Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het in de zaak met parketnummer 18/830345-15 onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/820141-15 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/830345-15 onder 2 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte de luiers heeft achtergelaten in de winkel, zodat hij niet als heer en meester heeft beschikt over deze goederen en moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/820141-15 onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet wist dat de MacBook van diefstal afkomstig was, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van opzetheling.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/830345-15:
Feit 1
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 7 december 2015, opgenomen op pagina 61 van het dossier met nummer 2015360238 d.d. 9 december 2015, inhoudende de verklaring van [verklarende 1] namens [supermarkt 1] .
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 8 december 2015, opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
Feit 2 primair
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d.8 december 2015, opgenomen op pagina 87 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verklarende 2] .
De rechtbank overweegt dat verdachte door de luiers in zijn tas te stoppen en voorbij de kassa te lopen zonder te betalen zich een zodanige feitelijke heerschappij over de goederen, te weten de luiers, heeft verschaft dat wegneming van deze luiers als voltooid kan gelden. De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 3
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verklarende 3] namens [supermarkt 3] .
Feit 4
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 50 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verklarende 4] namens [supermarkt 3] .
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/820141-15:
Feit 1
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 maart 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de MacBook gekregen van [voornaam] . Hij wilde dat ik deze voor hem naar de telefoonwinkel bracht. Hij had geld nodig. De voorzitter vraagt me van wie deze computer was. Ik heb geen idee, waarschijnlijk niet van [voornaam] . De voorzitter vraagt me of [voornaam] vaker goederen stal. Dat klopt. Momenteel zit hij ook een straf uit voor diefstallen. Ik had wel twijfels over de herkomst van de MacBook. Soms is het beter om twijfels te hebben dan te weten waar iets vandaan komt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 12 maart 2015, opgenomen op pagina 78 van het dossier met nummer 2015084198 d.d. 26 maart 2015, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik had geld nodig en heb mijn twijfels niet uitgesproken over de herkomst van de MacBook.
[voornaam] en ik deelden het geld en we kregen ieder de helft.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 5 maart 2015, opgenomen op pagina 91 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
Op 19 februari 2015 omstreeks 12.30 uur rondde ik een gesprek af met een collega
waarbij ik de MacBook had gebruikt. De MacBook stond op de gesprekstafel van de
genoemde kamer. Ik heb de MacBook na het gesprek afgesloten. Ik heb via mijn PCC
nog een mail verstuurd. Hierna ben ik naar het schoolcafé op de begane grond gegaan om melk te halen in verband met mijn lunch. Ik ben circa 5 minuten van mijn kamer geweest en toen ik circa 12.45 uur weer op mijn kamer kwam en mijn lunch nuttigde zag ik dat de MacBook van de gesprekstafel was verdwenen.
De rechtbank overweegt dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij wist dat de persoon die hem de MacBook had gegeven om door te verkopen regelmatig diefstallen pleegde. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij heeft getwijfeld over de herkomst van de MacBook, maar bewust geen navraag had gedaan. Voorts is gebleken dat verdachte de opbrengst van de verkoop met bedoelde persoon heeft gedeeld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden op het moment dat hij de MacBook voorhanden heeft gekregen om door te verkopen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de MacBook afkomstig was van een misdrijf, zodat zij opzetheling wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 2
De rechtbank volstaat ten aanzien van het 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 26 februari 2015, opgenomen op pagina 157 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
Feit 3
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 25 april 2015, opgenomen op pagina 5 van het dossier PL0100-2015117953, d.d. 21 januari 2016, inhoudende de verklaring van [verklarende 5] namens [warenhuis] .