Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding (met producties);
- de door BNL overgelegde producties;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [eiser] ;
- de pleitnota van BNL.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 november 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en BNL Timmerbedrijf B.V. [eiser], vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M. Pol, vorderde de opheffing van conservatoir beslag dat door BNL was gelegd op zijn bankrekening en onroerende zaken. BNL, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. de Vries, had eerder facturen gestuurd aan Villa Forte B.V., waarvan [eiser] (middellijk) bestuurder is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang was bij de vordering van [eiser].
De rechtbank overwoog dat volgens artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een conservatoir beslag kan worden opgeheven als er sprake is van ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht of als het beslag onnodig is. [eiser] stelde dat hij geen partij was bij de overeenkomst met BNL en dat de vorderingen waarop het beslag was gebaseerd ondeugdelijk waren. BNL voerde aan dat [eiser] als bestuurder van Villa Forte aansprakelijk kon worden gehouden.
Na een belangenafweging concludeerde de voorzieningenrechter dat, hoewel de vorderingen van BNL niet summierlijk ondeugdelijk waren, er een grote noodzaak bestond voor [eiser] om het beslag op te heffen, gezien zijn acute geldnood. De rechtbank besloot het beslag op te heffen en BNL te veroordelen in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.