ECLI:NL:RBNNE:2016:3076

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
18.930298-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 23 mei 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 29 juni 2015. De verdachte, bestuurder van een motorrijtuig, heeft een voor hem voortrijdende auto met caravan ingehaald op een plek met beperkt zicht, wat leidde tot een aanrijding met een tegemoetkomende motorrijder. De motorrijder, die zeer dicht bij de verdachte was, raakte ernstig gewond, met als gevolg een amputatie van zijn onderbeen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, wat in strijd is met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaring van de verdachte, de VerkeersOngevalsAnalyse en andere bewijsmiddelen. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastelegging en kreeg een taakstraf van 160 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het ongeval en de gevolgen voor het slachtoffer, maar ook met het feit dat de verdachte geen relevante justitiële documentatie had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/930298-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 mei 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2015 te [pleegplaats] als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de
[straatnaam] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
met het door hem bereden motorrijtuig, een voor hem (gezien zijn rijrichting)
voortrijdende auto met caravan in te halen en/of (daarbij) op de rijstrook,
bestemd voor het (gezien zijn rijrichting) tegemoetkomende verkeer te rijden
- met een hogere snelheid dan de op die weg geldende snelheid van 60 kilometer
per uur en/of
- op een weggedeelte van die weg dat omhoog, althans in een hellingsvlak en/of
in een bocht, althans een kromming loopt
op het moment dat de bestuurder van een - hem verdachte - tegemoet rijdende
motor, te weten [slachtoffer], hem, verdachte, (zeer) dicht was genaderd,
ten gevolge waarvan een aanrijding ontstond tussen het door verdachte bestuurde
motorrijtuig en het door genoemde [slachtoffer] bestuurde motorrijtuig,
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten amputatie,
althans ernstig onderbeenletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 juni 2015 te [pleegplaats] als bestuurder van een voertuig
(auto), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam], en toen
- met een hogere snelheid dan de voor die weg toegestane snelheid van 60
kilometer per uur en/of ter hoogte van een in die weg gelegen bocht en/of
hellingsvlak,
- een (gezien zijn richting) voortrijdende auto met caravan heeft ingehaald,
althans bezig was met de uitvoering van die inhaalmanoeuvre, en/of de
rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer heeft bereden,
op een moment dat de bestuurder van een hem, tegemoetkomende motor hem,
verdachte (zeer) dicht was genaderd, waardoor, althans mede waardoor een
botsing of aanrijding, althans aanglijding is ontstaan, (waarbij de bestuurder
van die motor zeer ernstig gewond is geraakt,)
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de Mercedes met caravan met verhoogde snelheid wilde inhalen. Uit de VerkeersOngevalsAnalyse blijkt dat hij inhaalde op een plek met zeer beperkt zicht vanwege de helling in de weg, bosschages en de flauwe bocht. De hem tegemoetkomende motorrijder kon verdachte vervolgens niet ontwijken, waardoor deze werd geschampt door verdachtes auto en hij zwaar lichamelijk letsel opliep. De officier van justitie is van mening dat onder deze omstandigheden sprake is geweest van een forse mate van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte meende voldoende zicht te hebben en heeft de verkeerde beslissing genomen om de Mercedes met caravan in te halen. Verdachte is onvoorzichtig geweest, zodat het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval met de tegemoetkomende motorrijder heeft plaatsgevonden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 09 mei 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van Politie Noord-Nederland d.d. 19 augustus 2015, inhoudende als relatering van verbalisanten;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juli 2015, opgenomen op pagina 18 van het dossier met nummer PL0100-2015186401-1 d.d. 13 augustus 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
4. een geneeskundige verklaring, op 23 juli 2015 opgemaakt en ondertekend door H.M. van der Veen, arts.
De rechtbank overweegt het volgende. Bij de beoordeling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. In onderhavige zaak heeft verdachte harder gereden dan de toegestane snelheid van 60 km/u, zodat hij na eerst de Ford te hebben ingehaald daarna ook de Mercedes met caravan kon inhalen. Uit de VerkeersOngevalsAnalyse blijkt dat verdachte ter plaatse echter een zeer beperkt zicht had, doordat de weg in een bocht liep, waarbij aan de binnenzijde van de bocht bosschage aanwezig was. Daarnaast liep de weg ter hoogte van de plaats ongeval over de A28 heen, zodat er sprake was van hoogteverschil in de weg. Desondanks heeft verdachte ervoor gekozen om de lange combinatie van een caravan met Mercedes in te halen. Verdachte heeft vervolgens de hem tegemoetkomende motorrijder dan ook niet gezien, waarna niet meer voorkomen kon worden dat deze motorrijder met zijn linkerbeen en voet tegen het linker voorscherm en bestuurdersportier van verdachtes auto botste. Ten gevolge van deze botsing liep de bestuurder van de motor zwaar lichamelijk letsel op, te weten amputatie van zijn onderbeen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de voornoemde omstandigheden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest en dat het ongeval aan verdachtes schuld, in de zin van artikel 6 WVW 1994, te wijten was.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 juni 2015 te [pleegplaats] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig met het door hem bereden motorrijtuig, een voor hem (gezien zijn rijrichting) voortrijdende auto met caravan in te halen en daarbij op de rijstrook, bestemd voor het gezien zijn rijrichting tegemoetkomende verkeer te rijden
- met een hogere snelheid dan de op die weg geldende snelheid van 60 kilometer per uur en
- op een weggedeelte van die weg dat omhoog loopt op het moment dat de bestuurder van een - hem verdachte - tegemoet rijdende motor, te weten [slachtoffer], hem, verdachte, zeer dicht was genaderd, ten gevolge waarvan een aanrijding ontstond tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en het door genoemde [slachtoffer] bestuurde motorrijtuig, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten amputatie, is ontstaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie in zoverre dat de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de helft voorwaardelijk zal worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van Reclassering Nederland, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft onnodig het risico genomen om een auto met caravan combinatie in te halen op een plek waar zeer beperkt zicht was. De tegemoetkomende motorrijder die verdachte pas op het laatste moment heeft gezien is hierdoor ernstig gewond geraakt. Zijn onderbeen moest worden geamputeerd, waardoor het slachtoffer de rest van zijn leven met de gevolgen van het ongeval wordt geconfronteerd.
Verdachte heeft geen relevante justitiële documentatie en de reclassering heeft aangegeven dat er geen probleemgebieden naar voren zijn gekomen waarop reclasseringsinterventies geïndiceerd zijn. Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt wordt voor een grove verkeersfout, waarvan zwaar lichamelijk letsel het gevolg is en waarbij geen alcoholgebruik in het spel is, een onvoorwaardelijke taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twaalf maanden als uitgangspunt gehanteerd. De eis van de officier van justitie sluit hierbij aan. Voor de taakstraf ziet de rechtbank geen reden om hiervan af te wijken. In onderhavige zaak ziet de rechtbank wel ruimte om de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de helft voorwaardelijk op te leggen, ook om verdachte een stok achter de deur mee te geven dat zijn rijgedrag in de toekomst anders moet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 160 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen(bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Bepaalt dat de periode waarin het rijbewijs van verdachte in het kader van het primair ten laste gelegde ingehouden is geweest, in mindering wordt gebracht op de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. F.J. Agema en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2016.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.