Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
4 maart in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
Tenlastelegging
(On)rechtmatigheid van het verkregen bewijs
1 juni 2015 sprake was van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 9 van de Opiumwet. Het verweer dat ziet op schending van artikel 9 van de Opiumwet en artikel 8 EVRM verwerpt de rechtbank dan ook.
Beoordeling van het bewijs
€ 31.855,- is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat dit geld afkomstig was van de verkoop van haar appartement in Bulgarije. Ter onderbouwing heeft verdachte een vertaling van een voorlopige koopakte en een notariële akte met vertaling aan de politie gegeven. Verdachte heeft geen nadere stukken overgelegd, bijvoorbeeld een afrekening van de kosten bij de notaris of een ander bewijs van ontvangst van de som. Verdachte heeft niet uitgelegd hoe en wanneer de betaling is verricht. Ze heeft het geld in een tas in het vliegtuig meegenomen naar Nederland. Verdachte kon niet aangeven wanneer zij met dit geld heeft gereisd. Het geld heeft zij in Nederland niet op een rekening gestort. De verklaring van verdachte kan derhalve niet worden geverifieerd. Gelet op de wijze van voorhanden hebben van het geld in het huis van verdachte, de hoogte van het geldbedrag en de niet-verifieerbare verklaringen die verdachte omtrent de herkomst van het geld heeft afgelegd, alsmede in aanmerking genomen dat [medeverdachte] in verband kan worden gebracht met de teelt van hennep, acht de officier van justitie bewezen dat het aangetroffen geld onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte dat wist.
€ 35.450,-, niet overeenkomt met de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring dat zij
€ 35.500,- heeft ontvangen, niet maakt dat de verklaring van verdachte als hoogst onwaarschijnlijk dient te worden aangemerkt. Dit geldt eveneens voor de omstandigheid dat verdachte volgens haar stelling het ontvangen bedrag contant naar Nederland heeft meegenomen en niet op de bank heeft gezet. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van het in beslag genomen geld een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring heeft afgelegd. Het had dan ook op de weg van het openbaar ministerie gelegen nader onderzoek te verrichten naar de inkomsten van verdachte en de door verdachte overgelegde schriftelijke stukken. Op grond van het dossier kan derhalve niet worden bewezen dat het in de woning van verdachte aangetroffen bedrag van enig misdrijf afkomstig was.
Inbeslaggenomen goederen
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
- de Audi A6 (kl. zwart [kenteken] ).