ECLI:NL:RBNNE:2016:331

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2016
Publicatiedatum
1 februari 2016
Zaaknummer
LEE 16/318
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bevoegdheid van de burgemeester tot handhaving op basis van de Opiumwet na aantreffen van hennepresten

Op 1 februari 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.P. Eefting, en de burgemeester van de gemeente Tynaarlo, vertegenwoordigd door F.J. Slieker. De zaak betreft de sluiting van een bedrijfspand van de verzoeker voor de duur van drie maanden, op basis van een besluit van de burgemeester van 19 januari 2016. Dit besluit was gebaseerd op het aantreffen van een hennepkwekerij in het pand, zoals gerapporteerd door de politie. De voorzieningenrechter heeft op 1 februari 2016 de zitting gehouden, waarbij beide partijen aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, volgens artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, de burgemeester bevoegd is tot handhaving indien in een pand middelen als bedoeld in lijst I of II worden verkocht of aanwezig zijn. In dit geval zijn er echter geen hennepplanten aangetroffen, maar slechts resten van hennepplanten. De voorzieningenrechter concludeert dat het aantreffen van deze resten onvoldoende is om te concluderen dat er sprake is van een overtreding van de Opiumwet. Hierdoor is niet vast komen te staan dat de burgemeester bevoegd was om handhavend op te treden.

Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het primaire besluit geschorst en bepaald dat de burgemeester het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 168 dient te vergoeden. Daarnaast is de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 992. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 16/318
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 februari 2016 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker], te Groningen, verzoeker
(gemachtigde: mr. R.P. Eefting),
en
de Burgemeester van de gemeente Tynaarlo, verweerder
(gemachtigde: F.J. Slieker).

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder het bedrijfspand (het pand) op het adres [adres] gesloten voor de duur van drie maanden. In het pand is het bedrijf van verzoeker gevestigd.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2016. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
In het primaire besluit heeft verweerder gesteld dat de politie op 22 november 2015 in het pand een hennepkwekerij heeft aangetroffen. Verweerder verwijst daartoe naar bestuurlijke rapportage van de politie Eenheid Noord Nederland, Basisteam Noord Drenthe van 8 december 2015 en een aanvullende bestuurlijke rapportage van de politie van 25 januari 2016. Verweerder heeft de sluiting gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet.
3. Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
4.1.
In de bestuurlijke rapportages wordt uiteengezet dat in het pand een groot aantal voorwerpen is aangetroffen dat gebruikt kan worden bij het kweken van hennep. Hennepplanten zijn niet aangetroffen. Wel werden er, volgens de rapportage van 8 december 2015, resten van hennepplanten aangetroffen. In de aanvullende rapportage wordt hiervan geen melding gemaakt.
4.2.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is het kennelijk aantreffen van niet nader aangeduide hennepresten onvoldoende om te concluderen dat in het pand een middel als bedoeld in lijst I of II, zoals hennep, verkocht, afgeleverd of verstrekt wordt dan wel daartoe aanwezig is. De voorzieningenrechter is geen lijn in de rechtspraak bekend die tot een andere conclusie zou kunnen leiden.
Dit betekent dat niet vast is komen te staan dat verweerder bevoegd was om op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, handhavend op te treden.
5.1.
Gelet op het voorgaande maakt het bezwaar een redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek toewijzen en het primaire besluit schorsen.
5.2.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5.3.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168 aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 992.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.