ECLI:NL:RBNNE:2016:5121

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
18-950046-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt, uitvoer naar België, witwassen en voorhanden hebben van een riotgun

Op 18 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt, uitvoer van hennep naar België, witwassen en het voorhanden hebben van een riotgun. De verdachte, bijgestaan door mr. V. Wolting, werd geconfronteerd met meerdere feiten die zich in de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2016 hebben voorgedaan. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de feiten 1, 2, 4 en 5, maar sprak de verdachte vrij van de feiten 3 en 6, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig was.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen een hennepkwekerij had geëxploiteerd en hennep naar België had uitgevoerd. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte geldbedragen had witgewassen, waarbij hij de herkomst van deze bedragen verhulde. Ook het voorhanden hebben van een riotgun en munitie werd bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op en verklaarde de in beslag genomen geldbedragen en voertuigen verbeurd.

De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven die niet alleen schadelijk zijn voor de volksgezondheid, maar ook bijdragen aan criminaliteit en overlast in de samenleving. De rechtbank benadrukte het gevaar van het voorhanden hebben van een vuurwapen en de noodzaak om dergelijke wapens uit de maatschappij te weren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/950046-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 november 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wonende te [woonadres] [plaats] ,
thans verblijvende [te verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 04 november 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2016, in de gemeente Eemsmond,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelijk, in de uitoefening van een beroep of
bedrijf (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig
heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
(telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld
in de bij deze wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdfstip, in of omstreeks
de periode van 1 januari 2016 tot 20 mei 2016 in Nederland tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht in de zin van artikel 1
van de Opiumwet een hoeveelheid hennep, zijnde hennep (telkens) een middel in
de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet;
3.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2016 te [pleegplaats 1] , gemeente
Eemsmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten
dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, (telkens) waarbij verdachte en/of zijn
mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik
hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse
sleutel;
4.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2016, in de gemeente(n) Eemsmond
en/of Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, (telkens)
- A.
van een of meer voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen, een of meer horloges, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel
- B.
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op de/het onder A genoemde voorwerp(en) was/waren en/of
- C.
heeft verborgen en/of verhuld wie de/het onder A genoemde voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- D.
de/het onder A genoemde voorwerp(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl verdachte en/of die mededader(s) (telkens) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat de/het onder A genoemde voorwerp(en)
-onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
hij op of omstreeks 20 mei 2016 te [pleegplaats 2] , gemeente Coevorden, een wapen van categorie III, te weten een riot gun, en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
6.
hij op of omstreeks 20 mei 2016 te [pleegplaats 2] , gemeente Coevorden, althans in
Nederland, opzettelijk een of meer bankbiljetten van 50 euro die verdachte
zelf had nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte,
toen hij die bankbiljetten ontving bekend was, met het oogmerk om ze als echt
en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit observaties, baken- en telefoontapgegevens, het aantreffen van geoogste hennepplanten in [pleegplaats 1] en de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1/ medeverdachte 1] en [naam getuige 2/ medeverdachte 2] voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander een hennepkwekerij in werking heeft gehad (feit 1) en hennep buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en wel naar België (feit 2). De officier van justitie heeft vrijspraak voor feit 3 gevorderd, nu voor dit feit geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. De officier van justitie acht het onder 4 ten laste gelegde witwassen bewezen, nu bij verdachte grote sommen contant geld en een duur horloge zijn aangetroffen, terwijl verdachtes inkomsten kwamen uit een nauwelijks rendabele metalenhandel. Ten slotte acht de officier van justitie de feiten 5 en 6 bewezen, nu het wapen (feit 5) en het valse geld (feit 6) bij een doorzoeking bij verdachte zijn aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat feit 2 (uitvoer van hennep) en feit 5 (het voorhanden hebben van een wapen) kunnen worden bewezen, nu verdachte deze ter terechtzitting heeft bekend. De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de overige feiten. Verdachte ontkent dat hij zich als (mede)pleger heeft schuldig gemaakt aan feit 1, nu hij niet betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in [pleegplaats 1] . Tevens is er geen bewijs van diefstal van elektriciteit in het dossier aanwezig (feit 3). De raadsman acht het witwassen (feit 4) eveneens niet te bewijzen, nu de herkomst van het aangetroffen geld kan worden verklaard, zijnde afkomstig uit legaal vermogen en legale inkomsten. Tenslotte dient vrijspraak te volgen terzake van het aangetroffen vals geld (feit 6), nu verdachte bij het ontvangen van geld niet wist dat het valse bankbiljetten betrof en hij ook geen oogmerk had om deze bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 3 en 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat terzake van diefstal van elektriciteit (feit 3) geen bewijs in het dossier aanwezig is, te meer nu namens Enexis is medegedeeld dat er geen elektriciteit is weggenomen. Daarnaast acht de rechtbank feit 6 niet bewezen, nu geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte het oogmerk heeft gehad om de valse bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt hierbij dat op grond van de observaties, baken- en telefoontapgegevens, het aantreffen van een geoogste hennepkwekerij in [pleegplaats 1] en de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1/ medeverdachte 1] en [naam getuige 2/ medeverdachte 2] wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] een hennepkwekerij in werking heeft gehad (feit 1) en hennep buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (feit 2). Daarbij komt dat verdachte feit 2 heeft bekend.
Tevens acht de rechtbank bewezen dat verdachte geldbedragen heeft witgewassen (feit 4) door de herkomst ervan te verhullen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte hennep (geoogst in [pleegplaats 1] ) heeft verkocht. De inkomsten uit hennephandel heeft verdachte verhuld door voor te spiegelen dat de aangetroffen geldbedragen zijn verkregen uit de handel in metalen. De verklaring van verdachte dat de bij hem aangetroffen geldbedragen afkomstig zijn van contante betalingen van verkoop van metalen acht de rechtbank evenwel niet aannemelijk, gelet op de relatieve grote hoeveelheid aangetroffen geld, terwijl van geregistreerde verifieerbare legale inkomsten en legaal vermogen niet is gebleken. Het kan volgens de rechtbank dan ook niet anders zijn dat de bij verdachte inbeslaggenomen geldbedragen afkomstig zijn uit de verkoop van hennep en derhalve zijn witgewassen. Tenslotte acht de rechtbank feit 5, het voor handen hebben van een riotgun en munitie, bewezen, hetgeen door verdachte ook wordt bekend.
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, onderzoeksnummer: NN3R016016-RUMIL, houdt onder meer -zakelijk weergegeven- in:
- Uit een door een observatieteam uitgevoerde observatie (pagina 157ev) van verdachten [medeverdachte] en [verdachte] werd op 25 maart 2016, vanaf 14.05 uur, vastgesteld dat zij zich samen verplaatsten in het voertuig van [verdachte] , een witte Mercedes [type] gekentekend [kenteken 1] Verdachten [medeverdachte] en [verdachte] reden samen naar [pleegplaats 1] . Hier werd gezien dat:
- zij samen uit de auto gingen en een pand en/of schuur bezochten aan [adres 1] en/of
[adres 2] in [pleegplaats 1] . Na ongeveer 30 minuten reden [medeverdachte] en [verdachte] weer terug.
Uit een door een observatieteam uitgevoerde observatie (pagina 161) van verdachten [medeverdachte] en [verdachte] werd op 29 april 2016, vanaf 09.25 uur, vastgesteld dat:
- zij zich verplaatsen in het voertuig voorzien van het [kenteken 1] , Mercedes-Benz, [type] . Dat beiden verdachten met dit voertuig bij de [adres 1] te [pleegplaats 1] aankomen en
het betreffende pand betraden. [verdachte] had hierbij een tas in zijn handen.
Uit een door een observatieteam uitgevoerde observatie (pagina 175) van verdachten [medeverdachte] en [verdachte] werd op 13 mei 2016, vanaf 09.15 uur, vastgesteld dat:
- zij met de Mercedes naar [pleegplaats 1] te rijden.
- de Mercedes werd geparkeerd en dat [medeverdachte] met een tas naar de achterzijde van het pand
[adres 1] liep.
- [verdachte] met diverse spullen, onder andere een container, naar de achterzijde van het pand [adres 1] liep.
- [medeverdachte] het pand [adres 1] aan de voorzijde binnenging.
- [verdachte] het pand [adres 1] naar binnen liep.
