1.9Bij de bestreden besluiten zijn de bezwaarschriften, met uitzondering van het bezwaarschrift van [eiser] , ongegrond verklaard. Het bezwaarschrift van [eiser] is niet-ontvankelijk verklaard.
2. De rechtbank stelt vast dat het beroep, dat is ingediend namens [eiser] , ter zitting is ingetrokken omdat wordt erkend dat verweerders het bezwaar terecht niet-ontvankelijk hebben verklaard.
3. Op grond van artikel 1, aanhef en onder g, Monumentenwet 1988 wordt verstaan onder beschermde stads- en dorpsgezichten: stads- en dorpsgezichten die door verweerders als zodanig ingevolge artikel 35 van deze wet zijn aangewezen, met ingang van de datum van publicatie van die aanwijzing in de Nederlandse Staatscourant.
Artikel 35, eerste lid, Monumentenwet 1988 bepaalt dat verweerders, gehoord de gemeenteraad, gedeputeerde staten en de Raad voor Cultuur, stads- en dorpsgezichten kunnen aanwijzen als beschermd stads- of dorpsgezicht en dat zij zodanige aanwijzingen kunnen intrekken.
Ingevolge artikel 35, vierde lid, Monumentenwet 1988 geschiedt de bekendmaking van een besluit tot aanwijzing of tot intrekking daarvan door plaatsing in de
Staatscourant. Van het besluit wordt mededeling gedaan in de daarvoor in aanmerking komende dag- of nieuwsbladen en aan de gemeenteraad, gedeputeerde staten en de Raad voor Cultuur.
Artikel 36, eerste lid, Monumentenwet 1988 bepaalt dat de gemeenteraad ter bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vaststelt als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (http://wetten.overheid.nl/BWBR0020449/geldigheidsdatum_08-10-2015). Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.
Artikel 36, tweede lid, Monumentenwet 1988 bepaalt dat bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (http://wetten.overheid.nl/BWBR0020449/geldigheidsdatum_08-10-2015), Onze minister gehoord, kan worden vastgesteld.
4. Het besluit van verweerders tot het aanwijzen van het betreffende gebied als beschermd dorpsgezicht betreft een verweerders toekomende discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat verweerders een grote mate van beleidsvrijheid toekomt en de rechtbank zich in dat licht bezien terughoudend dient op te stellen bij de beoordeling van het bestreden besluit.
5. Verweerders hebben zich bij het nemen van hun besluit gebaseerd op adviezen van de gemeenteraad van het Bildt, het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân en de Raad voor Cultuur. Volgens de toelichting bij het primaire besluit wordt de karakteristiek van het gebied met name bepaald door de openheid van het landschap, waarin de bebouwing met name is geconcentreerd langs de dijken. De dijken zijn van belang in verband met hun profiel: de vaart aan de zuidkant met daarover bruggetjes naar de boerderijen en langs de noordkant van de dijk arbeiderswoningen. De schaal en de plaatsing van de bebouwing op korte afstand van de weg zijn in dit gebied essentieel. De spreiding van de dijkwoningen in linten langs de dijk is kenmerkend voor het gebied. Hierbij horen ook de open delen in de linten die in relatie staan tot de achterliggende boerderijen en die belangrijke doorzichten vormen naar het achterliggende open landschap. Belangrijk zijn ook de hoogteverschillen tussen de dijken en de aangrenzende polders. Hoewel de bebouwing zich voornamelijk concentreert langs de dijken, staat er verspreid in de polder een aantal individuele boerderijen die door doodlopende weggetjes verbonden zijn met beide Bildtdijken. Verder zijn voor het tussenliggende landaanwinningsgebied de openheid en weidsheid alsmede de rechthoekige verkavelingsstructuur en de infrastructuur die daarop aansluit karakteristiek.
De bijzondere waarden van het gebied worden ontleend aan de herkenbaarheid als waterstaatskundig en landaanwinningsgebied langs de zee. Vanwege de aanwezigheid van de twee dijklinten, het tussenliggende landelijk gebied en een landelijke zone ten zuiden en noorden van het dijklint zijn de opeenvolgende stadia van de inpoldering van de laatste fase van de Middelzee als samenhangende landschappelijke en stedenbouwkundige structuur gedefinieerd. Verder weerspiegelt de ruimtelijke structuur van de dijken de sociale verhoudingen die vanaf de 17e eeuw waren ontstaan.
Blijkens het besluit is daarbij afgeweken van het advies van de gemeenteraad van het Bildt. Daaraan is ten grondslag gelegd dat volgens verweerders de bijzondere cultuurhistorische waarden van het gebied een landelijke erkenning als aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht rechtvaardigen. Voorts heeft de status als gevolg dat er een extra afwegingskader op gemeentelijk niveau plaatsvindt. Volgens verweerders is het doel van de aanwijzing niet het bevriezen van de huidige situatie. De huidige bestemmingsplannen voldoen aan het beschermingsvereiste en houden voldoende rekening met de cultuurhistorische waarden zodat geen sprake is van belemmeringen. Verder is van belang geacht dat de status de kans op subsidies vergroot.
6. Eisers hebben gesteld dat verweerders niet bevoegd zijn een gebied met een omvang zoals het onderhavige aan te wijzen. Eisers menen dat de bevoegdheid tot het aanwijzen van gebieden als beschermde dorpsgezichten gelet op de Monumentenwet betrekking heeft op gebieden met een kleinere omvang. Eisers hebben hiertoe verwezen naar de Memorie van Toelichting bij de Monumentenwet 1988. De rechtbank kan eisers niet volgen in hun standpunt. Naar het oordeel van de rechtbank is de tekst van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 duidelijk en zijn hierin geen beperkingen opgenomen ten aanzien van de omvang van het aan te wijzen gebied. Nu de tekst van de wet duidelijk is kan de Memorie van Toelichting daaraan niet afdoen. Dat voor de wijziging van de wet in 1988 deze bevoegdheid met name betrekking had op kleine gebieden en historische kernen maakt het voorgaande niet anders. In dat verband is ter zitting namens verweerder betoogd dat de wet gewijzigd is om ook de structuur en de ontwikkeling van een gebied en het verhaal achter een gebied te kunnen beschermen.
7. Anders dan eisers menen is het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank niet genomen in strijd met het vertrouwensbeginsel. Dat vertrouwen zou zijn gewekt omdat de gemeenteraad meerdere malen negatief heeft geadviseerd over de aanwijzing kan de rechtbank niet volgen. Daarvoor is van belang dat de gemeenteraad slechts een adviserende rol heeft en niet bevoegd is tot het nemen van het aanwijzingsbesluit. Verweerders zijn omtrent het nemen van het aanwijzingsbesluit beslissingsbevoegd en daarbij niet gehouden om het advies van de gemeenteraad op te volgen. Daarbij hebben Gedeputeerde Staten en de Raad voor Cultuur wel positief geadviseerd. Aan het negatieve advies van de gemeenteraad hebben eisers derhalve geen gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen.