ECLI:NL:RBNNE:2016:2636

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
18.930311-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930311-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 maart 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende in de [gemeente] ,
verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 november 2015 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten in het [winkelcentrum] aan [straatnaam] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen een of meer pakjes sigaretten en/of eau de toilette, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [drogist] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer anderen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- toen [slachtoffer 1] verdachte vasthield, bezig is geweest zich los te worstelen en/of
- toen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] verdachte vasthield(en) zichtbaar voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een injectiespuit/injectienaald tevoorschijn heeft gehaald en/of daarmee (meermalen) dreigend naar (het hoofd van) [slachtoffer 1] en/of een of meer anderen heeft gezwaaid/gestoken en/of
- [slachtoffer 1] (meermalen) op een arm heeft geslagen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A. hij op of omstreeks 17 november 2015 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen een of meer pakjes sigaretten en/of eau de toilette, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [drogist] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
en/of
B. hij op of omstreeks 17 november 2015 te [pleegplaats] [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, zichtbaar voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een injectiespuit/injectienaald tevoorschijn gehaald en/of daarmee (meermalen) naar (het hoofd van) [slachtoffer 1] en/of een of meer anderen gezwaaid/gestoken;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen in die zin dat verdachte het feit alleen heeft gepleegd. De verdachte heeft nadat hij de sigaretten had gestolen geweld gebruikt tegen personen en heeft ook personen bedreigd om weg te kunnen komen. Verdachte is in een worsteling geraakt met [slachtoffer 1] en een andere persoon en heeft [slachtoffer 1] op diens arm geslagen. Ook heeft verdachte injectienaalden te voorschijn gehaald en getoond, dit alles met het doel voor zichzelf de vlucht mogelijk te maken. Verdachte moet hebben geweten dat in die omstandigheden het zwaaien met een injectienaald angst veroorzaakt bij de personen die hem vasthielden en bij omstanders. Dat verdachte met het tonen van de injectienaald wilde aangeven dat hij een ziekte had doet aan dit alles niet af.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat alleen een veroordeling kan volgen voor de ten laste gelegde diefstal van sigaretten, welk feit verdachte alleen heeft gepleegd.
Verdachte werd na de diefstal op enig moment om zijn nek vastgegrepen door [slachtoffer 1] gedurende enige minuten. In die situatie kon verdachte moeilijk ademhalen. Daarnaast werd hij vastgehouden bij zijn arm waaraan hij een ontsteking had. Het vastgrijpen bij de arm veroorzaakte veel pijn bij verdachte. Verdachte kon verbaal niet duidelijk maken dat de situatie zeer pijnlijk was en dat het vasthouden moest eindigen. Verdachte zag geen andere mogelijkheid dan door de spuiten te laten zien die hij bij zich droeg. Het toegepaste geweld was er niet op gericht om de vlucht mogelijk te maken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte de diefstal van de sigaretten alleen heeft gepleegd.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte toegepaste geweld en bedreiging met geweld gericht was om zich aan de situatie te kunnen onttrekken. Nadat verdachte was vastgegrepen door [slachtoffer 1] en een andere persoon ontstaat er een worsteling waaruit kan worden afgeleid dat verdachte los probeert te komen. Dat gedrag leidt er toe dat het vasthouden van verdachte wordt voortgezet gedurende enige tijd. Op enig moment lukt het verdachte om een injectienaald te tonen. [slachtoffer 1] en anderen schrikken daarvan en verdachte wordt vervolgens losgelaten. Door met die naald te zwaaien gaan omstanders achteruit en kan verdachte zich aan de situatie onttrekken en rent hij het winkelcentrum uit.
Naar het oordeel van de rechtbank passen de worsteling en het slaan van verdachte op de arm van [slachtoffer 1] niet bij de stelling van verdachte dat hij dat alles deed om duidelijk te maken dat hij pijn aan zijn arm had, dan wel dat hij moeilijk adem kon halen vanwege het feit dat [slachtoffer 1] hem met een arm om de nek vast had.
De rechtbank acht voldoende aanknopingspunten in het dossier aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen van het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende bewijsmiddelen.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt formulier aangifte winkeldiefstal d.d. 17 november 2015, opgenomen op pagina 26ev van het dossier met nummer PL0100-2015350831 d.d. 02 december 2015, inhoudende de verklaring van [persoon] namens [drogist] , [adres] :
op dinsdag 17 november 2015 zag [persoon] dat er sigaretten waren gestolen. De persoon verliet de winkel zonder deze goederen te hebben betaald.
Bij de persoon zijn de goederen van de onderneming aangetroffen.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 november 2015, opgenomen op pagina 29ev van het dossier met nummer PL0100-2015350831 d.d. 02 december 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Op dinsdag 17 november 2015, tussen 14:00 uur en 14:30 uur, was ik samen met mijn dochter aan [straatnaam] in [pleegplaats] om boodschappen te doen.
Op het moment dat ik de roltrap bereikte zag ik dat een manspersoon al rennende op de roltrap richting de uitgang van het winkelcentrum liep. Ik zag ook dat de man struikelde en dat er daardoor diverse pakjes sigaretten op de grond vielen. Ik hoorde dat er werd geroepen: “houd de man tegen, houd de dief”.
Terwijl de man op zijn knieën zat, liep ik naar de man toe met als doel de man te stoppen.
Ik hield mijn rechterarm om de nek/hals van de man, om zodoende te voorkomen dat hij weg kon lopen.