- de bewoner van het pand geld in zijn handen had en dit in zijn portemonnee deed.
Verbalisant [naam] verklaart (pagina 26): In de periode 20 april 2016 tot 21 mei 2016 werd het voertuig, Mercedes [kenteken 1] , in gebruik bij [verdachte] , voorzien van een plaats bepalend baken. Er is onder gebleken dat betreffend voertuig in ieder geval op 24 april, 2, 6,13 en 18 mei 2016 in [pleegplaats 1] is geweest.
Verbalisant [naam] verklaart (pag 11): Uit de tap op het [telefoonnummer 1] [medeverdachte] blijkt dat er telefonisch contact is met het [telefoonnummer 2] . Uit onderzoek blijkt dat de gebruiker van dit nummer is genaamd [naam getuige 1/ medeverdachte 1] , wonende te [pleegplaats 1] , [adres 1] .
Uit telecommunicatie (pagina 617ev) gevoerd door [medeverdachte] de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij verdachte [naam getuige 1/ medeverdachte 1] , blijkt dat:
- [medeverdachte] afspraken maakte met [naam getuige 1/ medeverdachte 1] om langs te komen,
- [medeverdachte] overlegde met [naam getuige 1/ medeverdachte 1] wanneer hij geld kreeg,
- [medeverdachte] vroeg aan [naam getuige 1/ medeverdachte 1] om de visjes (hennep) te draaien.
Ook blijkt uit het telecommunicatie onderzoek, dat na een gemaakte afspraak, de telefoons van [medeverdachte] en van [verdachte] zich beide naar [adres 1] te [pleegplaats 1] verplaatsen.
Op 20 mei 2016 werd een doorzoeking verricht (pagina 852ev) in de woning van de verdachte [naam getuige 1/ medeverdachte 1] aan [adres 1] te [pleegplaats 1] . Ten tijde van de zoeking in de woning werd een reeds geoogste hennepkwekerij aangetroffen. Bij deze ontruiming is in totaal 3283 gram hennep in beslag genomen.
[naam getuige 1/ medeverdachte 1] heeft verklaard (pagina 890ev): Ik woon aan [adres 1] te [pleegplaats 1] . Deze woning is van mij. Het geld dat ik bij me had heb ik gekregen van de jongens voor de eerste oogst. Die jongens heten [medeverdachte] die andere naam weet ik niet. Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 2] . U toont mij een foto van [medeverdachte] , ik ken hem als [medeverdachte] . Hij komt uit [land] en woont in [woonplaats] . [medeverdachte] is vorige week bij mij geweest, hij kwam die rommel keren wat lag te drogen. Ik bedoel de wiet in de droognetten. Voordat hij bij mij komt belt hij me altijd op. Hij komt altijd samen met een andere jongen in een witte Mercedes. Die Mercedes is van die andere jongen, die reed altijd. Ze kwamen 1 á 2 keer per week. Dan gaven ze water en voeding. Er stonden ongeveer 115 planten. Ongeveer 15 weken geleden hebben ze voor het eerst planten op zolder gezet. [medeverdachte] had dit aan mij gevraagd. [medeverdachte] heeft de kwekerij van [naam] overgenomen. Ze hebben er nieuw spul ingezet. U leest mij enkele telefoongesprekken voor. Dat zijn gesprekken tussen mij en [medeverdachte] . Ik kreeg ongeveer 200 Euro voor het gebruik van mijn zolder. Ik kreeg dit geld van [medeverdachte] . Ik kreeg dit vorige week van hem in de woonkamer. Dit was de eerste keer dat ik geld van [medeverdachte] kreeg. De oogst was 6 weken geleden gebeurd. Ze verpakten de wiet in zwarte sealzakken, en dan deden ze dit in boodschappentassen. U leest nog een gesprek voor. Dit ging over wiet drogen. Ik heb twee keer voor hen de wiet omgedraaid, dat scheelde hun een rit uit [plaats] . Vorig week of een week daarvoor is de 2 oogst geweest. Dat deden ze met zijn tweeën. U laat mij een foto zien, dat kan de maat van [medeverdachte] wel zijn. Dat is de man van de witte Mercedes. Vorige keer hadden ze een grote spuit bij zich, dit was om een groener blad te krijgen.
Uit een door een observatieteam uitgevoerde observatie (pagina 165ev) van verdachten [medeverdachte] en [verdachte] werd op 03 mei 2016, vanaf 07.56 uur, vastgesteld dat:
- [verdachte] rijdend in het voertuig voorzien van [kenteken 1] onderweg gaat naar België.
- in [plaats] (België), het terrein van [bedrijf] , gevestigd [straat] te [plaats] , hebben beide verdachten contact hebben met een persoon (NN1). Bij deze ontmoeting een rood koffertje wordt overhandigd aan NN1.
Uit onderzoek (pagina 172ev) is gebleken dat de persoon welke in voornoemde observatie NN1 is genoemd in werkelijkheid is genaamd [naam getuige 2/ medeverdachte 2] .
Verbalisant [naam] verklaart (pagina 25): Uit observatie en telecomonderzoek is gebleken dat verdachte [verdachte] geregeld naar België gingen bij [bedrijf] te [plaats] (België) een bezoek aflegde. Bij dit bezoek nam hij oude metalen mee en overhandigden hij de eigenaar van het bedrijf [naam getuige 2/ medeverdachte 2] een rood koffertje.
[naam getuige 2/ medeverdachte 2] heeft verklaard (pagina 1052ev): Ik werk bij het [bedrijf] , dit bedrijf doet in oude metalen. De persoon op de foto herken ik als [verdachte] , dit is een opkoper van metaal. Ik kocht maandelijks marihuana van [verdachte] . Hij nam dit mee in de vrachtauto. Hij kon telkens leveren; het leek net een shop. In het rode kistje welke ik kreeg van [verdachte] zat marihuana. Ik betaalde [verdachte] contant voor de weed. [verdachte] heeft in de afgelopen 2 jaar meerdere keren weed aan mij geleverd. Ik betaalde € 650,00 per maand en één maand € 400,00.
Verbalisant [naam] , verklaart (pagina 15): Op 20 mei 2016 werd [verdachte] aangehouden. De verdachte was met het voertuig merk IVECO voorzien van het [kenteken 2] . De verdachte bleek een horloge van het merk Rolex om te hebben en had een geldbedrag van € 1696 bij zich. Het bovengenoemde horloge bleek na controle een originele Rolex te zijn met een waarde van ongeveer € 10.000.
Op 20 mei 2016 werd een doorzoeking verricht (pagina 663ev) in en bij de woning van de [medeverdachte] te [plaats] . Tijdens deze doorzoeking werd in een aan verdachte toebehorende personenauto, Mercedes [type] , in beslag genomen papiergeld in verschillende coupures: € 10.705, eveneens toebehorende aan verdachte.
Op 20 mei 2016 werd bij een doorzoeking (pagina 232ev) in de woning van de [verdachte] te [plaats] aangetroffen een tasje met geld 1382 Euro en een geladen vuurwapen Kaliber 12 (Riotgun) en munitie Browning 9 mm.
Verbalisant [naam] , verklaart (Proces-verbaalnummer : PL0100-2016054848-57): Na onderzoek van de aangetroffen goederen is het volgende naar voren gekomen. Het betreft een vuurwapen (enkelloops hagelgeweer). Bijzonderheden: Pumpaction. Het inbeslaggenomen voorwerp is een geweer geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op liet teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie. Derhalve is dit geweer een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de WWM. Het voormelde vuurwapen werd aangeleverd met drie hagelpatronen van het kaliber 12 merk: RWS/ Geco Rottweil. Deze hagelpatronen zijn geschikt om projectielen met een (voormeld) vuurwapen te verschieten. Derhalve zijn deze hagelpatronen munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de WWM. Het voorhanden hebben van het voormelde vuurwapen en munitie is een misdrijf als bedoeld in artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 1 en 3 onder a van de Wet wapens en munitie.
Verbalisant [naam] verklaart (pagina 26): Uit de verhoren van [persoon 1] en [verdachte] is gebleken dat [verdachte] handelt in metalen. Ten tijde van de zoekingen zijn diverse bonnen/nota’s aangetroffen met betrekking tot de inkoop en verkoop van deze metalen. Uit onderzoek naar deze bonnen is gebleken dat het bedrijfseconomisch het niet rendabel is om metalen (schroot) uit België te halen en deze te verkopen in Nederland.
