Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Stichting Vanboeijen,
1.Het procesverloop
2.De feiten
zaaknummer: 4113990 \ EJ VERZ 15-52).
3.Het verzoek
"het gebruik maken van onware, misleidende en/of manipulatieve verhalen die erop gericht zijn een door iemand gewenst beeld te creëren van de situatie of met een doel ten eigen faveure".Ook hebben zij samen de vorming van "kampen" binnen Vanboeijen versterkt. Vanboeijen stelt verder dat de beide dames verantwoordelijk moeten worden gehouden voor de in het rapport benoemde gesloten, angst- c.q. afrekencultuur binnen de organisatie. Volgens Vanboeijen blijkt uit het rapport duidelijk dat met name door schuld en toedoen van [MT-lid 1] en [verweersters] er een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie tussen hen en [bestuurder] is ontstaan. Ook [interim-bestuurder 1] was volgens Vanboeijen van mening dat het op basis van het rapport onmogelijk was om [verweersters] in haar functie te handhaven en dat dit enkel frustrerend zou werken op het in te zetten veranderingsproces bij Vanboeijen. [interim-bestuurder 2] , de Raad van Toezicht, de Centrale Verwantenraad en de Medezeggenschapsraad zijn deze mening ook toegedaan. Dit blijkt naar zeggen van Vanboeijen tevens uit het feit dat de klankbordgroep zich unaniem kon vinden in (de conclusie van) het rapport. Terugkeer van [verweersters] zou naar stelling van Vanboeijen funest zijn voor de continuïteit van de organisatie en het proces van herstel dat sinds kort onder leiding van een nieuw bestuur en nieuw MT is ingezet en zou door een groot deel van de organisatie niet worden geaccepteerd. De bijval die de onderzoeker tijdens zijn presentatie kreeg, ondersteunt volgens Vanboeijen haar stelling dat er geen enkel draagvlak voor terugkeer van [verweersters] bestaat en zou leiden tot een onhoudbare situatie. Herplaatsing ligt gelet daarop en het verwijtbaar handelen van [verweersters] voor Vanboeijen niet in de rede.
4.Het verweer
5.De beoordeling
[verweersters]in haar functie te handhaven, is door (de gemachtigde van) Vanboeijen gesteld, maar blijkt naar oordeel van de kantonrechter nergens uit. Het rapport biedt daarvoor onvoldoende basis. De in het rapport geschetste problemen en de in de tussentijdse rapportage genoemde voorbeelden, zien naar het oordeel van de kantonrechter niet specifiek op de arbeidsverhouding met [verweersters] maar meer op de ontstane problemen door verschillen van inzichten tussen [bestuurder] enerzijds en [verweersters] en/of [MT-lid 1] en/of het (voormalige) gehele MT anderzijds. Het feit dat er als gevolg van de problematiek kennelijk "kampen" zijn ontstaan in de organisatie en [verweersters] deel uit maakte van één van deze kampen is haast onvermijdelijk en zonder meer geen reden om tot toewijzing van het verzoek over te gaan. Dat [verweersters] de vorming van deze kampen zou hebben verstrekt dan wel - naast [MT-lid 1] - volledig verantwoordelijk moet worden gehouden voor de in het rapport benoemde gesloten, angst- c.q. afrekencultuur en veroorzaker van de zogenaamde "spin" in de organisatie, zoals door Vanboeijen gesteld, heeft de kantonrechter niet kunnen vaststellen.