ECLI:NL:RBNNE:2016:5125

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
18-950047-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt, witwassen en wapenbezit met verbeurdverklaring van geldbedrag

Op 18 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt, witwassen van geld en het voorhanden hebben van een pistool. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, omdat er voldoende verdenking bestond. De verdachte werd bijgestaan door mr. H.F. van Kregten, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke. De tenlastelegging omvatte onder andere het telen van meer dan 30 gram hennep en het witwassen van geldbedragen die afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten 1, 4 en 5, maar sprak hem vrij van de overige tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op en verklaarde een in beslag genomen geldbedrag van € 14.830,00 verbeurd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de impact van drugshandel op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/950047-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 november 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 04 november 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.F. van Kregten, advocaat te Waddinxveen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2016, in de gemeente Eemsmond,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelijk, in de uitoefening van een beroep of
bedrijf (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig
heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
(telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld
in de bij deze wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdfstip, in of omstreeks
de periode van 1 januari 2016 tot 20 mei 2016 in Nederland tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht in de zin van artikel 1
van de Opiumwet een hoeveelheid hennep, zijnde hennep (telkens) een middel in
de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet;
3.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2016 te [pleegplaats] , gemeente
Eemsmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten
dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, (telkens) waarbij verdachte en/of zijn
mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik
hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse
sleutel;
4.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2016, in de gemeente(n)
Eemsmond en/of Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, (telkens)
- A.
van een of meer voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen, een of meer horloges, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel
- B.
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op de/het onder A genoemde voorwerp(en) was/waren en/of
- C. heeft verborgen en/of verhuld wie de/het onder A genoemde voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- D. de/het onder A genoemde voorwerp(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte en/of die mededader(s) (telkens) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat de/het onder A genoemde voorwerp(en)
-onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
hij op of omstreeks 20 mei 2016 te en in de gemeente Emmen een wapen van categorie III, te weten een pistool, en/of munitie van categorie III, te eten een of meer patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit observaties, baken- en telefoontapgegevens, het aantreffen van geoogste hennepplanten in [pleegplaats] en de verklaring van de getuige [getuige/ medeverdachte 1] voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander een hennepkwekerij in werking heeft gehad (feit 1). De officier van justitie heeft vrijspraak voor het brengen van hennep buiten het grondgebied van Nederland gevorderd (feit 2), nu zij dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De officier van justitie heeft tevens vrijspraak voor feit 3 gevorderd, nu voor dit feit geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. De officier van justitie acht het onder 4 ten laste gelegde witwassen bewezen, nu bij verdachte een grote som contant geld is aangetroffen, terwijl verdachte geen bron van inkomsten heeft. Ten slotte acht de officier van justitie feit 4 bewezen, nu het wapen bij de doorzoeking bij verdachte is aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor alle tenlastegelegde feiten. Verdachte ontkent dat hij zich als (mede)pleger heeft schuldig gemaakt aan feit 1, nu hij niet betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in [pleegplaats] . Daarnaast ontkent verdachte (voorwaardelijk) opzet te hebben gehad op het buiten Nederland brengen van hennep (feit 2). Tevens is er geen bewijs van diefstal van elektriciteit in het dossier aanwezig (feit 3). De raadsman acht primair het witwassen van geld (feit 4) en het voorhanden hebben van een wapen (feit 5) eveneens niet te bewijzen, nu er onvoldoende verdenking bestond voor een binnentreding en doorzoeking van het pand [adres] en de doorzoeking derhalve onrechtmatig was. Dientengevolge dient het aangetroffen geldbedrag en het aangetroffen wapen voor het bewijs te worden uitgesloten. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van feit 4 aangevoerd dat de herkomst van het aangetroffen geld kan worden verklaard, zijnde legaal spaargeld en legale inkomsten uit door verdachte verrichte werkzaamheden en dat daardoor vrijspraak dient te volgen. Subsidiair heeft hij ten aanzien van feit 5 betoogd, mocht de doorzoeking rechtmatig zijn, dat het voorhanden hebben van het wapen kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat de rol van verdachte terzake van feit 2 niet als pleger of medepleger van het (opzettelijk) buiten het grondgebied van Nederland van hennep kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt dat terzake van diefstal van elektriciteit (feit 3) geen bewijs in het dossier aanwezig is, te meer nu namens Enexis is medegedeeld dat er geen elektriciteit is weggenomen.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt hierbij dat op grond van de observaties, baken- en telefoontapgegevens, het aantreffen van een geoogste hennepkwekerij in [pleegplaats] en de verklaring van [getuige/ medeverdachte 1] wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] een hennepkwekerij in werking heeft gehad (feit 1).
De rechtbank kan zich niet in de zienswijze van de raadsman vinden dat het bij de doorzoeking op het adres [adres] aangetroffen geld en het wapen niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd, nu uit het opsporingsonderzoek is gebleken dat verdachte op dat adres zijn verblijfplaats had en er voldoende verdenking tegen hem bestond. De doorzoeking was derhalve rechtmatig. Tevens acht de rechtbank bewezen dat verdachte geldbedragen heeft witgewassen (feit 4) door de herkomst ervan te verbergen en te verhullen. Hij heeft dat geld immers verborgen gehouden op een plek (onder de koelkast) die zeer ongebruikelijk is voor het opbergen van geld. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat hij bewust de herkomst van het geld (hennephandel) aan het zicht van de buitenwereld heeft willen onttrekken. De rechtbank acht bewezen dat verdachte uit de verkoop van hennep (onder andere geoogst in [pleegplaats] ) illegaal inkomsten heeft genoten. Daarbij komt dat bij verdachte gedroogde henneptoppen zijn aangetroffen. De verklaring van verdachte dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig is van spaargeld en van inkomsten uit arbeid acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op de relatieve grote hoeveelheid aangetroffen geld, terwijl van geregistreerde verifieerbare legale inkomsten en legaal vermogen niet is gebleken. Het kan volgens de rechtbank dan ook niet anders zijn dat verdachte geldbedragen heeft witgewassen. Tenslotte acht de rechtbank feit 5, het voor handen hebben van een wapen en munitie, bewezen, hetgeen door verdachte ook wordt bekend.
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, onderzoeksnummer: NN3R016016-RUMIL, houdt onder meer -zakelijk weergegeven- in:
- Uit een door een observatieteam uitgevoerde observatie (pagina 157ev) van verdachten [verdachte] en [medeverdachte] werd op 25 maart 2016, vanaf 14.05 uur, vastgesteld dat zij zich samen verplaatsten in het voertuig van [medeverdachte] , een witte Mercedes [type] [kenteken] . [verdachte] en [medeverdachte] reden samen naar [pleegplaats] . Hier werd gezien dat:
- zij samen uit de auto gingen en een pand en/of schuur bezochten aan de [straat 1] en/of
[straat 2] in [pleegplaats] . Na ongeveer 30 minuten reden [verdachte] en [medeverdachte] weer terug.
Uit een door een observatieteam uitgevoerde observatie (pagina 161) van [verdachte] en [medeverdachte] werd op 29 april 2016, vanaf 09.25 uur, vastgesteld dat:
- zij zich verplaatsen in het voertuig voorzien van het [kenteken] , Mercedes-Benz, [type] Dat beiden verdachten met dit voertuig bij de [straat 1] te [pleegplaats] aankomen en
het betreffende pand betraden. [medeverdachte] had hierbij een tas in zijn handen.
Uit een door een observatieteam uitgevoerde observatie (pagina 175) van [verdachte] en [medeverdachte] werd op 13 mei 2016, vanaf 09.15 uur, vastgesteld dat:
- zij met de Mercedes naar [pleegplaats] te rijden.
- de Mercedes werd geparkeerd en dat [verdachte] met een tas naar de achterzijde van het pand
[straat 1] liep.
- [medeverdachte] met diverse spullen, onder andere een container, naar de achterzijde van het pand [straat 1] liep.
- [verdachte] het pand [straat 1] aan de voorzijde binnenging.
- [medeverdachte] het pand [straat 1] naar binnen liep.
- de bewoner van het pand geld in zijn handen had en dit in zijn portemonnee deed.
[verbalisant 1] verklaart (pagina 26): In de periode 20 april 2016 tot 21 mei 2016 werd het voertuig, Mercedes [kenteken] , in gebruik bij [medeverdachte] , voorzien van een plaats bepalend baken. Er is onder gebleken dat betreffend voertuig in ieder geval op 24 april, 2, 6,13 en 18 mei 2016 in [pleegplaats] is geweest.
[verbalisant 1] , verklaart (pag 11): Uit de tap op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] [verdachte] blijkt dat er telefonisch contact is met het [telefoonnummer 2] Uit onderzoek blijkt dat de gebruiker van dit nummer is genaamd [getuige/ medeverdachte 1] , wonende te [pleegplaats] , [straat 1] .
Uit telecommunicatie (pagina 617ev) gevoerd door verdachte [verdachte] met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [getuige/ medeverdachte 1] , blijkt dat:
- [verdachte] afspraken maakte met [getuige/ medeverdachte 1] om langs te komen,
- [verdachte] overlegde met [getuige/ medeverdachte 1] wanneer hij geld kreeg,
- [verdachte] vroeg aan [getuige/ medeverdachte 1] om de visjes (hennep) te draaien.
Ook blijkt uit het telecommunicatie onderzoek, dat na een gemaakte afspraak, de telefoons van [verdachte] en van [medeverdachte] zich beide naar de [straat 1] te [pleegplaats] verplaatsen.
Op 20 mei 2016 werd een doorzoeking verricht (pagina 852ev) in de woning van de verdachte [getuige/ medeverdachte 1] aan [straat 1] te [pleegplaats] . Ten tijde van de zoeking in de woning werd een reeds geoogste hennepkwekerij aangetroffen. Bij deze ontruiming is in totaal 3283 gram hennep in beslag genomen.
[getuige/ medeverdachte 1] heeft verklaard (pagina 890ev): Ik woon aan de [straat 1] te [pleegplaats] . Deze woning is van mij. Het geld dat ik bij me had heb ik gekregen van de jongens voor de eerste oogst. Die jongens heten [verdachte] die andere naam weet ik niet. Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 2] . U toont mij een foto van [verdachte] , ik ken hem als [verdachte] . Hij komt uit [land] en woont in [plaats] . [verdachte] is vorige week bij mij geweest, hij kwam die rommel keren wat lag te drogen. Ik bedoel de wiet in de droognetten. Voordat hij bij mij komt belt hij me altijd op. Hij komt altijd samen met een andere jongen in een witte Mercedes. Die Mercedes is van die andere jongen, die reed altijd. Ze kwamen 1 á 2 keer per week. Dan gaven ze water en voeding. Er stonden ongeveer 115 planten. Ongeveer 15 weken geleden hebben ze voor het eerst planten op zolder gezet. [verdachte] had dit aan mij gevraagd. [verdachte] heeft de kwekerij van [persoon] overgenomen. Ze hebben er nieuw spul ingezet. U leest mij enkele telefoongesprekken voor. Dat zijn gesprekken tussen mij en [verdachte] . Ik kreeg ongeveer 200 Euro voor het gebruik van mijn zolder. Ik kreeg dit geld van [verdachte] . Ik kreeg dit vorige week van hem in de woonkamer. Dit was de eerste keer dat ik geld van [verdachte] kreeg. De oogst was 6 weken geleden gebeurd. Ze verpakten de wiet in zwarte sealzakken, en dan deden ze dit in boodschappentassen. U leest nog een gesprek voor. Dit ging over wiet drogen. Ik heb twee keer voor hen de wiet omgedraaid, dat scheelde hun een rit uit [plaats] . Vorig week of een week daarvoor is de 2 oogst geweest. Dat deden ze met zijn tweeën. U laat mij een foto zien, dat kan de maat van [verdachte] wel zijn. Dat is de man van de witte Mercedes. Vorige keer hadden ze een grote spuit bij zich, dit was om een groener blad te krijgen.
Op 20 mei 2016 werd een doorzoeking verricht (pagina 663ev) in de woning van de [verdachte] aan [adres] te [plaats] . Tijdens deze doorzoeking werden de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen: een handvuurwapen, (gedroogde) hennep en papiergeld in verschillende coupures: € 14.830 in een voertuig werd papiergeld in verschillende coupures aangetroffen: € 10.705.
[verbalisant 2], verklaart (Proces-verbaalnummer : PL0100-2016054848-56): Als verdachte voor het voorhanden hebben van volgende voorwerpen wordt aangemerkt, [verdachte] Het voorwerp is een pistool, merk : Taurus, kaliber : 9 mm Para. Het voorwerp is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet wapens en munitie. De munitie betreft 22 en 49 centraalvuur kogelpatronen. De patronen zijn geschikt om een projectiel door middel van een vuurwapen af te schieten. Derhalve zijn de patronen munitie in de zin van artikel 1 lid 4 in verband met artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. Gezien het vorenstaande werd door de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehouden als bedoeld in artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 1 en lid 3 onder a van de Wet wapens en munitie.
Door het ICOV( Infobox crimineel en onverklaarbaar vermogen) zijn gegevens uitgeleverd (pagina 40ev) van verdachte.Verdachte heeft geen noemenswaardig geregistreerd inkomen/vermogen.
2. Verdachte heeft ter terechtzitting van 04 november 2016 verklaard -zakelijk
weergegeven-: [medeverdachte] ging wel met mij mee naar [getuige/ medeverdachte 1] in [pleegplaats]. Wij zijn er 5 of 6 keer geweest. Het aangetroffen wapen was van mij.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2016, in de gemeente Eemsmond,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt
en vervoerd een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II;
4.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 mei 2016, in Nederland, van voorwerpen, te weten geldbedragen, de herkomst heeft verborgen en verhuld,
terwijl verdachte telkens wist, dat genoemde voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij op 20 mei 2016 te en in de gemeente Emmen een wapen van categorie III, te weten een pistool, en munitie van categorie III, te weten patronen, voorhanden heeft gehad.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1) medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
onder 4) witwassen, meermalen gepleegd;
onder 5) Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft zij verbeurdverklaring gevorderd van een inbeslaggenomen geldbedrag.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit, indien er -ondanks de bepleite algehele vrijspraak- een veroordeling mocht volgen, tot oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke straf en een werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich -tezamen en in vereniging met een ander- schuldig gemaakt aan de exploitatie van een hennepkwekerij in [pleegplaats]. Daarnaast heeft verdachte ontvangen geld uit drugsverkoop witgewassen. Tevens heeft verdachte een pistool met munitie voorhanden gehad.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten in hoge mate aan nu de uit hennepplanten te verkrijgen stof bij gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar daarnaast direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit en overlast. Verdachte heeft vervolgens zijn uit drugshandel verkregen inkomsten witgewassen. Dit witwassen van crimineel vermogen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het normale financiële verkeer aan. Tevens heeft verdachte een doorgeladen pistool (met munitie) voorhanden gehad, het op deze wijze voorhanden hebben van een dergelijk wapen is levensgevaarlijk en daarnaast voor bedreiging en afdreiging geschikt. Dergelijke wapens dienen ter bescherming van de algemene veiligheid uit de maatschappij te worden geweerd. Daarbij komt dat blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie verdachte eerder is veroordeeld terzake van overtreding van de Opiumwet.
Vanwege voormelde ernst van de bewezen verklaarde delicten en genoemde omstandigheden - en aansluiting zoekend bij oriëntatiepunten voor de straftoemeting - is de rechtbank van oordeel, dat aan de verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 9 maanden.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen geldbedrag, groot € 14.830,00, vatbaar voor de bijkomende straf van verbeurdverklaring, nu dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met betrekking tot feit 4 is begaan (witwassen van geld).

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van € 14.830,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
mr. M.A.A. van Capelle en mr. M. van der Veen, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2016.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.