Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiseres 2],
[eiser],
[gedaagde],
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 september 2016;
- de mondelinge behandeling op 3 oktober 2016;
- de pleitnota van [eiseres 1] ;
- de pleitnota van gedaagden..
zaaknummer: 363267 / CV EXPL 13-199) heeft de kantonrechter [eiseres 1] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 22.793,98 aan Diamond Invest alsmede tot betaling van een boete van € 250,00 per dag vanaf 20 december 2012 tot de dag waarop [eiseres 1] het gehuurde feitelijk weer in gebruik hebben genomen en tot betaling van de proceskosten.
(zaaknummer: 200.137.579/01)heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voornoemd vonnis van de rechtbank van 18 juni 2013 vernietigd. Partijen zijn hiertegen niet in cassatie gegaan.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Hoge Raad 1 april 2016, JIN 2016/87) is naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat dit het geval is. Een partij die dreigt met executie - waardoor de wederpartij gedwongen is om over te gaan tot nakoming van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, voordat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan - handelt op grond van deze jurisprudentie in beginsel onrechtmatig en is bij een latere vernietiging van dit vonnis schadeplichtig. De betekening van het vonnis ter inleiding van de executie, is reeds voldoende om aan te nemen dat sprake is van dreiging met executie. In dit geval staat vast dat Diamond Invest ook daadwerkelijk is overgegaan tot executie en [eiseres 1] naar aanleiding daarvan tot betaling zijn overgegaan. Daarom is er naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter sprake van onrechtmatig handelen zijdens Diamond Invest. Dit maakt dat zij na de vernietiging van het vonnis door het gerechtshof schadeplichtig is geworden jegens [eiseres 1] .
HR 6 oktober 1989, NJ 1990/286: Beklamel) een specifieke zorgvuldigheidsnorm ontwikkeld, waar beide partijen in de onderhavige zaak naar hebben verwezen. Deze zorgvuldigheidsnorm houdt in dat een bestuurder aansprakelijk kan zijn uit onrechtmatige daad wanneer hij de rechtspersoon een overeenkomst laat sluiten met een derde terwijl hij weet of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat de rechtspersoon niet, of niet binnen een redelijke termijn, aan haar verplichtingen zal kunnen voldoen en geen verhaal zal bieden voor de schade die de derde ten gevolge van de wanprestatie lijdt. Die zorgvuldigheidsnorm moet – zo oordeelt de voorzieningenrechter - ook in acht worden genomen bij de beslissing of al of niet tot executie van vonnis zal worden overgegaan. Dat sprake is van schade zijdens [eiseres 1] is in dit geval niet in geschil. Gelet op het door Diamond Invest gedane beroep op betalingsonmacht, is het naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter daarnaast voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een dergelijke schending van de zorgvuldigheidsnorm door de bestuurders van Diamond Invest. Dat de situatie er ten tijde van het nemen van de executiemaatregelen veel rooskleuriger uitzag dan in 2015, zoals door [gedaagde] ter zitting is betoogd, ziet de voorzieningenrechter vooralsnog niet in. Vooral niet omdat door gedaagden is aangeven dat het onroerend goed van Diamond Invest als gevolg van de kredietcrisis "al jaren onder water" staat. Ten tijde van de executie stond bovendien al vast dat [eiseres 1] hoger beroep hadden ingesteld tegen het vonnis. Het desondanks executeren leidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot directe aansprakelijkheid jegens [eiseres 1] van Megalim als moedermaatschappij van Diamond Invest en daarmee van [gedaagde] als de feitelijke bestuurder en beleidsbepaler van Megalim. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat het [gedaagde] is geweest die de daadwerkelijke beslissing heeft genomen om tot executie van het vonnis over te gaan. Nu de kort geding procedure zich niet leent voor bewijslevering, worden gedaagden niet in de gelegenheid gesteld om hun verweer op dit punt alsnog nader aan te tonen, zoals door [gedaagde] ter zitting aangevoerd.