Door het ICOV( Infobox crimineel en onverklaarbaar vermogen) zijn gegevens uitgeleverd (pagina 40ev) van [verdachte] . [verdachte] heeft geen noemenswaardig geregistreerd inkomen/vermogen.
2. Verdachte heeft ter terechtzitting van 04 november 2016 verklaard -zakelijk
weergegeven-: Ik ben meermalen met iemand meegereden naar [pleegplaats 1] . Ik ben daar ook binnen geweest. Ik weet dat daar een hennepkwekerij was. Ik heb [naam getuige 1/ medeverdachte 1] een enkele keer gezien. Ik kwam al lang bij [naam getuige 2/ medeverdachte 2] in België. Hij vroeg of ik hennep kon meenemen uit Nederland. Dat heb ik meermalen gedaan. Het klopt dat ik het vuurwapen voorhanden heb gehad.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 4, en 5 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2016, in de gemeente Eemsmond,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt
en vervoerd een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II;
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot 20 mei 2016 in Nederland, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht in de zin van artikel 1 van de Opiumwet een hoeveelheid hennep, zijnde hennep telkens een middel in
de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2016 in Nederland, telkens van voorwerpen, te weten geldbedragen, de herkomst heeft verhuld,
terwijl verdachte telkens wist dat de genoemde voorwerpen -onmiddellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij op 20 mei 2016 te [pleegplaats 2] , gemeente Coevorden, een wapen van categorie III, te weten een riot gun, en munitie van categorie III, te weten een of meer patronen, voorhanden heeft gehad.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1) medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
onder 2) opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
onder 4) witwassen, meermalen gepleegd;
onder 5) Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 4, 5 en 6 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voort de duur van 2 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft zij verbeurdverklaring gevorderd van de inbeslaggenomen geldbedragen en een bestel- en een personenauto.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de door hem bepleite vrijspraken. De raadsman heeft tevens aangevoerd dat indien voorwerpen worden verbeurdverklaring hiermee rekening dient te worden gehouden in de ontnemingsprocedure.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich -tezamen en in vereniging met een ander- schuldig gemaakt aan de exploitatie van een hennepkwekerij in [pleegplaats 1] . Daarnaast heeft verdachte hennep naar België uitgevoerd en heeft hij ontvangen geld uit drugsverkoop witgewassen. Tevens heeft verdachte een geladen riotgun met munitie voorhanden gehad.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten in hoge mate aan nu de uit hennepplanten te verkrijgen stof bij gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar daarnaast direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit en overlast. Verdachte heeft vervolgens zijn uit drugshandel verkregen inkomsten witgewassen. Dit witwassen van crimineel vermogen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het normale financiële verkeer aan. Tevens heeft verdachte een doorgeladen riotgun (met munitie) voorhanden gehad, het op deze wijze voorhanden hebben van een dergelijk wapen is levensgevaarlijk en daarnaast voor bedreiging en afdreiging geschikt. Dergelijke wapens dienen ter bescherming van de algemene veiligheid uit de maatschappij te worden geweerd. Daarbij komt dat blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie verdachte eerder is veroordeeld terzake van overtreding van de Wet wapens en munitie en recent (2016) terzake van overtreding van de Opiumwet.
Vanwege voormelde ernst van de bewezen verklaarde delicten en genoemde omstandigheden - en aansluiting zoekend bij oriëntatiepunten voor de straftoemeting - is de rechtbank van oordeel, dat aan de verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 18 maanden.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten drie geldbedragen en een personenauto, Mercedes Benz, vatbaar voor de bijkomende straf van verbeurdverklaring, nu deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en respectievelijk met betrekking tot feit 4 zijn begaan (witwassen geldbedragen) en met behulp waarvan de feiten 1 en 2 zijn begaan (vervoer hennep).

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 47, 57, 63, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1, 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 en 6 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- geldbedragen van € 1696,35, € 10705,00 en € 1382,00
- een personenauto, Mercedes Benz, [kenteken 1]
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- een bestelbus, Iveco, [kenteken 2]
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
mr. M.A.A. van Capelle en mr. M. van der Veen, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2016.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.