ECLI:NL:RBNNE:2016:3067

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
18-930166-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksueel misbruik van minderjarige

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 maart 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksueel misbruik van een minderjarige. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen met een slachtoffer dat tussen de 12 en 16 jaar oud was. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.F. Withaar-Weijns. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangeefster, hoewel gedetailleerd en consistent, onvoldoende steun vond in andere objectieve en redengevende bewijsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat niet voldaan was aan de juridische maatstaf van wettig en overtuigend bewijs, zoals vereist volgens artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank merkte op dat de getuigenverklaringen die de lezing van de aangeefster ondersteunden, niet op essentiële punten betrekking hadden en dat er geen medische informatie was die de aangifte kon onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen werd geacht. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/930166-15

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

18 maart 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 maart 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.F. Withaar-Weijns, advocaat te Urk.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 januari 2011 tot en met 30 september 2014 te [plaats] , althans in Nederland, en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, (telkens) met [slachtoffer ] , geboren op [geboortedag] 1998, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
zijnde die [slachtoffer ] (telkens) een kind over wie hij het gezag uitoefende en/of dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer ] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in en/of tegen de anus van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers in de anus van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer ] betast en/of
- de borsten van die [slachtoffer ] betast en/of
- zich door die [slachtoffer ] laten aftrekken,
welk(e) feit(en) (telkens) werd(en) voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer ] , (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- de polsen/handen van die [slachtoffer ] heeft vastgehouden en/of
- die [slachtoffer ] in de nek heeft geknepen en/of
- die [slachtoffer ] in haar vagina heeft geknepen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 september 2014 te [plaats] , althans in Nederland, en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stief-/pleegkind [slachtoffer ] , geboren op [geboortedag] 1998, hebbende verdachte
(telkens)
- zijn penis in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in en/of tegen de anus van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers in de anus van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer ] betast en/of
- de borsten van die [slachtoffer ] betast en/of
- zich door die [slachtoffer ] laten aftrekken,
welk(e) feit(en) (telkens) werd(en) voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer ] , (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- de polsen/handen van die [slachtoffer ] heeft vastgehouden en/of
- die [slachtoffer ] in de nek heeft geknepen en/of
- die [slachtoffer ] in haar vagina heeft geknepen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 juni 2014 te [plaats] , althans in Nederland, en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, (telkens) met [slachtoffer ] , geboren op [geboortedag] 1998, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, zijnde die [slachtoffer ] (telkens) een kind over wie hij het gezag uitoefende en/of dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in en/of tegen de anus van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers in de anus van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer ] geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer ] betast en/of
- de borsten van die [slachtoffer ] betast en/of
- zich door die [slachtoffer ] laten aftrekken, welk(e) feit(en) (telkens) werd(en) voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer ] die beneden de leeftijd van achttien jaren was, (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- de polsen/handen van die [slachtoffer ] heeft vastgehouden en/of
- die [slachtoffer ] in de nek heeft geknepen en/of
- die [slachtoffer ] in haar vagina heeft geknepen.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde in de periode van medio 2013 tot en met 30 september 2014 kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangeefster gedetailleerd, consistent en geloofwaardig is. De aangifte wordt op belangrijke onderdelen ondersteund door de verklaring van getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] . Een voorbeeld daarvan is dat aangeefster niet durfde te douchen. Daarnaast wordt de aangifte ondersteund door de verklaring van [getuige 3] . Uit die verklaring blijkt dat aangeefster bang was toen zij voor het eerst aan [getuige 3] vertelde over het seksueel misbruik.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, omdat er onvoldoende wettig bewijs is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In het geheel van bewijsmiddelen moeten twee verschillende bronnen kunnen worden onderscheiden waarvan redengevende bewijsmiddelen afkomstig zijn. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (vgl. Hoge Raad 13 juli 2010, LJN BM2452).
De rechtbank constateert, zonder daarbij te oordelen dat aangeefster niet naar waarheid zou hebben verklaard, dat de door aangeefster naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op essentiële punten onvoldoende steun vinden in andere objectieve en redengevende bewijsmiddelen voor de gevolgtrekking dat zij door verdachte is misbruikt, zodat niet wordt voldaan aan de juridische maatstaf van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank merkt daarbij op dat zich in het dossier getuigenverklaringen bevinden die de lezing van aangeefster op bepaalde punten ondersteunen, maar deze verklaringen zien niet op essentiële punten en hebben bovendien allemaal dezelfde bron, namelijk aangeefster zelf. Daarnaast is niet gebleken van medische informatie die de aangifte op enig punt zou kunnen ondersteunen. De door de officier van justitie opgesomde feiten en omstandigheden en de in dat verband aangehaalde getuigenverklaringen die de aangifte wel zouden ondersteunen, acht de rechtbank onvoldoende redengevend voor een andersluidend oordeel.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken.

Benadeelde partij

[slachtoffer ] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte primair, subsidiair of meer subsidiair ten laste gelegde, alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de proceskosten compenseren in die zin dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer ] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mrs. A. Jongsma en S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 maart 2016.
Mr. Jongsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.