RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920255-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 mei 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van de politierechter van 24 februari 2016 en 24 maart 2016 alsmede van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 22 april 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting steeds vertegenwoordigd door mr. mr. P.H.S. van Rest.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2015 te [pleegplaats] , meermalen, althans eenmaal,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
zijn levensgezel [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, (telkens) met dat opzet
- [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken en/of
- [slachtoffer] in haar gezicht heeft geknepen en/of
- [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt/getrapt
en/of
- [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of
geslagen en/of
- toen [slachtoffer] op de grond lag, op haar lichaam is gesprongen en/of
met een voet op haar lichaam heeft gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 oktober 2015 te [pleegplaats] , meermalen, althans eenmaal,
(telkens) zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door (telkens)
- [slachtoffer] aan haar haren te trekken en/of
- [slachtoffer] in haar gezicht te knijpen en/of
- [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen/trappen
en/of
- [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam heeft te stompen en/of
te slaan en/of
- toen [slachtoffer] op de grond lag, op haar lichaam te springen en/of
met een voet op haar lichaam heeft te stampen;
2.
(parketnummer 18.113830.15)
hij op of omstreeks 23 mei 2015 te [pleegplaats] zijn levensgezel [slachtoffer]
heeft mishandeld door haar (meermalen) in het gezicht, althans tegen het
hoofd, te stompen en/of te slaan en/of door haar hoofd tegen een ruit te
duwen.
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Als het slachtoffer op de grond ligt doet zij niets meer, is zij weerloos. Dan gaat verdachte toch door. De officier van justitie verwijst daarbij naar de verklaringen van de (onafhankelijke) getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Verdachte heeft verklaard dat het met beide benen op de buik springen niet is gebeurd. De getuigen hebben dit wel gezien. De officier van justitie heeft aangegeven dat hij de verklaringen van die getuigen geloofwaardig acht. Als de verbalisanten de volgende dag in het kader van het buurtonderzoek het slachtoffer treffen dan kan zij bijna niet meer lopen van de pijn. Hierdoor is vast te stellen dat er evident sprake was van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] door verdachte.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie opgemerkt dat hier sprake is van mishandeling van [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 24 februari 2016 afgelegde verklaring;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Noord-Nederland d.d. 11 oktober 2015, opgenomen op pagina 48 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015296225 d.d. 11 oktober 2015, inhoudende een verklaring van verdachte;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende een verklaring van [slachtoffer] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland d.d. 10 oktober 2015, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende verklaring van [getuige 2] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland d.d. 10 oktober 2015, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende een verklaring van [getuige 1] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland d.d. 10 oktober 2015, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende een verklaring van [getuige 3] ;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2016;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland d.d. 1 september 2015, opgenomen op pagina PL0100-2015145930 van het dossier met nummer 11 e.v. d.d. 1 september 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 10 oktober 2015 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen met dat opzet
- [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken en
- [slachtoffer] in haar gezicht heeft geknepen en
- [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geschopt en
- [slachtoffer] tegen het lichaam heeft gestompt en
- toen [slachtoffer] op de grond lag, op haar lichaam is gesprongen en met een voet op haar lichaam heeft gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
(parketnummer 18.113830.15)
hij op 23 mei 2015 te [pleegplaats] zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan en door haar hoofd tegen een ruit te duwen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: