Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Procesverloop
Beoordeling
€ 23.689,39 aan materiële schade en € 1.900,- aan immateriële schade.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 februari 2016 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie had op 13 oktober 2015 gevorderd dat de rechtbank het bedrag zou vaststellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat, en dat de verdachte een bedrag van € 9.179,- aan de staat zou moeten betalen. De behandeling van deze vordering vond plaats op 1 februari 2016, waar de verdachte, zijn raadsman mr. E. van der Meer, en de officier van justitie aanwezig waren.
Tijdens de zitting heeft de officier van justitie gepleit voor bewezenverklaring van diefstal in vereniging, vergezeld van bedreiging met geweld, en afpersing in vereniging. Tevens werd verzocht om de vordering van de benadeelde partij, die bestond uit € 23.689,39 aan materiële schade en € 1.900,- aan immateriële schade, volledig toe te wijzen. De raadsman van de verdachte steunde het standpunt van de officier van justitie en pleitte voor afwijzing van de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft, gelet op de vordering van de benadeelde partij en de argumenten van de officier van justitie en de raadsman, besloten de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De rechtbank heeft daarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2016.