, bestaande uit Solidus Solutions Bergen op Zoom B.V. (voorheen Smurfit Kappa Trimbach B.V.), Solidus Solutions Board B.V. (voorheen Smurfit Kappa Solid Board B.V.), Solidus Solutions Oude Pekela B.V. (voorheen Smurfit Kappa GFS B.V.), Solidus Solutions Attica B.V. (voorheen Smurfit Kappa Attica B.V.) en Solidus Solutions Triton B.V. (voorheen Smurfit Kappa Triton B.V.).
Legal structure
Onder de kop “Confirmation of positive advice and support trade unions” is daarbij opgenomen:
The above commitments are conditional, i.e. based on the understanding that the works councils will on this basis provide an unconditional, positive advice on the sale of the Solid Board activities with the related financing. (…).”
Geachte leden van de Ondernemingsraden,
Vanwege ziekte van [H] heeft in zijn plaats de heer [D] , lid van de board of directors van Solidus Solutions, op die e-mail bij e-mail van 1 juli 2015 geantwoord:
(…)Aanstaande vrijdag 3 juli staat een gesprek gepland tussen de voltallige OR’en van Solid Board
(…)De Board of Directors (heeft) begrepen dat we informeel hadden afgesproken dat een Raad van Commissarissen niet noodzakelijk was in de nabije toekomst en dat regelmatig overleg met de diverse ondernemingsraden van meer toegevoegde waarde zou zijn. Wij erkennen dat u nu heel duidelijk maakt dat dit niet het geval is.
3.3. Het geschil
artikel 2:268 j° artikel 2:269 BW een Raad van Commissarissen met de daarbij behorende wettelijke bevoegdheden in te stellen, waarin één commissaris zal worden benoemd op voordracht van eisers, zulks binnen drie maanden na betekening van dit vonnis, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat gedaagden na betekening van dit vonnis in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, met veroordeling van gedaagden in de kosten van de onderhavige procedure, het nasalaris daaronder begrepen.
4.De beoordeling
Vooropmerkingen
Specialties-divisie en onderbrenging daarvan in Aurelius, een verplichting voortvloeit voor gedaagden om een Raad van Commissarissen in te stellen, waarin één werknemerscommissaris plaats heeft.
Specialties-divisie als geheel is (door middel van een aandelentransactie) per 1 mei 2015 in Aurelius ondergebracht. Eisers stellen dat met de nieuwe aandeelhouder een overeenkomst als bedoeld in artikel 6:213 BW en/of een ondernemingsovereenkomst als bedoeld in het tweede lid van artikel 32 WOR is gesloten.
“ondernemingsovereenkomst”als bedoeld in artikel 32 lid 2 WOR is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. De WOR bepaalt dat een dergelijke overeenkomst handelt over extra bevoegdheden die aan de OR worden toegekend, danwel over aanvullende voorschriften betreffende de toepassing van de WOR (en het krachtens deze wet bepaalde). Een
“ondernemingsovereenkomst”ziet derhalve uitsluitend op procedurele of inhoudelijke aspecten van de medezeggenschap. Het door de onderneming op zich nemen van de verplichting om de wettelijke regels van een structuurvennootschap te volgen, althans van de verplichting om een Raad van Commissarissen in te stellen, valt hier buiten.
verplichtingbestaat omdat zij een structuurvennootschap vormen (zie voor die verplichting hierna onder 4.10.), zou het hier gaan om een vrijwillige toepassing van het structuurregime overeenkomstig artikel 2:267 BW.
Specialties-divisie naar Aurelius werd doorlopen, was de instelling van een ‘eigen’ Raad van Commissarissen een onderwerp van gesprek. Uit de stukken blijkt dat dit niet het belangrijkste onderwerp vormde (er was met name meer aandacht voor behoud van werkgelegenheid en veiligstelling van een pensioenregeling), maar Smurfit Kappa wist dat eisers juist in verband met het karakter van Aurelius als ‘durfinvesteerder’ hechtten aan een werknemerscommissaris. Van de zijde van Smurfit Kappa werd aan eisers toegezegd dat er een Raad van Commissarissen zou worden ingesteld voor de divisie. De brief van [H] van 13 mei 2015 (hiervoor onder 2.12. aangehaald) bevestigt dit; bij die brief moet evenwel de kanttekening worden geplaatst dat deze is opgesteld door [H] in zijn hoedanigheid van CEO van Smurfit Kappa, ter gelegenheid van de afronding van het adviestraject. Bedoelde brief is geen uitlating van de zijde van de nieuwe aandeelhouder.
“dat een Raad van Commissarissen geen probleem was”. De stelselmatigheid van het aanhalen van deze zin wijst op de beperktheid van de mededeling. Gedaagden hebben ter zitting aangevoerd dat [E] op 26 maart 2015 (slechts) kenbaar heeft gemaakt dat als de wet een Raad van Commissarissen voorschrijft, deze er zou komen.
“unconditional”positief zullen adviseren inzake de overgang van de
Specialties-divisie.
Specialties-divisie een nieuwe juridische situatie gaan gelden. Indien gedaagden op dit moment voldoen aan de wettelijke eisen voor het instellen van een structuurregime, moeten zij op de voet van het eerste lid van artikel 2:263 BW daarvan opgave doen aan het Handelsregister. Eisers stellen dat op gedaagden die verplichting rust, gedaagden weerspreken dat gemotiveerd. De voorzieningenrechter kan thans in het midden laten of gedaagden verplicht zijn tot bedoelde opgave, omdat deze op dit moment nog geen verplichting schept te handelen overeenkomstig het structuurregime. Uit het eerste lid van artikel 2:264 BW volgt immers dat pas na drie jaar onafgebroken inschrijving van een opgave het structuurregime toepasselijk wordt. De bijzondere situatie waarin gedaagden zich bevinden maakt dit niet anders; het standpunt van eisers dat een concern zich door opsplitsing niet gedurende drie jaar kan ontdoen van het structuurregime, verwerpt de voorzieningenrechter. De wetgever had het anders kunnen regelen en in artikel 264 expliciet kunnen bepalen dat de ‘inloopperiode’ van drie jaar niet geldt als een voorheen afhankelijke vennootschap op eigen benen komt
enzij zelfstandig voldoet aan de wettelijke eisen van het structuurregime, maar zo is de wet nu eenmaal niet geredigeerd.
In rechtsgedingen tussen de ondernemer en de ondernemingsraad kan de ondernemingsraad niet in de proceskosten worden veroordeeld.) volgt dat – ook als de vordering wordt afgewezen – er geen plaats is voor veroordeling van eisers in de kosten van gedaagden.