ECLI:NL:RBNNE:2016:356

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
3607120 CV EXPL 14-16689
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk bezwarend beding in creditcardovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, stond de vraag centraal of een boetebeding in de overeenkomst tussen International Card Services BV en de gedaagde partij onredelijk bezwarend was. De gedaagde had eerder aangifte gedaan van diefstal van zijn creditcard en stelde dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de boete die door International Card Services was opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat het boetebeding, ondanks de gemaximeerde boete van € 1.000,-, onredelijk bezwarend was omdat het in combinatie met een dwangsom zou kunnen leiden tot onevenredig hoge kosten voor de gedaagde. De kantonrechter vernietigde het boetebeding en wees de vordering ter zake van de boete af.

Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 2.323,12, omdat hij dit bedrag niet had betwist. De kantonrechter wees ook de gevorderde dwangsom af, omdat International Card Services niet voldoende bewijs had geleverd dat de creditcard nog in het bezit van de gedaagde was. De gedaagde werd verder veroordeeld in de proceskosten, aangezien hij grotendeels in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 2 februari 2016 door kantonrechter P.J. Duinkerken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 3607120 CV EXPL 14-16689
Vonnis d.d. 2 februari 2016
inzake

de besloten vennootschap International Card Services BV,

statutair gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Diemen,
eiseres, hierna International Card Services te noemen,
gemachtigde W.P.J. van den Berg, gerechtsdeurwaarder te Utrecht,
tegen

[gedaagde partij] ,

wonende te [plaats] ,
gedaagde, hierna [gedaagde partij] te noemen,
in persoon procederende.

PROCESGANG

Bij tussenvonnis van 8 september 2015 heeft de kantonrechter [gedaagde partij] in de gelegenheid gesteld de aangifte van de door hem gestelde diefstal van de creditcard in het geding te brengen.
[gedaagde partij] heeft bij akte van 29 september 2015 van deze mogelijkheid gebruik gemaakt waarna International Card Services een antwoordakte heeft genomen op 13 oktober 2015.
Vervolgens is wederom vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. De inhoud van de vonnissen van 31 maart en 8 september 2015 moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd en de daarvan deel uitmakende overwegingen worden gehandhaafd.
2. [gedaagde partij] heeft de aangifte van diefstal van zijn creditcard van 9 december 2014 in het geding gebracht.
3. Bij antwoordakte heeft International Card Services gesteld dat de aangifte geen bewijs is voor de diefstal of vermissing van de creditcard. Dit kan ook zijn gedaan om onder de vordering van International Card Services uit te komen. De boete ligt volgens haar, ongeacht vermissing of diefstal van de kaart, voor toewijzing gereed.
4. De kantonrechter oordeelt als volgt. Zoals in het tussenvonnis van 8 september 2015 is overwogen, moet het antwoord op de vraag of het boetebeding onredelijk bezwarend is, worden bezien in samenhang met de door International Card Services gevorderde dwangsom.
5. International Card Services heeft gesteld zij de totale boete reeds in het boetebeding heeft gemaximeerd tot € 1.000,-, zodat volgens haar niet kan worden gesproken van een oneerlijk boetebeding. Zij merkt daarbij op dat zij in haar algemene voorwaarden aansluiting heeft gezocht bij aanbeveling 4 van het Rapport Ambtshalve toetsing van Europees consumentenrecht van het LOVCK. Naar het oordeel van de kantonrechter is het op zichzelf niet onredelijk bezwarend dat een partij zijn wederpartij probeert aan te sporen om de creditcard te retourneren en onrechtmatig gebruik tracht te voorkomen door een dwangsom of boete. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat in dit geval, ondanks het feit dat International Card Services de boete heeft gematigd tot € 1.000,- zoals is opgenomen in aanbeveling 4 van voormeld rapport, er toch sprake is van een onredelijk bezwaren beding nu er eveneens een dwangsom wordt gevorderd. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat [gedaagde partij] onevenredig hoge bedragen betaalt terwijl International Card Services bovendien heeft bedongen de geleden schade door onbevoegd gebruik ook nog eens afzonderlijk als schadevergoeding te kunnen vorderen. Een en ander maakt het boetebeding naar het oordeel van de kantonrechter onredelijk. Het boetebeding wordt daarom vernietigd en de vordering ter zake van de boete wordt afgewezen.
6. Met betrekking tot de dwangsom overweegt de kantonrechter als volgt. In het tussenvonnis van 31 maart 2015 is overwogen dat het voor het bewijs van de gestelde diefstal c.q. vermissing voorshands volstaat dat [gedaagde partij] een afschrift van de aangifte in het geding brengt ter zake van zijn stelling dat de creditcard gestolen is dan wel dat hij deze kwijt is. Met het in het geding brengen van voornoemd stuk wordt het er dan ook voorshands voor gehouden dat de creditcard is gestolen dan wel vermist is. Het had vervolgens op de weg van International Card Services gelegen concrete contra-indicaties aan te dragen door bijvoorbeeld het gebruik in de periode waarvan [gedaagde partij] stelt dat hij de creditcard niet meer in zijn bezit had uiteen te zetten. Dit heeft zij evenwel niet gedaan, noch heeft zij een gemotiveerd bewijsaanbod gedaan. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat niet is gebleken dat [gedaagde partij] de creditcard nog in zijn bezit heeft en dat de gevorderde dwangsom eveneens wordt afgewezen.
7. Met betrekking tot het gevorderde bedrag van € 2.323,12 aan hoofdsom overweegt de kantonrechter dat [gedaagde partij] dit bedrag niet heeft betwist en derhalve wordt toegewezen.
8. Het gevorderde bedrag ter zake buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten daarvoor voorgeschreven tarief en zal worden toegewezen.
9. [gedaagde partij] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen kwijting aan International Card Services te betalen € 2.669,27 vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.323,12 vanaf 7 november 2014 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde partij] tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van International Card Services tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 462,- aan griffierecht, € 93,80 aan explootkosten en € 350,- voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, kantonrechter, en op 2 februari 2016 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
eh