ECLI:NL:RBNNE:2016:2878

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
C18/166782 KG ZA 16-108
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding inzake auteursrecht en deskundigenonderzoek

Op 17 juni 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser [A] en gedaagden [B], [C] en de vennootschap onder firma RAAF. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. Y. Moszkowicz, vorderde een voorlopige voorziening in verband met een vermeende schending van zijn auteursrecht. In een eerder tussenvonnis van 27 mei 2016 was DigiJuris opgedragen te onderzoeken of in het in beslaggenomen scenario een specifieke scène voorkwam waarin de persoon die [A] in de serie speelt, heroïne aangeboden krijgt door zijn vriendin. Het deskundigenbericht van 10 juni 2016 concludeerde dat deze scène niet in het scenario voorkwam. De voorzieningenrechter heeft dit deskundigenbericht overgenomen en geoordeeld dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een onderliggende vordering heeft op gedaagden. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 10.288,00 werden begroot, plus de kosten van de deskundige van € 2.115,25. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/166782 / KG ZA 16-108
Vonnis in kort geding van 17 juni 2016
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. Y. Moszkowicz,
tegen

1.[B] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[C],
wonende te [woonplaats] ,
3. de vennootschap onder firma
RAAF,
gevestigd te Kloosterburen,
gedaagden,
advocaat mr. J.W. Versteeg te Amsterdam.
Overwegingen en beoordeling
1.1.
Bij tussenvonnis van 27 mei 2016 (die hierbij aangehecht wordt en als ingelast wordt beschouwd) is DigiJuris opgedragen te onderzoeken of in de laatste versie van het in beslaggenomen scenario is opgenomen dat de persoon die [A] in de serie speelt ( [F] ) in een slaapkamer heroïne krijgt aangeboden door zijn vriendin/vrouw. DigiJuris is daarbij opgedragen binnen twee weken haar onderzoek te verrichten, waarna zij haar bevindingen en de relevante stukken dienaangaande aan de voorzieningenrechter zou moeten doen toekomen. De voorzieningenrechter zou vervolgens een nadere beslissing nemen omtrent het gevorderde, alsmede omtrent de kosten van de deskundige.
1.2.
Bij deskundigenbericht van 10 juni 2016 heeft DigiJuris de uitkomst van haar hiervoor bedoelde onderzoek aan de voorzieningenrechter doen weten.
In dat deskundigenbericht is terzake van de werkwijze onder meer het volgende opgenomen:

Om te kunnen beoordelen of de onder 4.11.2(van het vonnis van 27 mei 2016, vzr)
beschreven scene/gebeurtenis voorkomt in het scenario c.q. de deelscenario’s, heeft DigiJuris de scenario’s van de vier afleveringen doorgelezen en beoordeeld op de gestelde vraag. Daarbij is er door ons geen scene aangetroffen waarin de persoon die [A] in de serie speelt in een slaapkamer heroïne krijgt aangeboden door zijn vriendin/vrouw.
Naast visuele controle is als additionele controle de tekst van de scenario’s van de vier afleveringen
met zoekwoorden op gelijkenis doorzocht. De woorden heroïne en/of slaapkamer en/of [A] en/of
Theo’ gaven geen aanleiding onze bevinding aan te passen.
De conclusie van het deskundigenbericht is de volgende:

In de laatste versie van het scenario c.q. de deelscenario’s is door ons geen scene aangetroffen waarin de persoon die [A] in de serie speelt in een slaapkamer heroïne krijgt aangeboden door zijn vriendin/vrouw.
1.3.
De voorzieningenrechter neemt het deskundigenbericht over en maakt de daarin opgenomen overwegingen tot de zijne.
Gelet op dit deskundigenbericht – met inachtneming van het onder 4.10. van het vonnis van 27 mei 2016 overwogene – heeft eiser in het kader van artikel 1019a Rv niet voldoende aannemelijk gemaakt dat hij mogelijk een onderliggende vordering heeft op gedaagden uit hoofde van (een dreigende) schending van het auteursrecht van eiser.
1.4.
De vordering wordt dan ook afgewezen.
1.5.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voor de bepaling van de hoogte daarvan zal de voorzieningenrechter aansluiting zoeken bij de zogenaamde indicatietarieven. Met inachtneming van maatstaven van redelijkheid en billijkheid zullen de kosten nader worden vastgesteld op € 10.000,00.
De kosten aan de zijde van [B] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 288,00
- salaris advocaat
10.000,00
Totaal € 10.288,00.
1.6.
Tevens zal [A] als de in het ongelijk gestelde partij worden opgedragen de niet onredelijk voorkomende kosten van de deskundige ad € 2.115,25 aan DigiJuris te voldoen (de kostenspecificatie van DigiJuris zal met het afschrift van het vonnis worden meegezonden).

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
2.1.
wijst de vorderingen af;
2.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van [B] c.s. tot op heden begroot op € 10.288,00;
2.3.
draagt [A] op de kosten van de deskundige ad € 2.115,25 aan DigiJuris te voldoen;
2.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. van Baalen en in het openbaar uitgesproken op
17 juni 2016. [1]

Voetnoten

1.coll: js