ECLI:NL:RBNNE:2016:5123

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
18-930225-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen gepleegd door een 26-jarige verdachte met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 november 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 15-jarig meisje. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op of omstreeks 30 oktober 2015 in de gemeente Hengelo ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte werd ook beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank achtte de seksuele handelingen wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van verklaringen van de minderjarige en de bevindingen van de politie. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank vond de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig en authentiek. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een derde ten laste gelegd feit, namelijk de vernieling van een mediazuil, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 186 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een behandelverplichting. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die enigszins verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en met de ernst van de feiten. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van minderjarigen voorop staat en dat de verdachte door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij, de politie, werd niet ontvankelijk verklaard, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen werd geacht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930225-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 november 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is, na verwijzing door meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel d.d. 24 juni 2016, gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 04 november 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.M.P.M. Lousberg, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.Y. Huang.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2015 in de gemeente Hengelo (0), in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2000,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer] , te weten het duwen/brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot
en met 29 oktober 2015 in de gemeente Hengelo (0), althans in Nederland,
(telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2000, die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen, althans éénmaal, duwen/brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
3.
hij op of omstreeks 01 november 2015 in de gemeente Hengelo (0) opzettelijk en wederrechtelijk (de glasplaat van) een mediazuil, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de politie Oost Nederland, District Twente, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de tenlastegelegde seksuele handelingen (feiten 1 en 2) wettig en overtuigend zijn te bewijzen op basis van de bevindingen van de verbalisanten, de verklaring van de minderjarige ter plaatse en tijdens het informatieve gesprek, de aangetroffen spermavloeistof in de auto en de relatiegerelateerde What'sapp-berichtjes. Daarnaast acht de officier van justitie de seksuele handelingen ontuchtig mede gelet op het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en de minderjarige.
Tevens acht de officier van justitie op basis van de aangifte, de prints en de bekennende verklaring van verdachte feit 3, de vernieling van een mediazuil van de politie, bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat ten aanzien van feit 1 onvoldoende (overtuigend) bewijs aanwezig, nu de verbalisanten per plaatse de ontuchtige handelingen niet hebben waargenomen, verdachte het feit ontkent en de betrokken minderjarige wisselende en derhalve onbetrouwbare verklaringen heeft afgelegd. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat weliswaar eenmaal seksueel binnendringen van een 15 jarige kan worden bewezen, maar dat er geen sprake is van een ontuchtige handeling. Weliswaar bestond er een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en de betrokken minderjarige, maar de sociaal-ethische norm is niet geschonden. Er bestond een affectieve relatie tussen beiden. Alle omstandigheden in onderling samenhang bezien dient het handelen van verdachte als verontschuldigbaar aangemerkt te worden, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en daarbij opgemerkt dat met de (psychische) omstandigheden van verdachte rekening gehouden dient ter worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hierbij dat zij ten aanzien van feit 1 voor het bewijs bezigt de bevindingen van verbalisanten bij het aantreffen van verdachte en de minderjarige in de auto. Daarnaast acht de rechtbank de ter plekke en de tijdens het informatieve gesprek afgelegde verklaringen van de minderjarige dat er geslachtsverkeer in de auto heeft plaatsgevonden authentiek en geloofwaardig en derhalve betrouwbaar. Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank de verklaring tijdens het informatieve gesprek van de minderjarige betrouwbaar dat verdachte meerdere malen haar lichaam is binnengedrongen. Daarnaast heeft verdachte eenmalig seksueel binnendringen bekend.
Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld is de rechtbank van oordeel dat deze seksuele handelingen als ontuchtig aangemerkt dienen te worden, nu deze in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Verdachte was destijds 26 jaar oud en de minderjarige 15 jaar, hetgeen een groot leeftijdsverschil is.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 3, nu zij dit feit niet wettig en overtuigend bewezen acht. In de tenlastelegging staat vermeld dat het feit in de gemeente Hengelo (O) is gepleegd, terwijl uit de stukken blijkt dat de vernieling van de mediazuil in het arrestantencomplex te en in de gemeente Borne heeft plaatsgevonden.
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 1 en 2 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Eenheid Oost-Nederland, registratienummer: PL0600-2015529850,
