Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[veroordeelde] ,
€ 32.199,10 voordeel heeft genoten.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 4 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie, die op 20 januari 2016 schriftelijk heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat. De vordering betreft een bedrag van € 405.101,52, dat later is bijgesteld tot € 32.199,10. De behandeling van de vordering vond plaats op 19 februari 2016, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman, mr. H.P. Eckert, aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die betrokken was bij een hennepkwekerij, voordeel heeft verkregen uit de opbrengsten van dit strafbare feit. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaring van de veroordeelde, die aangaf dat hij € 2.800,- aan huurpenningen had ontvangen en 25% van de opbrengst van twee oogsten, wat in totaal € 41.800,- opleverde. Na aftrek van kosten kwam de rechtbank tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 32.199,10 bedraagt.
De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. M. Haisma, mr. H.H.A. Fransen en mr. M.J.B. Holsink, en is openbaar uitgesproken op 4 maart 2016.