3.4.Gelet op bovenstaande acht de voorzieningenrechter verzoekers [naam] ontvankelijk in hun voorziening en beroep.
4. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. …
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
Ingevolge het tweede lid wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Ingevolge artikel 2.12 kan, indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1˚ met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking,
2˚ in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3˚ indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
De locatie is grotendeels gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Sleen". De betreffende gronden hebben de bestemming "Wonen". Op grond van artikel 15 zijn de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden, voor zover relevant, bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf. Binnen deze bestemming is op grond van artikel 15.2.1 onder e maximaal 400m2 aan bebouwing toegestaan.
De nieuw aan te leggen ontsluiting en een aantal parkeerplaatsen bevinden zich deels binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Buitengebied". De betreffende gronden hebben de bestemming "Agrarisch met waarden-Essenlandschap". De gronden zijn niet aangewezen voor parkeerplaatsen of ontsluiting.
5. Het plan is in strijd met beide bestemmingsplannen. Verweerder heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 3º, van de Wabo besloten af te wijken van de bestemmingsplannen. Naar vaste rechtspraak van de AbRS is de beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en onder 3º, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan in dit geval een bevoegdheid van verweerder, waarbij hij beleidsvrijheid heeft. De bestuursrechter dient die beslissing terughoudend te toetsen. Dat wil zeggen dat de bestuursrechter zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om voor de activiteit een omgevingsvergunning te verlenen. Zie hierover bijvoorbeeld de uitspraak van 10 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1813.