- inhoudende op pagina 10 en volgende als verklaring van de verbalisanten [naam verbalisanten] : Op 30 oktober 2015 kregen wij opdracht te gaan naar [pleegplaats] . Er waren meerdere meldingen in verband met seks in een blauwe Audi [type] . Op het moment dat wij het voertuig belichten zien wij dat er een persoon op de bijrijdersstoel van deze blauwe Audi zit. Wij zien dat deze persoon voorzichtig op de bestuurdersstoel klimt met het gezicht in onze richting. Wij zien dat deze persoon met zijn middel richting het stuur van zijn voertuig beweegt “ alsof hij zijn broek op trekt”. Hierop ben ik [verbalisant 1] naar de bestuurder van de voornoemde blauwe Audi gelopen. De bestuurder bleek [verdachte] te zijn. Ik hoorde de man zeggen: “Ik was aan het stoeien met haar”. Ik, [verbalisant 2] ben naar de bijrijderskant van de blauwe Audi gelopen. Ik zag een donker gekleurd jong meisje op de bijrijdersstoel van deze auto zat. Ik zag dat de bijrijdersstoel van de blauwe Audi nagenoeg plat lag. Ik zag dat het meisje liggend in de bijrijderstoel bewegingen maakte alsof ze haar broek om hoog trok. Het meisje bleek [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2000, te zijn. Vervolgens vroeg ik [slachtoffer] of ze de jongen met wie ze zojuist in de auto had gezeten kent. Ik hoorde haar zeggen dat het haar vriend [verdachte] was. Vervolgens vroeg ik, [verbalisant 2] [slachtoffer] wat ze in de auto aan het doen waren? Ik hoorde haar antwoorden: ”Ja dat snap jij toch ook wel”. Ik hoorde dat [slachtoffer] een paar keer, Hi Hi zei. Hierop heb ik, [verbalisant 2] [slachtoffer] aangekeken en gevraagd: ”Heb je gemeenschap met [verdachte] gehad”. Ik hoorde dat [slachtoffer] hierop antwoordde: “Ja, Hi Hi”
- inhoudende op pagina 36 als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] tijdens het informatief gesprek met [slachtoffer] op 30 oktober 2015 vertelde [slachtoffer] dat zij sinds 11 augustus 2015 een relatie heeft met [verdachte]. Zij vertelde dat zij meerdere keren seks met hem heeft gehad. Vandaag op 30 oktober 2015 heeft zij met [verdachte] via de Whats-app afgesproken om elkaar te ontmoeten. In de auto hebben ze geslachtsgemeenschap met elkaar gehad. Op een gegeven moment kwam de politie. [slachtoffer] vertelde dat zij toen zij uit de auto was gestapt haar broek naar boven had getrokken. [verdachte] is op de hoogte dat zij nog geen 16 jaar is.
2. verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij begin juli 2015 seks het [slachtoffer] heeft gehad.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 oktober 2015 in de gemeente Hengelo (0), met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2000, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer];
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2015 tot en met 29 oktober 2015 in Nederland,
telkens met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2000, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het meermalen, brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer].
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
1. met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
2. met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 08 januari 2016, opgemaakt door E. van der vorst, MSc, GZ-psycholoog i.o., onder supervisie van drs. F. Jonker, GZ-psycholoog.
Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van ADHD van het gecombineerde type, cannabismisbruik en PTSS. De gebrekkige ontwikkeling bestaat uit borderline persoonlijkheidstrekken, waarbij het diagnosticeren van een borderline persoonlijkheidsstoornis momenteel wordt uitgesteld. Bovendien is er een sterk disharmonisch intelligentieprofiel (van zwakbegaafd tot zeer hoog niveau) en heeft de vroege traumatisering gemaakt dat de emotionele ontwikkeling achterblijft bij de leeftijd. Er wordt geadviseerd, met gebruikmaking van vijf-puntsschaal, verdachte te beschouwen als hooguit enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in enigszins verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 186 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling bij Transfore, een contactverbod met [slachtoffer] voor zover de reclassering dat noodzakelijk acht. Tevens vordert zij dat wordt bevolen dat de te stellen voorwaarden dadelijk uitvoer zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft -voor zover er een veroordeling mocht volgen- gepleit voor toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, danwel oplegging van een geheel voorwaardelijke straf of een straf gelijk aan het voorarrest. De raadsvrouw heeft daarnaast aangeven dat dat verdachte bereid is zich te laten behandelen voor zijn trauma's in het kader van een verplicht hulpverleningstraject.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meermalen geslachtsgemeenschap gehad met een minderjarige meisje dat destijds 15 jaren oud was. Verdachte was toen 26 jaar. De wetgever heeft er voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen, ter bescherming van jeugdigen, omdat zij de gevolgen van dergelijke handelingen nog niet kunnen overzien. Verdachte -die significant ouder was dan het minderjarig meisje- heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de minderjarige. Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik nadelige psychische gevolgen van langere duur met zich mee kan brengen. De rechtbank rekent verdachte deze feiten in hoge mate aan.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de inhoud van het uittreksel uit justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder terzake van soortgelijke feiten is veroordeeld, de reclasseringsrapportage en de rapportage van eerdergenoemde psychologen, waaruit blijkt dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht en waarbij wordt geadviseerd dat verdachte ambulant wordt behandeld bij Transfore te [plaats].
Vanwege voormelde ernst van de bewezen verklaarde delicten en de genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, dient te worden opgelegd. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht onder meer inhoudende een meldplicht en een ambulante behandeling bij Transfore te [plaats] worden verbonden.
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, geen contactverbod met [slachtoffer] opleggen, nu een dergelijk verbod -gelet op de huidige leeftijd van deze [slachtoffer] (16 jaren) - niet nodig is ter voorkoming van een zelfde soort delict met [slachtoffer].

Benadeelde partij

Politie eenheid Oost-Nederland heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij, behoudens de gevorderde BTW, vermeerderd met de wettelijke rente, wordt toegewezen. Het meer gevorderde deel van de vordering dient niet ontvankelijk te worden verklaard. Tevens dient de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht het schadebedrag te matigen, nu de geconstateerde schade niet in verhouding staat met de gevorderde kosten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 186 dagen.

Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 80 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Veroordeelde moet zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde periode (blijven) melden zo frequent als deze instelling gedurende deze periode nodig acht.
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen/begeleiden bij forensisch psychiatrische polikliniek ‘Transfore” of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Het op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de benadeelde partij Politie eenheid Oost-Nederland niet ontvankelijk is in haar vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter,
mr. H.H.A. Fransen en mr. M. van der Veen, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2016.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.