ECLI:NL:RBNNE:2016:3180

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
18-830242-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid

Op 10 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 16 juni 2015, waarbij de verdachte het slachtoffer heeft vastgepakt, op bed heeft gegooid en geprobeerd heeft haar te dwingen tot seksuele handelingen. Het slachtoffer heeft herhaaldelijk aangegeven dat zij dit niet wilde, maar de verdachte negeerde haar verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van het slachtoffer wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder geneeskundige verklaringen en proces-verbaal van de politie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor strafbare feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft het in beslag genomen condoom verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830242-15

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

10 maart 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 februari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Allersma, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.J. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juni 2015 te [pleegplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , opzettelijk:
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of op bed heeft gegooid/geduwd en/of tegen
de schouders en/of hals op bed heeft gedrukt en/of (daarbij) heeft gezegd: "Ik
wil neuken" en/of "Ik wil klaarkomen" en/of
- in de buik van die [slachtoffer] heeft gebeten en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) bij de arm(en) heeft gepakt en/of vastgehouden
en/of (daarbij) heeft gezegd "Nu gaan we vechten" en/of
- die [slachtoffer] heeft opgetild en/of (nogmaals) op bed heeft gegooid en/of
geduwd en/of (vervolgens) de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd
en/of (daarbij) (meermalen) heeft gezegd: "Ik wil neuken", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 juni 2015 te [pleegplaats] , [slachtoffer] heeft mishandeld
door:
- in de buik van die [slachtoffer] te bijten en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) bij de arm(en) te pakken en/of vast te houden en/of in de arm(en) te knijpen;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2015 te [pleegplaats] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (meermalen) tongzoenen met die [slachtoffer] en welk geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) bestond(en) uit:
- het doorgaan met tongzoenen, terwijl die [slachtoffer] (meermalen) aangaf dat zij
dit niet wilde en/of
- het vastpakken van de nek van die [slachtoffer] en/of
- het liggen bovenop die [slachtoffer] en/of (daarbij) vastpakken van het gezicht van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 1 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte op essentiële onderdelen, te weten het bijten en het uit elkaar duwen van de benen van aangeefster, niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte moet van het onder 1 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen, met uitzondering van het ten laste gelegde bijten.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is –ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 juni 2015, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier met nummer PL01-00-2015172227 d.d. 27 juli 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik werk als prostituee op de [straat] in Groningen. Op 16 juni 2015 had ik een klant. We kusten een beetje. Hij begon ook met zijn tong. Ik wilde niet tongen. Toen had ik al een paar keer tegen hem gezegd dat ik dat niet wilde. Hij lag bovenop mij. Hij deed twee handen om mijn gezicht. Zijn handen zaten achter in mijn nek. Hij hield mijn nek vast, zodat ik niet terug kon. De helft van zijn tong kwam in mijn mond. Zijn tong is meerdere malen voorbij mijn tanden gekomen. Wij hadden toen seks met elkaar, penetratie.
Op een gegeven moment zei ik: "Ik vind het niet leuk meer, nu is het klaar." Hij wilde niet van mij afgaan. Hij drukte mij op het bed. Ik moest echt kracht gebruiken om hem van mij af te krijgen. Ik was in paniek. Ik wilde omhoog komen en hij probeerde mij weer te laten liggen. Toen beet hij, het deed gigantisch pijn. Ik probeerde hem van mij af te duwen, heel hard. Hij hield zijn tanden nog vast in mijn buik toen ik omhoog probeerde te komen.
Hij zei: “Ik wil klaarkomen, ik wil neuken”. Ik ben nog een keer bij het raam geweest om te roepen en te schreeuwen. Hij pakte mij bij mijn armen beet. Op dat moment zei hij: “Nu gaan we vechten”. Hij deed zijn armen helemaal om lichaam heen. Hij tilde mij op en gooide mij op het bed. Hij probeerde mijn benen uit elkaar te halen. Hij zei weer dat hij wilde neuken, wilde klaarkomen, hij had daarvoor betaald. Hij probeerde zijn heupen tussen mijn benen te wurmen. Zijn armen duwden mijn benen aan de kant. En hij probeerde mijn bovenlichaam naar achteren te duwen met zijn handen. Toen hij mij op het bed duwde heb ik ook echt hard geschreeuwd dat ik het niet wilde.
2. Een geneeskundige verklaring, op 18 juni 2015 opgemaakt en ondertekend door
T. van Mesdag, forensisch arts, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als diens verklaring:
Interpretatie van de letsels:
 de bloeduitstortingen aan de linkerflank, rechterbovenarm en het rechterbovenbeen kunnen passen bij de inwerking van uitwendig stomp geweld. Het patroon van bloeduitstortingen op de romp en het rechterbovenbeen doet denken aan ronde bloeduitstortingen veroorzaakt door krachtig duwen met de vingertoppen. De bloeduitstortingen op de rechterbovenarm kunnen veroorzaakt zijn door krachtig duwen of knijpen;
 het letsel bij de navel kan passen bij een bijtverwonding veroorzaakt door een menselijk gebit, waarbij de bovenste helft van de afwijking past bij een afdruk van een bovengebit en de onderste helft bij de afdruk van een ondergebit;
Het letsel is naar alle waarschijnlijkheid ontstaan binnen 24 uur voor het onderzoek plaatsvond.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 17 juni 2015, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier:
