ECLI:NL:RBNNE:2016:4390

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
C/18/l66500 / PR RK 16-158
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek wegens een gehonoreerd uitstelverzoek

In deze zaak heeft verzoeker [A] op 18 april 2016 mr. P. Molema gewraakt in een andere procedure (C/18/166071/PR RK 16-136) omdat hij meende dat de behandeling van zijn verzoek tot het leggen van conservatoir beslag te lang op zich liet wachten. Verzoeker stelde dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechter, omdat hij niet was gehoord over een uitstelverzoek van de verwerende partij dat kort voor de zitting was ingediend en gehonoreerd. Mr. Molema heeft op zijn beurt aangegeven dat hij het uitstelverzoek heeft ingewilligd om beide partijen te horen, wat volgens hem geen schijn van partijdigheid oplevert. De wrakingskamer, bestaande uit mr. P.J. Duinkerken, A.M.A.M. Kager en M.A.B. Faber-Siermann, heeft op 21 april 2016 de zaak behandeld. De wrakingskamer overweegt dat de rechter in beginsel onpartijdig moet worden geacht, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dat tegenspreken. De wrakingskamer concludeert dat hoewel de behandeling van het verzoek te lang heeft geduurd en verzoeker niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het uitstelverzoek, dit niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen en de zaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/18/l66500 / PR RK 16-158
Datum beslissing: 21 april 2016
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van
[A]
kantoorhoudende te [plaatsnaam],
verzoeker,
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1
[A] heeft bij brief van 18 april 2016 mr. P. Molema als rechter in deze rechtbank in de zaak met nummer C/18/166071/PR RK 16-136 gewraakt.
1.2
Bij e-mailbericht van 18 april 2016 heeft mr. Molema kenbaar gemaakt dat hij niet in het wrakingsverzoek berust.
1.3
Op 21 april 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, en mrs. A.M.A.M. Kager en M.A.B. Faber-Siermann, leden.
1.4
[A] is ter zitting verschenen n heeft het woord gevoerd aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota. Mr. Molema is met kennisgeving niet ter zitting verschenen.
1.5
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.Het standpunt van [A]

2.1
legt - zakelijk weergegeven - aan het verzoek ten grondslag dat uitgangspunt is dat de behandeling van een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag met de nodige voortvarendheid ter hand moet worden genomen. De behandeling van zijn verzoek laat onevenredig lang op zich wachten, terwijl hij er een zwaarwegend belang bij heeft dat zijn verzoek met spoed wordt behandeld en afgehandeld. Het ontbreken van de nodige voortvarendheid brengt met zich dat er sprake is van vooringenomenheid van de behandelend rechter. Voorts is er strijd met hoor en wederhoor omdat hij niet is gehoord en evenmin is geïnformeerd over een - niet nader gemotiveerd en onderbouwd - uitstelverzoek van de verwerende partij dat daags voor de zitting is ingediend en werd gehonoreerd. Ook dat tekent de vooringenomenheid en bevoordeling door de rechter van de schuldenaar.

3.Het standpunt van mr. Molema

3.1
Mr. Molema voert, samengevat weergegeven en voor zover voor de beoordeling van belang, aan dat het bij verzoeken als de onderhavige uitgangspunt is dat de verwerende partij wordt gehoord alvorens op het verzoek wordt beslist. Het verzoek zou op maandag
18 april 2016 worden behandeld. De verwerende partij heeft op vrijdag 15 april 2016 verzocht om de behandeling uit te stellen. Dit verzoek heeft mr. Molema op maandagochtend 18 april 2016, enkele uren voor aanvang van de zitting, bereikt. Omdat
mr. Molema - overeenkomstig de aanbevelingen uit de beslagsyllabus - beide partijen wenste te horen, heeft hij besloten het uitstelverzoek te honoreren. Hij heeft de griffer aan [A] laten mededelen dat de zitting zou worden uitgesteld en dat een nieuwe behandeling binnen enkele dagen, op 22 april 2016 zou plaatsvinden.
Mr. Molema stelt zich op het standpunt dat de enkele omstandigheid dat hij een eenzijdig verzoek tot uitstel heeft ingewilligd, geen schijn van partijdigheid oplevert.

4.De beoordeling

4.1
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Rv en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
4.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
4.3
Kort samengevat heeft [A] zijn wrakingsverzoek gebaseerd op het feit dat de
behandeling van zijn verzoek tot het leggen van conservatoir beslag onevenredig lang op zich laat wachten, terwijl hij belang heeft bij een spoedige beslissing. Daarnaast is sprake van schending van het beginsel van hoor en wederhoor omdat hij niet gehoord is over en niet gekend is in het uitstelverzoek van de verwerende partij. Hiermee heeft de behandelend rechter blijk gegeven van vooringenomenheid.
4.4
De wrakingskamer merkt op dat in artikel 720 Rv uitdrukkelijk staat vermeld dat de verwerende partij in de gelegenheid moet worden gesteld om te worden gehoord op het verzoek tot het leggen van loonbeslag. Inherent daaraan is dat een dergelijk verzoek minder voortvarend kan worden behandeld dan een regulier verzoek tot conservatoir beslag. Niettemin brengen de beginselen van behoorlijke procesorde met zich dat ook op een verzoek tot het leggen van loonbeslag met voortvarendheid wordt beslist, alsmede dat
[A] in de gelegenheid gesteld had moeten worden om te worden gehoord op het uitstelverzoek van de wederpartij. De wrakingskamer kan [A] in zoverre in zijn verzoek volgen dat de behandeling van het verzoek te lang is blijven liggen en dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het uitstelverzoek. Echter deze omstandigheden, rechtvaardigen op zich zelf niet het oordeel dat er sprake is van vooringenomenheid bij de behandelend rechter.
4.5.
Een en ander in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de slotsom dat het wrakingsverzoek van [A] zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking van mr. Molema af;
bepaalt dat de zaak (met zaaknummer C/18/166071/PR RK 16-136) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [A], mr. Molema en mevrouw [B].
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, en mrs. A.M.A.M. Kager en M.A.B. Faber-Siermann, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2016.
jcn