ECLI:NL:RBNNE:2016:254
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een bedrijfspand op grond van de Opiumwet wegens aantreffen van verdovende middelen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 28 januari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een eigenaar van een bedrijfspand in Menaam, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Menameradiel, die het bedrijfspand voor de duur van zes maanden had gesloten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen in het bedrijfspand tijdens een strafrechtelijk onderzoek door de politie op 8 december 2015.
De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten, aangezien de aangetroffen verdovende middelen, waaronder hennep en hasj, in strijd waren met de Opiumwet. Verzoekster betwistte niet dat de middelen in het kantoor van het bedrijfspand waren aangetroffen, maar voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid ervan. De voorzieningenrechter stelde vast dat de onwetendheid van verzoekster niet afdeed aan de bevoegdheid van de burgemeester om het pand te sluiten. Bovendien werd opgemerkt dat het aantreffen van drugs in een afgesloten deel van het pand niet relevant was voor de sluiting van het gehele lokaal.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester een deugdelijke onderbouwing had gegeven voor de sluiting van het pand, gezien de ernst van de situatie en de grote hoeveelheid aangetroffen drugs. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.