Ik trok daarna de man omhoog en ik duwde hem vervolgens tegen een muur aan. Inmiddels was er ook een vrouw bij mij komen staan die aan mij vertelde dat de man, die ik vasthield, zich schuldig had gemaakt aan diefstal uit de winkel. De vrouw was een medewerkster van [drogist] . Het was mijn bedoeling om de man vast te houden tot aan de komst van de politie. Op een gegeven moment zag ik dat de man een witte injectiespuit in zijn linkerhand vasthield. Ik schrok daar best wel van, want ik wist niet wat hij van plan was, en ik wist uiteraard ook niet wat voor vloeistof er in de injectienaald zat. Ik zag dat de man met zijn linkerarm een beweging maakte in mijn richting. Ik leidde daaruit af dat de man poogde om mij met de injectiespuit te raken. Ik zag dat de man dat meerdere malen deed. Tijdens de schermutseling waarbij de man probeerde aan mij te ontkomen, werd ik diverse keren door de man op mijn rechterarm en hand geslagen.
Ik denk dat ik ongeveer 10 minuten zo met de man heb staan worstelen. Echter toen de man met de injectiespuit in mijn richting begon te steken, heb ik de man uiteindelijk losgelaten. Ik heb de man toen van mij afgeduwd. Ik was bang dat de man mij met die injectiespuit zou raken. De man ging er daarna onmiddellijk vandoor.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 18 november 2015, opgenomen op pagina 66ev van het dossier met nummer PL0100-2015350831 d.d. 02 december 2015, inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
terwijl ik daar stond zag ik dat een man bij de roltrap omhoog rende. Dit ging gepaard met een hoop chaos en rumoer.
Bovenaan de trap zag ik dat de man werd tegengehouden door een jongen van het [college] en een man van rond de 40 jaar oud, welke daar was met zijn dochter van ongeveer 10 tot 12 jaar oud. Ik zag dat deze twee mannen de rennende man vasthielden. Ik zag dat de man, welke kennelijk iets gestolen had, uit alle macht probeerde los te komen. Ik zag dat hij zeer wilde en krachtige bewegingen met zijn lichaam maakte.
Op een gegeven moment hoorde ik de man van rond de 40: “Hij heeft een naald, hij heeft een naald”. De man werd door de andere twee losgelaten waarna de man er vandoor ging.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 19 november 2015, opgenomen op pagina 68ev van het dossier met nummer PL0100-2015350831 d.d. 02 december 2015, inhoudende de verklaring van [getuige 2] :
toen wilde de dief iets uit zijn jas pakken. Ik had niet gelijk gezien dat het een spuit was. Toen lieten mijn vader en de man de dief los. De dief zag ik wegrennen.
De dief had de spuit in zijn hand en het dopje was er af. Hij heeft met die spuit mijn vader en die man bedreigd. Ik zag alleen dat de dief met de spuit in zijn hand een beweging maakte van links naar rechts. Hij zwaaide er mee om mensen op afstand te houden.
5. de verklaring van verdachte afgelegd op de openbare terechtzitting van 23 februari 2016, voor zover hier van belang:
op 17 november 2015 heb ik in [pleegplaats] sigaretten weggenomen bij [drogist] . Ik had geen toestemming om die sigaretten zonder betaling mee te nemen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 november 2015 te [pleegplaats] , op de openbare weg, te weten in het [winkelcentrum] aan [straatnaam] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoor-raad van na te noemen rechthebbende heeft weggenomen pakjes sigaretten toebehorende aan [drogist] ,
welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en een of meer anderen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- toen [slachtoffer 1] verdachte vasthield, bezig is geweest zich los te worstelen en
- toen [slachtoffer 1] verdachte vasthield zichtbaar voor [slachtoffer 1] een injectienaald tevoorschijn heeft gehaald en daarmee dreigend naar [slachtoffer 1] en anderen heeft gezwaaid en
- [slachtoffer 1] op een arm heeft geslagen;
De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd om bij betrapping op heter daad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft daarbij acht geslagen op de geldende richtlijnen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat alleen een bewezenverklaring kan volgen voor de gepleegde winkeldiefstal. Voor zover de rechtbank de strafverzwarende omstandigheden bewezen acht kan worden volstaan met een gevangenisstraf die qua duur de duur van de voorlopige hechtenis niet overtreft. De richtlijnen geven in dat geval een gevangenisstraf van 4 maanden aan terwijl verdachte al 14 weken in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft na het plegen van een winkeldiefstal geweld gebruikt tegen degenen die hem vasthielden en ook heeft verdachte hen bedreigd met een injectienaald en daarmee ook gezwaaid naar omstanders om op die wijze weg te kunnen komen.
Het betreft een buitengewoon ernstig feit en het dreigend zwaaien met een injectienaald heeft bij de omstanders angst te weeg gebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank past bij het bewezen verklaarde feit geen andere straf dan gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting die aangeven dat als uitgangspunt 3 maanden gevangenisstraf kan gelden. Naar het oordeel van de rechtbank dient daarvan afgeweken te worden ten nadele van verdachte. Verdachte was nog maar enkele weken in Nederland en kwam in die korte periode tot een winkeldiefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen om op die wijze zichzelf de vlucht mogelijk te maken. Ook het dreigen met de injectiespuit acht de rechtbank zeer ernstig en dient in de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf tot uiting te komen.
Verdachte kampt met verslavingsproblematiek en beschikt niet over inkomsten. Gelet hierop acht de rechtbank eveneens een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaatst.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden dient te worden opgelegd waarvan 2 maanden voorwaardelijk.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vordering voorstelbaar is doch een onderbouwing ontbreekt. De rechtbank zou de hoogte van het toe te wijzen bedrag kunnen vaststellen naar redelijkheid en billijkheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de vordering niet is onderbouwd met onderliggende stukken. De benadeelde partij dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade onvoldoende aannemelijk is geworden nu de vordering niet is onderbouwd.
De rechtbank zal niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van de schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van
16 maart 2016.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mrs. M.A.A. van Capelle en P.J. van Steen, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 maart 2016.
Mr. Van Steen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.