ECLI:NL:RBNNE:2016:5312

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
30 november 2016
Zaaknummer
C/17/150320/KG RK 16-341
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een kantonrechter wegens vermeende vooringenomenheid in een civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op 7 september 2016 uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking is ingediend door een verzoeker, die visueel gehandicapt is, tegen kantonrechter mr. J.E. Biesma. De verzoeker stelde dat hij door de afwijzing van zijn verzoek om een mondelinge behandeling in een civiele procedure, waarin hij eiser was, in zijn rechten werd benadeeld. Hij voerde aan dat deze afwijzing een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) inhield, omdat hij als blinde partij niet in staat was om zijn standpunt adequaat te verdedigen zonder mondelinge toelichting. De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek niet enkel gericht was tegen de motivering van de rechterlijke beslissing, maar ook op de onpartijdigheid van de rechter zelf. Na beoordeling van de argumenten van de verzoeker en de kantonrechter, heeft de wrakingskamer geoordeeld dat er geen sprake was van (schijn van) partijdigheid van mr. Biesma. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de onderliggende civiele zaak voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

LOCATIE LEEUWARDEN
WRAKINGSKAMER
Procedurenummer: C/17/150320/KG RK 16/341
Datum uitspraak: 7 september 2016
Uitspraak op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, inzake het door:
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. ing. W.T. van der Leij,
ingediende verzoek tot wraking van mr. J.E. Biesma, kantonrechter bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.

1.Procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft bij brief van 18 augustus 2916, ingekomen ter griffie op 19 augustus 2016, mr. J.E. Biesma gewraakt in de zaak met zaak-/rolnummer 5036880/ CV EXPL 16-5074. [verzoeker] heeft zijn wrakingsverzoek aangevuld bij brief van 20 augustus 2016, ingekomen ter griffie op 22 augustus 2016.
1.2.
Mr. Biesma heeft bij brief van 25 augustus 2016 te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
1.3.
De behandeling van het wrakingsverzoek tegen mr. Biesma heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2016 ter zitting van een meervoudige wrakingskamer van deze rechtbank, bestaande uit mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. J.C.G. Leijten en mr. L.G. Wijma, rechters.
[verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is mr. Biesma verschenen. De gemachtigde van [verzoeker] heeft het verzoek van zijn cliënt toegelicht aan de hand van een pleitnotitie.

