ECLI:NL:RBNNE:2016:2637

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
18.930320-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maximale werkstraf opgelegd voor meerdere inbraken in bedrijven en sportkantines met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 8 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere inbraken in bedrijven en sportkantines. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.J. de Boer, verscheen op de terechtzitting van 23 februari 2016. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke. De tenlastelegging omvatte vijf inbraken, waarbij de verdachte samen met anderen of alleen goederen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij hij zich toegang tot de plaatsen van misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en een maximale werkstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De uitspraak benadrukt de laakbaarheid van de daden van de verdachte, die aanzienlijke schade heeft veroorzaakt aan de slachtoffers, waaronder sportverenigingen die afhankelijk zijn van donaties.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930320-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 maart 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 28 augustus 2015 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kantine/gebouw aan/nabij [straatnaam 1] heeft weggenomen een geldkistje met geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Vereniging 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
2. hij in of omstreeks de periode van 5 september 2015 tot en met 6 september 2015 te [pleegplaats 2] , gemeente Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kantine/gebouw aan/nabij [straatnaam 2] heeft weggenomen een een of meer geldbedragen en/of een hoeveelheid blikjes drinken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Vereniging 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
3. hij in of omstreeks de periode van 20 september 2015 tot en met 21 september 2015 te [pleegplaats 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een eetgelegenheid/gebouw aan/nabij [straatnaam 3] heeft weggenomen een of meer laptops en/of een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] ( [bedrijf 1] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
4. hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2015 tot en met 26 oktober 2015 te [pleegplaats 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)gebouw aan/nabij [straatnaam 4] heeft weggenomen een hoeveelheid koperdraad, een handkar, een geldkistje met geld, een laptop en/of een sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
5. hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2015 tot en met 2 november 2015 te [pleegplaats 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer (bedrijfs)gebouw(en) aan/nabij [straatnaam 5] heeft weggenomen een of meer geldbedragen, een bankpasje, frisdrank en/of snoep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
en/of
hij op of omstreeks de periode van 2 november 2015 in de gemeente Coevorden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde kan worden bewezen nu verdachte deze feiten heeft erkend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een bewezenverklaring kan volgen voor de ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 augustus 2015, opgenomen op pagina 35ev van het dossier met nummer PL0100-2016005064 d.d. 07 januari 2016, inhoudende de verklaring van [persoon 1] namens [Vereniging 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 06 september 2015, opgenomen op pagina 97ev van het dossier met nummer PL0100-2016005064 d.d. 07 januari 2016, inhoudende de verklaring van [persoon 2] namens [Vereniging 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 21 september 2015, opgenomen op pagina 152ev van het dossier met nummer PL0100-2016005064 d.d. 07 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] namens [bedrijf 1] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 26 oktober 2015, opgenomen op pagina 227ev van het dossier met nummer PL0100-2016005064 d.d. 07 januari 2016, inhoudende de verklaring van [persoon 3] namens [bedrijf 2] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 03 november 2015, opgenomen op pagina 245ev van het dossier met nummer PL0100-2016005064 d.d. 07 januari 2016, inhoudende de verklaring van [persoon 4] namens [bedrijf 3] ;

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 28 augustus 2015 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kantine aan [straatnaam 1] heeft weggenomen een geldkistje met geld, toebehorende aan [Vereniging 1] , waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking;
2. hij in de periode van 5 september 2015 tot en met 6 september 2015 te [pleegplaats 2] , gemeente Hoogeveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kantine aan [straatnaam 2] heeft weggenomen geld en blikjes drinken, toebehorende aan [Vereniging 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
3. hij in de periode van 20 september 2015 tot en met 21 september 2015 te [pleegplaats 3] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een eetgelegenheid aan [straatnaam 3] heeft weggenomen twee laptops en geld, toebehorende aan [slachtoffer] ( [bedrijf 1] ), waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming;
4. hij in de periode van 24 oktober 2015 tot en met 26 oktober 2015 te [pleegplaats 3] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfsgebouw aan [straatnaam 4] heeft weggenomen koperdraad, een handkar, een geldkistje met geld, een laptop en een sleutel, toebehorende aan [bedrijf 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
5. hij in de periode van 30 oktober 2015 tot en met 2 november 2015 te [pleegplaats 3] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfsgebouw aan [straatnaam 5] heeft weggenomen geld, een bankpasje, frisdrank en snoep, toebehorende aan [bedrijf 3] , waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
en
hij op 2 november 2015 in de gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met een ander, tweemaal, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen geld, telkens toebehorende aan [bedrijf 3] , waarbij verdachte en zijn medeverdachte dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.
2. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.
3. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
4. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
5. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
en
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport. In haar eis heeft de officier van justitie eveneens betrokken dat verdachte de ad informandum gevoegde feiten heeft bekend.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een straf waarbij verdachte niet weer gedetineerd raakt. Verdachte houdt zich aan de schorsingsvoorwaarden en heeft inmiddels contact met de AFPN met het oog op een te starten behandeling. Ook zijn er gesprekken met een psycholoog en zijn in overleg met Promens Care praktische zaken geregeld en zijn er stappen gezet ten aanzien van een dagbesteding voor verdachte.
Verdachte wil zijn leven een totaal andere wending geven en heeft daartoe schoon schip gemaakt en werkt mee aan de hem geboden hulp en in te zetten behandeling. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal dat alles doorkruisen en zal daarnaast leiden tot opnieuw problemen op diverse leefgebieden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte rapport van de reclassering en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte in een relatief korte tijd een zeer groot aantal inbraken heeft gepleegd bij sportverenigingen en bedrijven. De gepleegde inbraken gingen veelal gepaard met het aanrichten van braakschade. Voor de sportverenigingen geldt dat veel vrijwilligers de verenigingen in stand houden en veelal aangewezen zijn op donaties van derden. De benadeelden worden opgezadeld met aanzienlijke braakschade waarvan niet altijd duidelijk is of deze op een of andere wijze wordt vergoed.
Verdachtes handelen is dan ook laakbaar te noemen mede omdat hij zijn eigen financieel gewin liet prevaleren boven het aan de slachtoffers toegebrachte nadeel.
Het betreffen naar het oordeel van de rechtbank verwerpelijke en hinderlijke feiten die het beeld oproepen van het houden van een ‘strooptocht’.
De rechtbank is op grond van de ernst en de omvang van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in beginsel een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
In het betoog van de raadsman ziet de rechtbank aanleiding om niet over te gaan tot het opleggen van een zodanige onvoorwaardelijke gevangenisstraf dat verdachte wederom gedetineerd raakt. Verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek en heeft daarmee schoon schip gemaakt. Voorts zet hij zich in om zijn leven een andere wending te geven en neemt daarmee afstand van zijn criminele verleden. Ook laat de rechtbank meewegen dat de laatste veroordeling voor vermogensdelicten in 2009 is geweest.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk wordt gesteld aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel zullen bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering is geadviseerd, waaronder elektronische controle, en waar verdachte mee heeft ingestemd.
Voorts acht de rechtbank de maximale werkstraf van 240 uren op zijn plaats.

Benadeelde partijen

1. [bedrijf 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vordering kan worden toegewezen nu deze voldoende is onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de vordering tot 1000 euro, zijnde de gepinde bedragen, toewijsbaar is. Voor het overige ontbreekt een onderbouwing en dient de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een bedrag van 1000 euro toewijsbaar is nu de verdediging de vordering tot dat bedrag niet heeft betwist.
Voor het overige acht de rechtbank met de verdediging de vordering onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
2. [bedrijf 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het ad informandum gevoegde feit nummer 13 welk feit in de strafmaat is meegenomen, alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vordering tot een bedrag van 1000 euro, het weggenomen geldbedrag, kan worden toegewezen. Voor het overige zou de rechtbank de hoogte van het toe te wijzen bedrag kunnen vaststellen naar redelijkheid en billijkheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangeven dat een onderbouwing van de vordering ontbreekt hetgeen er toe leidt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering nu de vordering op geen enkele wijze is onderbouwd.
De rechtbank zal niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van de schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
3. [benadeelde partij] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het ad informandum gevoegde feit nummer 16 welk feit in de strafmaat is meegenomen, alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vordering deels is onderbouwd. De rechtbank zou de hoogte van het toe te wijzen bedrag kunnen vaststellen naar redelijkheid en billijkheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de vordering tot 1406,02 euro is onderbouwd en derhalve toewijsbaar is. Voor het overige ontbreekt een onderbouwing en dient de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een bedrag van 1406,02 euro toewijsbaar is nu de verdediging de vordering tot dat bedrag niet heeft betwist.
Voor het overige acht de rechtbank met de verdediging de vordering onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
4. [slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vordering kan worden toegewezen, althans dat de rechtbank de hoogte van het toe te wijzen bedrag zou kunnen vaststellen naar redelijkheid en billijkheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de vordering tot 213,79 euro, zijnde de herinstallatie van een laptop, toewijsbaar is. Voor het overige ontbreekt een onderbouwing en dient de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een bedrag van 213,79 euro toewijsbaar is nu de verdediging de vordering tot dat bedrag niet heeft betwist.
Voor het overige acht de rechtbank met de verdediging de vordering onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
5. [Vereniging 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het ad informandum gevoegde feit nummer 9 welk feit in de strafmaat is meegenomen, alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vordering deels is onderbouwd. De rechtbank zou de hoogte van het toe te wijzen bedrag kunnen vaststellen naar redelijkheid en billijkheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de vordering tot 385 euro is onderbouwd en derhalve toewijsbaar is. Voor het overige ontbreekt een onderbouwing en dient de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een bedrag van 385 euro toewijsbaar is nu de verdediging de vordering tot dat bedrag niet heeft betwist.
Voor het overige acht de rechtbank met de verdediging de vordering onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
6. [Vereniging 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het ad informandum gevoegde feit nummer 4 welk feit in de strafmaat is meegenomen, alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vordering niet is onderbouwd. De rechtbank zou de hoogte van een toe te wijzen bedrag kunnen vaststellen naar redelijkheid en billijkheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de vordering niet is onderbouwd en zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ad 280 euro toewijsbaar is gelet op de toelichting die de benadeelde partij heeft gegeven op het voegingsformulier. De daarin genoemde bedragen zijn aan de middelen van de vereniging onttrokken zodat voorstelbaar is dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt ondanks het ontbreken van onderbouwende bescheiden.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een gevangenisstraf voor de duur van
360 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
341 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich blijft melden bij Reclassering Nederland, Unit toezicht 1 Midden Noord, Leonard Springerlaan 21 te 9727 KB Groningen, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en dient hij zich te houden aan de aanwijzingen die hem worden opgedragen door of namens de Reclassering Nederland;
- dat de veroordeelde zich zal laten behandelen voor (in ieder geval) zijn ADHD bij de AFPN of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- dat de veroordeelde zich gedurende de eerst zes maanden van de proeftijd dient te houden aan een locatiegebod, welk gebod inhoudt dat veroordeelde in beginsel verblijft op zijn verblijfadres aan [verblijfadres] , welk gebod nader zal worden geconcretiseerd door de reclassering. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel;
- dat de veroordeelde geen verdovende middelen zal gebruiken en zal meewerken aan
(urine-)controles daarop.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
 Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van
240 urenonbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
120 dagenzal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1000,--(zegge: duizend euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de medeverdachte van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[bedrijf 3], te betalen een bedrag van €
1000,--(zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de medeverdachte van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1406,02(zegge: veertienhonderd en zes euro en 2 eurocent).
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij], te betalen een bedrag van €
1406,02(zegge: veertienhonderd en zes euro en 2 eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
24 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
213,79(zegge: tweehonderddertien euro en negenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum dat de schade is ontstaan, in dier voege, dat indien dit bedrag door de medeverdachte van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , te betalen een bedrag van €
213,79(zegge: tweehonderddertien euro en negenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum dat de schade is ontstaan, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de medeverdachte van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[Vereniging 4]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
385,--(zegge: driehonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum dat de schade is ontstaan.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Vereniging 4], te betalen een bedrag van €
385,--(zegge: driehonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum dat de schade is ontstaan, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[Vereniging 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
280,--(zegge: tweehonderdtachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum dat de schade is ontstaan.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Vereniging 3], te betalen een bedrag van €
280,--(zegge: tweehonderdtachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum dat de schade is ontstaan, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van de slachtoffers, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen voormelde bedragen te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partijen de opgelegde bedragen heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van die bedragen komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 4] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mrs. O.J. Bosker en P.J. van Steen, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 maart 2016.
Mr. Van Steen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.