Gisteren heb ik 50 euro betaald aan een prostituee. Voordat ik klaar kwam, gooide ze mij weg. Zij duwde mij weg. Ik wilde heel graag klaarkomen. Zij duwde mij weg en ik hield haar vast. Er werd gevochten. Ik heb haar vastgehouden met beide armen helemaal om haar heen. Het kan dat haar armen pijn doen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 18 juni 2015, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier:
Ik heb haar wel gekust. Ik denk dat zij geen kus wilde. Als je iemand op de mond kust, dan gebruik je ook je tong. Ze duwde mij weg. Ik reageerde daarop door haar vast te houden. Ik zei: "Ik wil klaarkomen, ik heb betaald." Ik pakte haar. Het zou kunnen dat ik haar heb gebeten. Dat weet ik niet meer. Zij wilde weg uit bed. Ik pakte haar vast zodat zij op bed zou blijven.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde als volgt.
Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. In het geheel van bewijsmiddelen moeten twee verschillende bronnen kunnen worden onderscheiden waarvan redengevende bewijsmiddelen afkomstig zijn.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (vgl. Hoge Raad 13 juli 2010, LJN BM2452).
Uit de omtrent aangeefster opgemaakte geneeskundige verklaring blijkt dat er bloeduitstortingen op onder meer haar rechterbovenarm en rechterbovenbeen zijn geconstateerd. Daarnaast is er letsel bij haar navel geconstateerd dat kan passen bij een bijtverwonding veroorzaakt door een menselijk gebit. Uit de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen blijkt dat hij seks had met aangeefster en op het moment dat aangeefster aangaf niet verder te willen met de seks en hem wegduwde, verdachte daar geen gehoor aan gaf maar aangeefster vasthield en op bed duwde waarbij hij zei dat hij wilde klaarkomen omdat hij betaald had.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die op essentiële onderdelen bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig uit andere bronnen. Aan het wettelijk bewijsminimum is daarom voldaan.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 juni 2015 te [pleegplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , opzettelijk:
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en op bed heeft gegooid/geduwd en tegen de schouders en/of hals op bed heeft gedrukt en (daarbij) heeft gezegd: "Ik wil neuken" en "Ik wil klaarkomen" en
- in de buik van die [slachtoffer] heeft gebeten en
- die [slachtoffer] met kracht bij de armen heeft gepakt en vastgehouden en (daarbij) heeft gezegd "Nu gaan we vechten" en
- die [slachtoffer] heeft opgetild en op bed heeft gegooid en vervolgens de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd en (daarbij) meermalen heeft gezegd: "Ik wil neuken", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 16 juni 2015 te [pleegplaats] , door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het meermalen tongzoenen met die [slachtoffer] en welk geweld en andere feitelijkheden bestonden uit:
- het doorgaan met tongzoenen, terwijl die [slachtoffer] meermalen aangaf dat zij dit niet wilde en
- het vastpakken van de nek van die [slachtoffer] en
- het liggen bovenop die [slachtoffer] en (daarbij) vastpakken van het gezicht van die [slachtoffer] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1 primair: poging tot verkrachting
2: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijke deel van de straf moeten de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren, gepleit voor het opleggen van een taakstraf van het maximaal aantal uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verdachte is niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting. Nadat het slachtoffer kenbaar had gemaakt dat zij geen seks meer met verdachte wilde hebben, heeft hij geweld tegen aangeefster gebruikt om seks met haar af te dwingen. Tegelijkertijd heeft hij zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer door haar tegen haar wil te tongzoenen. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer.
Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat zij erg bang is geweest voor verdachte. De ervaring leert dat slachtoffers van misdrijven als deze nog langdurig nadelige gevolgen ondervinden. Daarnaast brengt een feit als dit in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg in de maatschappij.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 januari 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Tevens heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg d.d. 19 november 2015. De reclassering acht het van belang dat er wordt ingezet op een behandeling ten aanzien van het psychisch functioneren van verdachte en zijn alcoholgebruik, ter voorkoming van recidive. De reclassering adviseert tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf een passende straf is. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan en om aan die straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. De rechtbank zal de proeftijd vaststellen op drie jaar.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank zal het in beslag genomen condoom verbeurd verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 45, 57, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden

Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
3 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde respons geven wanneer hij een uitnodiging krijgt van Tactus Reclassering te Zwolle. Hierna moet hij zich gedurende de door Tactus Reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Tactus Reclassering dit gedurende deze perioden nodig acht;
2. dat de veroordeelde verplicht wordt zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek en zijn alcoholgebruik bij I-psy Zwolle (onderdeel van Parnassia Groep) of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens die instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen condoom.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mrs. L.M.E. Kiezebrink en
F. de Jong, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 maart 2016.