2.Rechtsoverwegingen

2.1.
[verzoeker] is eiser in de civiele procedure tegen [naam] . De zaak is bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, bekend onder zaak-/rolnummer 5036880/ CV EXPL 16-5074. [verzoeker] heeft bij akte genomen ter rolzitting van 16 augustus 2016 verzocht om een mondelinge behandeling. Mr. Biesma heeft, als rolrechter, bij brief van
16 augustus 2016 dit verzoek afgewezen met de motivering dat [verzoeker] voldoende gelegenheid heeft gehad zijn standpunt duidelijk te maken. [verzoeker] is in diezelfde brief in de gelegenheid gesteld zich uit te laten omtrent de door [naam] ter zitting van 16 augustus 2016 bij conclusie van dupliek overgelegde producties. De zaak is daartoe verwezen naar de rolzitting van 30 augustus 2016.
2.2.
[verzoeker] is visueel gehandicapt.
2.3.
[verzoeker] legt - samengevat - het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag.
[verzoeker] stelt dat mr. Biesma hem als visueel gehandicapte de mogelijkheid ontneemt zijn standpunt in eigen woorden mondeling uiteen te zetten en toe te lichten. Daarmee is er sprake van schending van artikel 6 EVRM, nu [verzoeker] het recht van 'oral hearing' is ontnomen. Dit klemt te meer volgens [verzoeker] , omdat hij blind is en alleen mondeling in staat is zijn standpunt uiteen te zetten. Volgens [verzoeker] kan, indien een partij blind is, niet voorbij worden gegaan aan een verzoek om een mondelinge behandeling van de zaak omdat het voor een blinde partij onmogelijk is te procederen enkel op stukken. Mr. Biesma heeft de partij-ongelijkheid die bestaat tussen hem en de niet-visueel gehandicapte tegenpartij niet weggnomen. [verzoeker] acht de door mr. Biesma gegeven motivering voor de afwijzing van zijn verzoek om een mondelinge behandeling zodanig onbegrijpelijk dat dit een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat het oordeel van de rechter voortvloeit uit een vooringenomenheid jegens [verzoeker] . Voorts voert [verzoeker] aan dat mr. Biesma hem niet een redelijke termijn heeft gegund om te reageren op de door [naam] bij conclusie van dupliek overgelegde producties. Door het niet gunnen van een redelijke termijn voor het reageren op deze stukken (77 pagina's) door mr. Biesma, die bekend is met het feit dat [verzoeker] blind is, is er volgens [verzoeker] sprake van schijn van vooringenomenheid jegens hem.
2.4.
Mr. Biesma heeft aangegeven niet in het wrakingsverzoek te berusten. Mr. Biesma heeft primair aangevoerd dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, nu het wrakingsverzoek zich richt op (de motivering van) een rechterlijke beslissing. Voor het geval de wrakingskamer van oordeel is dat [verzoeker] wél ontvankelijk is in zijn verzoek, voert
mr. Biesma aan dat het procesdossier hem geen enkele aanwijzing gaf dat [verzoeker] , die een volledige procesvolmacht aan zijn gemachtigde heeft gegeven, zijn standpunten in de twee gehouden schriftelijke rondes niet voldoende uiteen heeft kunnen zetten. Tegelijk met de afwijzing van het verzoek om een mondelinge behandeling heeft hij, ambtshalve, [verzoeker] de gelegenheid geboden om nog te reageren op de producties die bij conclusie van dupliek waren ingediend, dit ondanks het feit dat deze producties [verzoeker] vrijwel allemaal bekend waren. De termijn van twee weken is niet door hem, maar door de griffie bepaald. Er is volgens mr. Biesma geen sprake van enige schijn van vooringenomenheid of partijdigheid, laat staan van het door de Hoge Raad geformuleerde criterium van 'een uitzonderlijke omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert' dat er sprake zou kunnen zijn van vooringenomenheid of partijdigheid.
2.5.
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Rv en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
2.6.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ten aanzien van onpartijdigheid wordt in de jurisprudentie onderscheid gemaakt tussen subjectieve en objectieve aspecten van onpartijdigheid. Bij de subjectieve aspecten gaat het om de persoonlijke instelling van de rechter. Hier geldt als criterium dat een rechter moet worden vermoed uit hoofde van zijn aanstelling onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende persoonlijk dan wel aangaande een standpunt in een zaak, een vooringenomenheid koestert. De vrees voor subjectieve partijdigheid van de rechter moet bovendien objectief gerechtvaardigd zijn.
2.7.
De wrakingskamer is van oordeel dat [verzoeker] ontvankelijk is in zijn verzoek, nu zijn verzoek zich niet uitsluitend richt tegen de (motivering van de) rechterlijke beslissing.
2.8.
Voorts is de wrakingskamer van oordeel dat er geen sprake is van enigerlei (schijn van) partijdigheid van mr. Biesma, zodat het wrakingsverzoek als ongegrond zal worden afgewezen. De wrakingskamer overweegt daartoe dat het nemen van een procesbeslissing, ook als die voor verzoeker negatief is en zelfs als die beslissing als onjuist zou moeten worden aangemerkt, op zichzelf onvoldoende grond oplevert voor wraking. Dat is slechts anders, als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing neemt die zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken. Naar aanleiding van de door [naam] genomen conclusie van antwoord heeft de kantonrechter geoordeeld dat de zaak niet geschikt is voor een persoonlijke verschijning van partijen. Deze beslissing is bij brief van 21 juni 2016 aan [verzoeker] meegedeeld. [verzoeker] heeft hier geen bezwaar tegen gemaakt, noch alsnog om een mondelinge behandeling van de zaak verzocht. Daarentegen heeft hij gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een conclusie van repliek te nemen, waarbij hij zich bij heeft laten staan door zijn gemachtigde. Vervolgens heeft [verzoeker] alsnog een verzoek ingediend voor een mondelinge behandeling van de zaak. Mr. Biesma heeft het door [verzoeker] gedane verzoek om een mondelinge behandeling te bepalen beoordeeld en afgewezen omdat hij van oordeel was dat [verzoeker] met de dagvaarding en het nemen van een conclusie van repliek voldoende gelegenheid had gehad zijn standpunt duidelijk te maken. Die beslissing impliceert niet dat mr. Biesma vooringenomenheid jegens [verzoeker] koestert, noch dat vrees voor partijdigheid bij andere door mr. Biesma nog te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is. De beslissing van mr. Biesma om [verzoeker] in de gelegenheid te stellen een akte uitlating producties te nemen binnen een termijn van twee weken is gebaseerd op het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton en impliceert naar het oordeel van de wrakingskamer evenmin dat mr. Biesma een vooringenomenheid jegens [verzoeker] koestert en/of dat de vrees voor partijdigheid gerechtvaardigd is. Dat [verzoeker] visueel gehandicapt is, maakt een en ander naar het oordeel van de wrakingskamer niet anders, te meer nu de gemachtigde van [verzoeker] desgevraagd heeft aangegeven dat de communicatie tussen hem en [verzoeker] voldoende was voor het opstellen van de ingediende processtukken.
2.9.
Het verzoek van [verzoeker] zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.
Beslissing
3.1.
wijst het verzoek van [verzoeker] af;
3.2.
bepaalt dat de procedure in de zaak met zaak-/rolnummer
5036880/ CV EXPL 16-5074 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3.3.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan partijen.
Deze uitspraak is vastgesteld en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 7 september 2016 door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. J.C.G. Leijten en mr. L.G. Wijma, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier.