ECLI:NL:RBNNE:2016:4833

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
1 november 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 3998
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor herinvullen zalen- en snookercentrum en bioscoop te Dokkum

Op 2 november 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor het herinvullen van een zalen- en snookercentrum en bioscoop te Dokkum. De vergunninghouder had op 14 september 2016 een omgevingsvergunning verkregen voor de activiteiten bouwen van een bouwwerk en handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen dit besluit, vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesden voor overlast door het project.

De voorzieningenrechter overwoog dat er sprake moest zijn van onverwijlde spoed om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 25 oktober 2016 werd vastgesteld dat het project al was uitgevoerd en het sportcafé inmiddels geopend was. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekers niet eerder een verzoek hadden ingediend en dat de vrees voor overlast niet voldoende was onderbouwd. Het akoestisch onderzoek wees uit dat er voldoende maatregelen waren getroffen om geluidsbelasting te beperken.

Uiteindelijk oordeelde de voorzieningenrechter dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was. De kosten voor het schorsen van het gebruik van de vergunning zouden onevenredig zijn in verhouding tot het belang van de verzoekers. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J. Bastin, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. Hofman, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 16/3998
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 november 2016 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekers], te [plaats], verzoekers

(gemachtigde: mr. M. Spithoff),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Wielstra-Veenstra).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghouder], te [plaats].

Procesverloop

Bij besluit van 14 september 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [vergunninghouder] (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het herinvullen van het zalen- en snookercentrum en bioscoop op de locatie [adres] te [plaats]. De omgevingsvergunning is verleend ten behoeve van de activiteiten bouwen van een bouwwerk en handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2016. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.1.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over de geschillen in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedures.
1.2.
Aangezien tijdig bezwaar is gemaakt tegen de besluiten waarop het verzoek betrekking heeft en deze rechtbank in de hoofdzaak bevoegd zal zijn, is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Ook overigens is er geen beletsel het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk te achten.
2. Op 26 februari 2016 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor het herinvullen van het zalen- en snookercentrum en bioscoop op de locatie [adres] te [plaats].
2.1.
Op 20 april 2016 heeft de commissie voor welstandsadvisering en monumentenzorg Hûs en Hiem een positief welstandsadvies afgegeven ten behoeve van het project.
2.1.1.
Bij brief van 14 juni 2016 heeft het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Fryslân verweerder geadviseerd voor wat betreft het onderdeel brandveiligheid akkoord te gaan met de aanvraag.
2.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het herinvullen van het zalen- en snookercentrum en bioscoop op de locatie [adres] te [plaats]. De omgevingsvergunning is verleend ten behoeve van de activiteiten bouwen van een bouwwerk en handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening.
2.3.
Op 20 oktober 2016 is het voormalig snookercentrum, aangevuld met een sportcafé geopend.
3. Zoals hiervoor overwogen dient sprake te zijn van onverwijlde spoed. Dit betekent dat tot het treffen van een voorziening in het algemeen slechts aanleiding zal bestaan indien op grond van de beschikbare gegevens moet worden geoordeeld dat zonder die voorziening het voor degene die om een voorziening verzoekt uit het bestreden besluit voortkomend nadeel onevenredig is in verhouding tot het met dat besluit te dienen belang.
3.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het project waarvoor de vergunning is verleend al is uitgevoerd en het sportcafé inmiddels open is gegaan. Verzoekers hebben het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening eerst ingediend nadat de bouwwerkzaamheden reeds waren afgerond. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet valt in te zien dat verzoekers niet eerder een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hebben ingediend. Er is door verzoekers thans aangevoerd dat aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen omdat het, nu het sportcafé geopend is, onmogelijk zal zijn om de gevolgen van de uitvoering van het besluit later nog te herstellen, waarbij wordt verwezen naar schade door overlast.
3.1.1.
De voorzieningenrechter ziet in de enkele vrees voor overlast thans geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. In dit verband overweegt de voorzieningenrechter dat uit het, bij de ruimtelijke onderbouwing behorend, akoestisch onderzoek van Akoestisch Buro Tilman van 22 augustus 2016 volgt dat voldoende maatregelen zijn getroffen om er voor te zorgen dat de geluidsbelasting op de appartementen aan de [adres 2] niet te hoog is. Deze maatregelen hebben een groot effect op de geluidsbelasting bij de al bestaande woningen in de omgeving. De geluidsbelasting op de voorgevel van het dichtstbijzijnde pand, de kapsalon aan de [adres 3], zakt naar een (niet meetbare) waarde van 4 dB. De woningen van verzoekers bevinden zich op een grotere afstand van het sportcafé, dus daar zal de geluidsbelasting nihil zijn.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter leidt het door verzoekers overgelegde rapport van Bloemberg Akoestiek niet tot een ander oordeel. In dit rapport wordt opgemerkt dat in het akoestisch onderzoek van Akoestisch Buro Tilman voor de snookerzaal duidelijk en onderbouwd wordt aangegeven welke maatregelen worden getroffen om aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit te voldoen. Wel wordt in het rapport van Bloemberg Akoestiek opgemerkt dat door het geven van feesten in de bioscoopzaal op de eerste verdieping geluidsoverlast ontstaat bij de omliggende woningen. De voorzieningenrechter overweegt in dit verband dat de voorwaarde in de omgevingsvergunning dat de bovenzalen niet mogen worden gebruikt
voor muziekevenementen betrekking heeft op het reguliere gebruik van deze zalen. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat dit in de beslissing op bezwaar duidelijker zal worden aangegeven. Op basis van artikel 4.1.3 van de Algemeen Plaatselijke Verordening is het mogelijk om twaalf keer per jaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn. Deze festiviteitenregeling geldt voor elke (type A of B) inrichting. Voor het Oktoberfest is een melding op basis van de festiviteitenregeling gedaan. De voorzieningenrechter ziet thans geen grond voor het oordeel dat in onevenredige mate sprake zal zijn van overlast voor omwonenden. Hierbij acht de voorzieningenrechter van belang dat het feest al om 20.00 uur begint en tot uiterlijk 01.00 uur duurt.
3.1.2.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat thans niet aannemelijk is dat voor wat betreft verkeersbewegingen en parkeerproblematiek sprake zal zijn van onevenredige overlast. In dit verband heeft verweerder opgemerkt dat veel bezoekers niet met de auto zullen komen. De parkeermogelijkheden in de binnenstad zijn beperkt en duur en daarom zal met name gebruik worden gemaakt van het dichtbij zijnde (gratis) parkeerterrein De Helling aan de overzijde van de gracht. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoekers in dit kader hebben aangevoerd thans geen aanleiding hieraan te twijfelen.
3.1.3.
Voorts acht de voorzieningenrechter van belang dat zich in het pand een rookruimte bevindt, waardoor geen (geluids)overlast kan ontstaan van bezoekers die tijdelijk het café verlaten om te kunnen roken. Ter zitting heeft vergunninghouder te kennen gegeven dat bewakers bij de deur staan teneinde dit te kunnen waarborgen. Vergunninghouder heeft verder, onbestreden, veel ervaring in de horeca, en gaat preventief te werk als het gaat om bijvoorbeeld alcohol- en drugsmisbruik.
3.1.4.
Gelet op het voorgaande, alsmede in ogenschouw genomen de omstandigheid dat het project waarvoor de vergunning is verleend al is uitgevoerd, het sportcafé inmiddels open is gegaan en de kosten die vergunninghouder hiervoor reeds zal hebben moeten gemaakt, alsook de kosten die schorsing van het gebruik van het primaire besluit met zich zal brengen, kan niet worden geoordeeld dat het voor verzoekers uit het bestreden besluit voortkomend nadeel onevenredig is in verhouding tot het met het besluit te dienen belang.
3.1.5.
Onder deze omstandigheden is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient, wegens gebrek aan spoedeisend belang, te worden afgewezen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.T. Hofman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
2 november 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.